ECLI:NL:TDIVTC:2023:30 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/10

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2023:30
Datum uitspraak: 26-05-2023
Datum publicatie: 04-08-2023
Zaaknummer(s): 2022/10
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Dierenarts treft het verwijt dat er na afloop van een door haar bij een kat uitgevoerde operatie onvoldoende nazorg is verleend, waardoor er tijdens de recovery verwondingen aan de huid hebben kunnen ontstaan. Gegrond zonder oplegging van een maatregel.

X,       klaagster,

tegen
 

Y,        beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. Bij de mondelinge behandeling van de zaak waren partijen aanwezig. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt, in hoofdzaak, verweten dat er na afloop van een door haar uitgevoerde operatie bij de kat van klaagster onvoldoende nazorg is verleend, waardoor er verwondingen aan de huid hebben kunnen ontstaan en de kat onnodig pijn heeft geleden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, een Maine Coon, met de naam R.

3.2. Op 18 januari 2022 heeft beklaagde bij de kat onder narcose een gebitsbehandeling en een castratie uitgevoerd. Tijdens en na de operatie heeft de kat op een warmtemat gelegen. Beklaagde heeft in de stukken meer algemeen naar voren gebracht dat tijdens de recovery hiernaast regelmatig ook gebruik wordt gemaakt van een warmtelamp of een warmtekruik, maar dat zij niet met zekerheid kan aangeven of in dit geval tijdens de recovery ook andere warmtebronnen zijn gehanteerd. De kat is dezelfde dag door klaagster opgehaald en er is een afspraak gemaakt voor een controleconsult.

3.3. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat enkele dagen na de operatie haaruitval optrad en er (gladde) plekken zichtbaar werden op de rug/zijflank van de kat.

3.4. Op 25 januari 2022 is klaagster met de kat bij beklaagde op controle geweest. Beklaagde heeft geconstateerd dat er op de huid van de rug c.q. zijflank van de kat over een lengte van 10 tot 15 centimeter dikke korsten aanwezig waren. Beklaagde heeft toegelicht dat zij geen eenduidig antwoord heeft kunnen geven op de vraag van klaagster naar de oorzaak van de verwondingen, maar dat deze mogelijk tijdens de recovery zijn ontstaan door warmte of druk. Beklaagde heeft klaagster met betrekking tot de korsten geadviseerd af te wachten totdat deze vanzelf los zouden laten en ter behandeling van het daarna nog resterende huidletsel Dermiel wondzalf voorgeschreven. Verder is besloten de na de operatie reeds voorgeschreven antibioticumkuur en de toediening van een NSAID voort te zetten, gelet op het nog onrustige gebit van de kat alsook in verband met het huidletsel. Afgesproken werd dat klaagster op 8 februari 2022 weer met de kat op controle zou komen. Dit consult is echter wegens ziekte van klaagster op 3 februari 2022 telefonisch afgezegd. Tijdens dit telefoongesprek heeft klaagster blijkens de patiëntenkaart aangegeven dat het op dat moment goed ging met de kat en dat zij contact zou opnemen voor het maken van een nieuwe afspraak.

3.5. Op 6 februari 2022 heeft klaagster een e-mailbericht naar de praktijk verzonden waarin zij heeft geschreven:

“Goedendag ik heb best een probleem, R. is geopereerd aan zijn gebit en later bleek dat hij brandwonden heeft omdat het warmtekussen te heet heeft gestaan........]"

Dit e-mailbericht is op de praktijk niet direct opgemerkt, omdat het in de box ‘ongewenste e-mail’ terecht was gekomen en is eerst op 9 februari 2022 aan het patiëntendossier toegevoegd.

3.6. Een dag eerder, op 8 februari 2022, heeft klaagster (telefonisch) contact opgenomen met de praktijk. Zij heeft gesproken met een collega-dierenarts van beklaagde, die zij foto’s van de huidverwondingen heeft laten zien. Klaagster stelt tijdens dit gesprek een gebrek aan empathie te hebben ervaren en het gevoel te hebben gekregen dat het huidletsel werd gebagatelliseerd. De collega-dierenarts heeft extra pijnmedicatie en Dermiel wondzalf voorgeschreven.

3.7. Hoewel klaagster het vertrouwen in de praktijk inmiddels was verloren, is zij op 15 februari 2022 toch met de kat bij beklaagde op controle geweest. Klaagster stelt ook tijdens dit gesprek een gebrek aan empathie te hebben ervaren. Zij heeft daarop de cliëntrelatie verbroken en zich tot een andere dierenartspraktijk gewend. Beklaagde heeft omtrent dit consult in de patiëntenkaart genoteerd:

“Controle huid en gebit: huid is goed aan het genezen. Zitten nog enkele stukken haar vast als biologisch verband. Deze laten zitten tot ze vanzelf loslaten"

Gebit: nog steeds heel erge stomatitis / gingivitis met enorme woekeringen. Kwijlt erg en ontstoken lippen door het kwijlen. Advies: opnieuw AB inzetten ivm secundaire bact. infecties.

Mevrouw is echter erg boos en teleurgesteld ivm huidbeschadigingen en weigert verder nog iets te betalen voor zijn verdere behandeling. Uitgelegd dat de huidbeschadigingen losstaan van zijn gebitsproblematiek en hij echt heel erge stomatitis / gingivitis heeft die waarschijnlijk niet helemaal over zal gaan. Mevrouw is niet tevreden en boos en gaat voor een second opinion naar […] toe.”

3.8. Nog diezelfde dag is beklaagde met de kat bij de opvolgend dierenarts op consult geweest. Uit de stukken leidt het college af dat deze dierenarts zich hoofdzakelijk op de gebitsproblematiek heeft gericht. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat de kat uiteindelijk van de verwondingen aan de huid is hersteld en dat de haren van de vacht ook redelijk goed zijn teruggekomen.

3.9. Vanwege haar onvrede over de aan de kat verleende nazorg na de operatie, is klaagster de onderhavige tuchtprocedure tegen beklaagde gestart.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, dan wel of zij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van haar beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Als uitgangspunt in het veterinair tuchtrecht geldt dat een dierenarts alleen voor zijn of haar eigen diergeneeskundig handelen verantwoordelijk kan worden gehouden. Gelet hierop en nu de klacht is gericht tegen beklaagde, zal het college zich beperken tot een beoordeling van haar veterinair handelen op 18 en 25 januari 2022 en op 15 februari 2022. Daarbij houdt het college beklaagde als hoofdbehandelaar (mede)verantwoordelijk voor de na de operatie op de praktijk verleende nazorg tijdens de recovery en de eindcontrole bij vertrek van de kat uit de praktijk.

5.3. In het veterinair tuchtrecht geldt verder dat niet kan worden geklaagd over de wijze waarop een dierenarts met een diereigenaar communiceert of deze bejegent, tenzij de zorg voor het dier hieronder heeft geleden. Hoewel klaagster de communicatie in de postoperatieve fase als niet empathisch heeft ervaren, is niet gebleken dat die communicatie met klaagster van invloed is geweest op de aan de kat verleende zorg. Overigens lijkt het verwijt over de bejegening met name te zijn ingegeven door de wijze waarop het contact met de collega van beklaagde op 8 februari 2022 is verlopen, waarbij beklaagde niet betrokken is geweest. Ook lijkt een rol te spelen dat beklaagde klaagster op 15 februari 2022 niet financieel tegemoet wilde komen. Het college oordeelt echter niet over financiële aangelegenheden, zodat deze kwestie buiten beschouwing wordt gelaten bij de beslechting van het geschil.

5.4. Beklaagde heeft op 18 januari 2022 onder narcose bij de kat een gebitsbehandeling en een castratie uitgevoerd. Tegen de uitvoering van deze ingrepen zijn door klaagster geen bezwaren geuit en is ook niet kunnen blijken dat daarbij onjuist of nalatig is gehandeld. Om afkoeling van het lichaam van de kat tijdens en na de operatie te voorkomen,heeft de kat tijdens de operatie en tijdens de recovery op een warmtemat gelegen. Niet duidelijk is geworden of tijdens de recovery daarnaast nog gebruik is gemaakt van een kruik of een warmtelamp.

5.5. Op 25 oktober 2022 is bij een consult op de praktijk vastgesteld dat bij de kat op de rug c.q. de zijflank een plek van 10 à 15 centimeter bij 2 centimeter was ontstaan met dikke korsten. Ter zitting en in de stukken heeft beklaagde toegelicht dat de oorzaak daarvan voor haar niet eenduidig was, maar dat de huidplekken mogelijk tijdens de recovery waren ontstaan door bijvoorbeeld warmte of druk. Ook in de patiëntenkaart is de warmtemat als mogelijke oorzaak door beklaagde genoemd. Hoewel beklaagde tevens heeft gesteld dat er geen technische mankementen met betrekking tot de warmtemat, de warmtelamp en/of de kruik zijn vastgesteld, kan er – mede gelet op de tot het dossier behorende foto’s-  naar het oordeel van het college gevoeglijk van uit worden gegaan dat de plekken zijn ontstaan door blootstelling van de huid aan teveel warmte. Niet in geschil is dat deze plekken voorafgaande aan de operatie op 18 januari 2022 nog niet aanwezig waren. Ook het moment waarop de haaruitval voor het eerst optrad en de (gladde) plekken op de huid ontstonden (enkele dagen na de operatie) vormt voor het college aanleiding om ervan uit te gaan dat de huidverwondingen in verband staan met het postoperatieve verblijf van de kat op de praktijk en tijdens de recovery zijn ontstaan.

5.6. Gelet op de aard van de verwondingen hadden deze naar het oordeel van het college in redelijkheid voorkomen kunnen worden middels goede monitoring van de lichamelijke gesteldheid van de kat tijdens de recovery en controle van de (temperatuur van de) gebruikte warmtebron. In de patiëntenverslaglegging is niets opgenomen over uitgevoerde klinische controles, met name niet met betrekking tot de lichaamstemperatuur van de kat en ook is niet toegelicht en niet duidelijk geworden of controle van de warmtebron heeft plaatsgevonden, wanneer deze is uitgezet of weggehaald en of de kat, die in zijligging op de warmtemat lag, bijvoorbeeld (regelmatig) is gekeerd. Dit alles maakt dat het college ervan uit gaat dat de onder medeverantwoordelijkheid van beklaagde verleende nazorg op de praktijk niet naar behoren en niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening is geweest en dat hierdoor het huidletsel is ontstaan. In zoverre wordt de klacht gegrond bevonden. In aanmerking genomen dat de feitelijke zorg tijdens de recovery door assistentes is verricht en dat niet uitgesloten is dat bij de eindcontrole voor vertrek uit de praktijk (nog) geen duidelijke afwijkingen aan de vacht of huid te zien waren, in combinatie met het feit dat beklaagde nadien naar het oordeel van het college in veterinaire zin correct heeft gehandeld met betrekking tot de op 25 januari 2022 en 15 februari 2022 verstrekte adviezen en voorgeschreven medicatie ten behoeve van het huidletsel, acht het college termen aanwezig om af te zien van het opleggen van een tuchtmaatregel.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

ziet af van het opleggen van een maatregel, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:32 van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. M. Lockhorst, drs. A.C.M. van Heuven-van Kats en drs. M.J. Wisse, en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2023.