Zoekresultaten 20911-20920 van de 42643 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:306 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.438

      Regionaal Tuchtcollege heeft de inschrijving van arts (werkzaam als arbo-arts) in het BIG-register voor duur van één maand geschorst. Arts was bij Regionaal Tuchtcollege niet verschenen. In beroep zijn klachten in volle omvang beoordeeld. Centraal Tuchtcollege oordeelt dat twee van de drie klachtonderdelen (deels) gegrond zijn en legt maatregel van berisping op. Arts heeft niet gereageerd toen klager verduidelijking vroeg van onduidelijke rapportages en arts heeft zich in dossier diskwalificerend over klager uitgelaten. Het Centraal Tuchtcollege acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bij de oplegging van de maatregel heeft het Centraal Tuchtcollege in aanmerking genomen dat de arts zich (bij herhaling) niet toetsbaar heeft opgesteld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:307 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.091

      De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:308 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.111

      Klacht tegen forensisch arts. Klager was aangehouden door de politie en ingesloten op het politiebureau. Verweerder heeft een herbeoordeling van klager verricht in het kader van de vraag of het gedrag van klager mogelijk was veroorzaakt door een psychische stoornis. Klager verwijt verweerder dat zijn beoordeling en advies niet juist zijn geweest en voorts dat verweerder zonder toestemming van klager contact heeft gezocht met diens huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen en het beroep van klager wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:309 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.112

      De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2016:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/192VP

      De klacht houdt, kort samengevat, in dat zowel de psychiater als de verpleegkundige in ernstige mate zijn tekortgeschoten ten aanzien van de behandeling van klager. De psychiater was in de periode (zes jaar) dat klager ingeschreven stond bij de GGZ de hoofdbehandelaar. De klacht heeft voorts betrekking op de wijze waarop de beëindiging van de behandeling heeft plaatsgevonden. Beide zaken worden gezamenlijk ter terechtzitting behandeld. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2016:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/191

      De klacht houdt, kort samengevat, in dat zowel de psychiater als de verpleegkundige in ernstige mate zijn tekortgeschoten ten aanzien van de behandeling van klager. De psychiater was in de periode (zes jaar) dat klager ingeschreven stond bij de GGZ de hoofdbehandelaar. De klacht heeft voorts betrekking op de wijze waarop de beëindiging van de behandeling heeft plaatsgevonden. Beide zaken worden gezamenlijk ter terechtzitting behandeld. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:198 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-117/DH/DH

    Klacht over advocaat wederpartij. De klacht houdt in dat: a) verweerder ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend op de huurders van het bedrijfspand in Suriname, als gevolg waarvan de huurders de betaling van de huur hebben opgeschort; b) hij voor alle erfgenamen is gaan opgetreden, terwijl hij daartoe geen opdracht had en hij onduidelijkheid heeft laten bestaan naar de huurders over de hoedanigheid waarin hij optrad; c) hij onduidelijkheid heeft laten bestaan of hij wel of geen bemoeienis meer had in de nalatenschap en wie hij daarin bijstond. Dat verweerder ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend (klachtonderdeel a) is volgens de raad niet gebleken. Klachtonderdelen b en c acht de raad onvoldoende onderbouwd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:81 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/65

    Vestigen recht van hypotheek op recht van erfpacht. Uit het verweer van de notaris blijkt niet hoe de waarde van het recht van erfpacht is of kan worden vastgesteld en ook niet in welke mate klaagster is geïnformeerd over de constructie. Voor zover de notaris heeft bedoeld te stellen dat klaagster voldoende informatie via de website heeft verkregen of had kunnen verkrijgen volgt de kamer de notaris niet. De kamer is met klaagster van oordeel dat sprake is van een niet alledaagse constructie, in welk geval van de notaris mocht worden verwacht dat een heldere uitleg over constructie en zekerheden zou worden gegeven aan klaagster. Daarvan is echter in het geheel niet gebleken.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:82 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/85

    Van de notaris mocht worden verwacht dat een heldere uitleg over constructie en zekerheden zou worden gegeven aan klagers. Daarvan is echter niet gebleken. In het licht van de gestelde vragen moet naar het oordeel van de kamer worden aangenomen dat klagers niet tijdig zijn geïnformeerd over deze niet alledaagse en moeilijke constructie. Bovendien mocht van de notaris worden verwacht dat uitleg hierover schriftelijk zou zijn gegeven of dat tenminste de gegeven uitleg zou zijn vastgelegd in het dossier. Daarbij diende de notaris te benadrukken dat het gaat om een recht van hypotheek op een recht van erfpacht

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:195 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-830/DH/DH

    Beslissing op verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet. De raad is met de deken van oordeel dat gelet op de feiten de aan verweerder toevertrouwde belangen van zijn cliënten ernstig gevaar lopen, zodat een spoedvoorziening in de vorm van een schorsing in de praktijkuitoefening geïndiceerd is. De raad overweegt daartoe met betrekking tot de kantoororganisatie als volgt. Verweerder heeft een advocatenkantoor opgericht waarin hij als enige advocaat werkzaam is. Vaststaat dat niet verweerder, maar voornamelijk anderen, die in dienst zijn van het kantoor, dan wel een samenverkingsverband hebben met verweerder, de dienstverlening aan de cliënten verrichten. Door de manier van communicatie heeft verweerder op zijn minst de schijn gewekt dat er meerdere advocaten werkzaam zijn op het kantoor. Voorts wordt nagenoeg uitsluitend met de digitale handtekening van verweerder gewerkt. Meerdere personen binnen het kantoor hebben toegang tot deze handtekening, zodat onduidelijk en oncontroleerbaar is of de advocaat, in casu verweerder, de werkzaamheden verricht. Met betrekking tot de financiële integriteit overweegt de raad dat verweerder met het grote aantal LAT-aanvragen dat hij in de onderzochte periode heeft laten uitgaan en waarin niet of nauwelijks werkzaamheden zijn verricht en onder welke werkzaamheden slechts enkele van zijn hand lijken te zijn, in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende verplichting tot financiële integriteit en op zijn minst genomen de schijn heeft gewekt dat hij hiermee zonder hiervoor verantwoording af te hoeven leggen snel en gemakkelijk geld heeft willen verdienen. Ten slotte overweegt de raad dat verweerder zich tijdens de onderzoeken van de deken en de Raad voor Rechtsbijstand hardop heeft afgevraagd of hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van anderen op zijn kantoor. De raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Voorts verontrust het de raad ten zeerste dat verweerder het kwalijke van zijn handelen niet inziet en de verantwoordelijkheid op deze manier afwentelt. In dit licht ziet de raad ook de klachten die verweerder heeft ingediend tegen iedereen die het foutieve van zijn handelen blootlegt. De raad wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat.