ECLI:NL:TGZRSGR:2018:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-278

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:74
Datum uitspraak: 22-05-2018
Datum publicatie: 22-05-2018
Zaaknummer(s): 2017-278
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een arts maatschappij en gezondheid. Klager wenste in aanmerking te komen voor ontheffing van het inburgeringsexamen, de arts heeft hiertoe een medisch rapport opgesteld. De arts heeft erkent feitelijke onjuistheden in het rapport te hebben opgenomen. Dit getuigt van slordigheid, maar niet dermate ernstig voor een tuchtrechtelijk verwijt. De overwegingen konden wel uitvoeriger in het rapport kunnen worden verwoord, maar zij heeft verder een consistente en voldoende inzichtelijke beoordeling gemaakt dat er geen duidelijke medische aanwijzingen waren voor beperkingen op grond waarvan klager het inburgeringsexamen niet zou halen binnen vijf jaar. Een eventuele vertraging in de verzending van het rapport kan de arts niet worden aangerekend. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 22 mei 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , arts maatschappij en gezondheid,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: E, werkzaam te D.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 30 november 2017

- het verweerschrift met bijlagen

- de brief d.d. 5 februari 2018 van de zijde van klager

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 8 februari 2018.

1.2 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 10 april 2018. De partijen, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager was vergezeld door zijn dochter F en een tolk G, H.

2. De feiten

2.1 Klager is een 68-jarige man afkomstig uit de voormalige I, die universitair is opgeleid en in de wetenschap heeft gewerkt en die 25 jaar geleden naar Nederland is gekomen en hier een eigen bedrijf heeft gehad.

2.2 Klager heeft bij J te D een medisch advies inburgeringsexamen aangevraagd in het kader van een verzoek tot naturalisatie. Klager wenst in aanmerking te komen voor ontheffing van het inburgeringsexamen vanwege concentratieproblemen, vergeetachtigheid, depressiviteit en leeftijd.

2.3 Eerder, op 24 maart 2015, alsook op 23 maart 2017 waren reeds rapporten uitgebracht door artsen van J.

2.4 Verweerster, werkzaam bij J, heeft op 15 augustus 2017 klager op het spreekuur gezien en na het bestuderen van de medische informatie en intercollegiaal overleg het medisch rapport/advies opgesteld.

In het advies is onder meer het volgende vermeld:

(…..)

Toelichting

(…..)

Hij spreekt K, G, L en Nederlands. Hij heeft in 2013 inburgeringsexamen gedaan en enkel het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving behaald.

Op het spreekuur geeft betrokkene aan dat er sprake is van een verminderde concentratie welke sinds 5 jaar bestaat. Betrokkene is in het verleden vaak voor zijn klachten naar de huisarts geweest, recent is hij naar een psycholoog verwezen.

Betrokkene werkte normaal elke dag van 7 uur in de ochtend tot in de avond. Ook thuis had hij interesses. De laatste jaren had hij geen wens, motivatie en interesse meer in zijn werk. Ook een boek lezen kon hij niet meer opbrengen. Betrokkene heeft zijn bedrijf gesloten. De laatste keer heeft betrokkene bij de huisarts ter sprake gebracht of zijn klachten zouden kunnen passen bij een depressie. De huisarts heeft hem nu antidepressiva voorgeschreven, hij gebruikt deze nu sinds 2 maanden. Betrokkene komt sinds begin mei bij de psycholoog. Hij gaat eenmaal per week. Betrokkene zit daar en spreekt, voelt zich die dag wat beter vertelt hij, de dag erna is dit gevoel weer verdwenen. Hij heeft vaak last van nachtmerries. Vroeger had hij alleen maar mooie dromen. Hij heeft nu chaotische en slechte dromen. Hij heeft constant last van spierpijn waarvoor hij pijnstillende medicatie gebruikt. Als betrokkene nu in de ochtend zijn ogen open doet wil hij slapen. Hij wil de hele dag liggen of zitten. Hij is altijd moe.

Betrokkene wil graag weer normaal kunnen werken, hij had altijd duizenden ideeën op een dag. Door zijn vergeetachtigheid en gebrek aan concentratie vraagt hij zich regelmatig af of er bij hem sprake is van Alzheimer. Als hij een boek leest, moet het steeds opnieuw lezen, het dringt niet door. Betrokkene las altijd, zowel thuis als in zijn werk. Hij kan zich nu niet concentreren op wat hij leest.

(…..)

Onderzoeksactiviteiten

Dossieronderzoek d.d. : 15 augustus 2017

Spreekuur arts d.d. : 15 augustus 2017

Intercollegiaal overleg : telefonisch d.d. 16 augustus 2017 met collega M

Ontvangen medische informatie : brieven huisarts N d.d. 8 juni en 13 juni 2017, brief psycholoog O d.d. 3 juli 2017

Probleemanalyse

(…..)

Betrokkene geeft op het spreekuur aan dat hij niet in staat is zich op het inburgeringsexamen voor te bereiden als gevolg van zijn psychische klachten. Zijn concentratie is ernstig verminderd, hij slaapt slecht, heeft moeite met onthouden en is vermoeid. Ook is sprake van een verminderd initiatief. De medische informatie bevestigt dat er sprake is van een psychiatrische aandoening. Betrokkene is sinds mei 2017 onder behandeling voor zijn psychische klachten en de behandelend psycholoog geeft aan dat er inmiddels sprake is van een lichte verbetering m.b.t. de in de behandeling gestelde doelen. Aangegeven wordt dat er sprake is van matig gunstige verwachting tot herstel.

Voorstelbaar is gezien de door betrokkene aangegeven verminderde concentratie, de problemen met onthouden en het verminderde initiatief dat hij op dit moment niet in staat is om zich op een juiste wijze op het inburgeringsexamen voor te bereiden. Betrokkene is pas kortdurend onder behandeling, de behandelaar verwacht dat het functioneren van betrokkene zal verbeteren. Niet uitgesloten is dat de leerbaarheid op termijn toe zal nemen. Er kan derhalve zoals ook in het eerdere advies is aangegeven niet gesteld worden dat betrokkene op medische gronden het inburgeringsexamen niet kan halen binnen een termijn van 5 jaar.

De interne aandoening geeft geen beperkingen bij het zich voorbereiden op en het behalen van het inburgeringsexamen.

(…..)

Conclusie en advies

Betrokkene wordt op medische gronden in staat geacht binnen een termijn van 5 jaar het inburgeringsexamen te halen.

Aanpassingen van de examenomstandigheden zijn noodzakelijk, namelijk:

- verlenging examentijd met 50 procent (met uitzondering van de TGN)

(…..)

3. De klacht

Klager verwijt verweerster dat:

(1) er feitelijke onjuistheden in het rapport zijn vermeld. Zo is het (definitieve) rapport gedateerd 15 augustus 2017, terwijl op 16 augustus 2017 nog intercollegiaal overleg heeft plaatsgehad. Ook is de leeftijd van klager niet juist vermeld.

(2) er een onzorgvuldig rapport is opgesteld. Zo heeft verweerster ten onrechte gesteld dat op grond van de informatie afkomstig van de behandelend psycholoog en het eigen onderzoek ‘niet kan worden gesteld dat klager op medische gronden het inburgeringsexamen niet kan halen binnen een termijn van vijf jaar’. Vervolgens komt zij tot de conclusie dat ‘klager op medische gronden geacht wordt in staat te zijn binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te halen’. Deze redenering is niet correct omdat er onzekerheid bestaat over een mogelijk herstel.

(3) het rapport niet tijdig aan klager is toegezonden. Hij heeft een afschrift van het advies pas na ruim zes weken toegestuurd gekregen, terwijl het rapport op de dag van het onderzoek gereed is gemaakt.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Verweerster heeft de feitelijke onjuistheden die klager naar voren heeft gebracht erkend en hiervoor haar excuses aangeboden. Zij heeft opgemerkt dat het definitieve rapport is opgesteld na het intercollegiaal overleg en wel op 16 augustus 2017. Voorts heeft zij toegelicht dat ze een rekenfout heeft gemaakt bij de bepaling van de leeftijd van klager. Verweerster heeft zich bereid verklaard de gemaakte fouten te corrigeren. Het College is van oordeel dat deze fouten in het rapport van slordigheid getuigen, maar niet dermate ernstig zijn dat een tuchtrechtelijk verwijt op zijn plaats is. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

5.2 Voor wat betreft het verwijt van een onzorgvuldige rapportage overweegt het College als volgt:

Ingevolge de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege moet een rapport als door verweerster uitgebracht voldoen aan de volgende criteria:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het College toetst ten volle of het onderzoek uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de arts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3. Verweerster dient voorts bij een door haar op te stellen advies zich te houden aan het ‘Protocol Medische Advisering 2013’, bijlage 4 behorende bij artikel 2.4, derde lid van de Regeling Inburgering. Uit dit Protocol blijkt dat de medisch adviseur een onafhankelijk arts dient te zijn, die aan de hand van aandoeningen, stoornissen en beperkingen van de betrokkene vaststelt of deze al dan niet het inburgeringsexamen binnen een termijn van vijf jaar kan behalen. Hierbij gaat het niet primair om het stellen van een diagnose met de daarbij behorende prognose. Tevens kan de medisch adviseur vaststellen dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden, de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden, of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject. In bijlage 2 van het Protocol is een modelformulier medisch advies opgenomen, waarin een voorgedrukte tekst van het advies (na de conclusie) is vermeld, t.w.: ‘Betrokkene wordt op medische gronden wel/niet in staat geacht binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te behalen’.

5.4 Verweerster heeft bij haar onderzoek het Protocol medische advisering 2014 gevolgd en haar advies opgesteld conform het modelformulier medisch advies, bijlage 2 van het Protocol.

Het College is van oordeel dat het onderzoek en de rapportage zoals die door verweerster zijn uitgevoerd en opgesteld voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Het onderzoek is op de gebruikelijke wijze uitgevoerd op basis van beschikbare (schriftelijke) medische informatie en het tijdens het spreekuur verrichte onderzoek, in casu de anamnese, het gesprek met klager. Lichamelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden en hoeft ook niet altijd plaats te vinden.

In het rapport is onder ‘Onderzoeksactiviteiten’ duidelijk vermeld op welke bronnen het rapport berust. Verweerster heeft zich gebaseerd op de feiten die uit haar onderzoek naar voren zijn gekomen en die voor zover van belang in het rapport zijn vermeld.

Zij heeft in haar verweerschrift en ter zitting toegelicht dat voorstelbaar was dat klager op het moment van het onderzoek niet in staat was om zich goed op het examen voor te bereiden. Hiertegenover stond volgens verweerster dat klager sinds kort werd behandeld met antidepressiva en sinds enkele maanden in behandeling was bij een psycholoog, die in die korte periode reeds lichte verbetering zag. In de voorgeschiedenis bleek geen sprake van een eerdere depressie of behandeling daarvoor. Er was volgens verweerster geen reden om aan toenemend herstel en daarmee toenemende cognitieve mogelijkheden te twijfelen, waarbij zij in aanmerking heeft genomen dat de examens één voor één over een periode van vijf jaar gedaan kunnen worden. Verweerster heeft voorts gesteld dat klager een man is met een hoge intelligentie, die ondanks een depressie, toch kennis tot zich zal kunnen nemen. Klager stelde zich de vraag of er sprake zou kunnen zijn van Alzheimer. Dit was evenwel niet met onderzoek vast komen te staan, noch was onderzoek gestart. Het College is wel van oordeel dat verweerster haar overwegingen uitvoeriger in het rapport had kunnen verwoorden; het rapport verdient in dit opzicht geen schoonheidsprijs. Dit laat evenwel onverlet dat zij een consistente en voldoende inzichtelijke beoordeling heeft gemaakt dat er geen duidelijke medische aanwijzingen waren voor beperkingen op grond waarvan klager het inburgeringsexamen niet zou halen binnen vijf jaar. Op grond daarvan heeft zij in redelijkheid binnen de kaders zoals geschetst onder 5.2 en 5.3 kunnen adviseren dat klager op medische gronden in staat wordt geacht binnen een termijn van 5 jaar het inburgeringsexamen te halen. (met aanpassing van de examenomstandigheden). Onzekerheid over mogelijk, dan wel verder herstel maakt deze beoordeling niet anders.

Niet is gebleken dat verweerster buiten de grenzen van haar deskundigheid als arts maatschappij en gezondheid is getreden.

In het licht van het voorgaande is het tweede klachtonderdeel dan ook ongegrond.

5.5 Tot slot heeft klager verweerster verweten dat het rapport niet tijdig aan hem is toegezonden, maar pas na ruim zes weken. Verweerster heeft ter zake hiervan gesteld dat zij het rapport op 16 augustus 2017, derhalve één dag na het onderzoek, gereed heeft gemaakt en aan het bedrijfsbureau van J heeft toegezonden ter verdere administratieve afhandeling. Dit is een gebruikelijke gang van zaken. Verweerster heeft voorts een e-mailbericht d.d. 7 december 2017 van een medewerker van het bedrijfsbureau overgelegd waaruit blijkt dat het advies op 17 augustus 2017 afgehandeld zou zijn in het dossier en er vanuit wordt gegaan dat toen ook het rapport per post is verstuurd aan klager. Op 17 september 2017 is het dossier geopend op grond waarvan er door de medewerker van het bedrijfsbureau van werd uitgegaan dat klager toen heeft gebeld en de rapportage opnieuw aan hem is verstuurd. Het College acht het op grond van de voorgaande informatie aannemelijk dat het rapport in ieder geval op 17 augustus 2017 door het bedrijfsbureau is ontvangen ter verdere afwikkeling. Een eventuele vertraging in de verzending, dan wel omissie van de zijde van de post kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden toegerekend, zodat ook het derde klachtonderdeel ongegrond wordt geacht.

5.6 De conclusie is dat verweerster met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a en/of b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. E.M. Deen, lid-jurist, prof.dr. R.J. Stolker, dr. G.J. Dogterom en J.G.M. van Eekelen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2018.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.