Zoekresultaten 20461-20470 van de 44758 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:223 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.040

    Klaagster is door collega’s van de chirurg, verweerster, geopereerd aan een littekenbreuk. Verweerster heeft klaagster wegens een geïnfecteerde mat opnieuw geopereerd en vervolgens nog een keer wegens een recidief hernia en nog een keer om de mat te verwijderen. Klaagster stelt dat zij nu een opgezette, pijnlijke, verminkte en lelijke buik heeft. Zij verwijt verweerster verder: 1) dat zij aan verweerster heeft gemeld dat zij allergisch is voor plastic maar dat verweerster daarover niets in het medisch dossier heeft genoteerd. Verweerster heeft in 2014 toch een plastic mat geplaatst, waarna ontstekingen zijn ontstaan, 2) dat door een andere arts is geconstateerd dat bij een eerder door verweerster verrichte operatie een stuk geïnfecteerde darm is weggehaald waarover klaagster niet is geïnformeerd, 3) dat verweerster de door haar verrichte operaties niet goed heeft uitgevoerd. Zij heeft onder andere nagelaten de mat vast te zetten met tackers en te hechten aan het peesblad, en 4) dat verweerster klaagster onvoldoende inzicht heeft gegeven in het medisch dossier. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Klaagster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:217 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.044

    Een door een arts, ontwikkeld - niet volgens wetenschappelijke standaarden getest - homeopathisch middel is in Kenia ingezet als aidsremmer. Er zijn vragen gesteld in de Tweede Kamer en de Minister heeft een onderzoek gelast. De Inspectie verwijt verweerder: 1. dat hij bij het onderzoek met hiv-patienten, dat door hem mede is geïnitieerd en waarover is gepubliceerd, fundamentele rechten van kwetsbare patiënten onvoldoende in acht heeft genomen. Hierbij is in strijd gehandeld met de Verklaring van Helsinki (versie 2004) en de zorg die verweerder had behoren te betrachten. Verweerder en zijn homeopathische collega hebben een actieve rol gespeeld bij het uitvoeren van het onderzoek. De rechten van de Keniaanse patiënten zijn niet gewaarborgd geweest en niet is gebleken dat er een protocol voor de studie in Kenia was opgesteld. Er is geen studieopzet voorgelegd aan een ethische toetsingscommissie (in Kenia) en er is geen risicoanalyse verricht; 2. door uitlatingen op internet over (de werking) van dit homeopathische middel onterecht de indruk c.q. het vertrouwen te hebben gewekt dat dit middel een (tijdelijke) vervanger zou zijn voor de daadwerkelijk wetenschappelijk bewezen medicatie. Hiermee wordt in strijd gehandeld met de KNMG gedragsregel “De arts en niet reguliere behandelwijzen”. Een (BIG-) arts moet altijd eerst wijzen op het belang van reguliere behandelwijzen en de patiënten hiervan niet afhouden; 3. dat hij in zijn Nederlandse praktijk onvoldoende invulling geeft aan de verzwaarde informatie- en dossierplicht die op grond van de onder 2 genoemde KNMG gedragsregel op hem als alternatief arts rust. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen en de publicatie gelast. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing m.b.t. de ongegrond verklaring van het eerste klachtonderdeel, verklaart het eerste klachtonderdeel alsnog gegrond, legt de arts de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie. Voor wat betreft de klachtonderdelen 2 en 3 sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel in eerste aanleg.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:129 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-225

    Voorzittersbeslissing: klaagster is de buurvrouw van de cliënte van verweerster. Tussen klaagster en de cliënte van verweerster heeft zich een incident voorgedaan. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster met de term ‘vernieling’ in haar brief van 20 juni 2016 geen onjuiste beschrijving gegeven van de feitelijke situatie dat klaagster een ruit in de voordeur van haar cliënte kapot heeft gemaakt, ook niet indien dit niet opzettelijk zou zijn gebeurd, zoals klaagster stelt. Een algemene verplichting tot beantwoorden van e-mails door een advocaat bestaat niet. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:230 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.478

    Klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft klaagster gezien in het kader van verzuim – en re-integratiebegeleiding ingevolge de Wet Verbetering Poortwachter. Zij klaagt samen met haar echtgenoot. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers deels niet-ontvankelijk en wijst de klacht af voor het overige. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:224 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.045

    Door de aangeklaagde arts is een niet volgens wetenschappelijke standaarden getest,homeopathisch middel,in Kenia ingezet als aidsremmer. Er zijn vragen gesteld in de Tweede Kamer en de Minister heeft een onderzoek gelast. De Inspectie verwijt verweerder: 1. dat hij bij het onderzoek met hiv-patienten, dat door hem mede is geïnitieerd en waarover is gepubliceerd, fundamentele rechten van kwetsbare patiënten onvoldoende in acht heeft genomen. Hierbij is in strijd gehandeld met de Verklaring van Helsinki (versie 2004) en de zorg die verweerder had behoren te betrachten. Verweerder en zijn homeopathische collega hebben een actieve rol gespeeld bij het uitvoeren van het onderzoek. De rechten van de Keniaanse patiënten zijn niet gewaarborgd geweest en niet is gebleken dat er een protocol voor de studie in Kenia was opgesteld. Er is geen studieopzet voorgelegd aan een ethische toetsingscommissie (in Kenia) en er is geen risicoanalyse verricht; 2. Dat door uitlatingen op internet over (de werking) van dit homeopathische middel onterecht de indruk c.q. het vertrouwen te hebben gewekt dat dit middel een (tijdelijke) vervanger zou zijn voor de daadwerkelijk wetenschappelijk bewezen medicatie. Hiermee wordt in strijd gehandeld met de KNMG gedragsregel “De arts en niet reguliere behandelwijzen”. Een (BIG-) arts moet altijd eerst wijzen op het belang van reguliere behandelwijzen en de patiënten hiervan niet afhouden; 3. dat hij in zijn Nederlandse praktijk onvoldoende invulling geeft aan de verzwaarde informatie- en dossierplicht die op grond van de onder 2 genoemde KNMG gedragsregel op hem als alternatief arts rust. De door de Inspectie onderzochte patiëntendossiers zijn in een aantal gevallen door verweerder aangevuld met de letters i.c. (informed consent). Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen en de publicatie gelast. Het Centraal Tuchtcollege, vernietigt de beslissing m.b.t. de ongegrond verklaring van het eerste klachtonderdeel, verklaart het eerste klachtonderdeel alsnog gegrond, legt de arts de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie. Voor wat betreft de klachtonderdelen 2 en 3 onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel in eerste aanleg.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:218 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.101

    Klacht tegen kaakchirurg. Klager is bekend met een obstructief slaapapneusyndroom (OSAS). Hij verwijt verweerder (kaakchirurg) dat hij de bij klager uitgevoerde operatie (osteotomie) niet goed heeft uitgevoerd, met als gevolg dat klager een tweede operatie heeft moeten ondergaan. De klacht houdt - meer specifiek - in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat: 1. verweerder klager voorafgaand aan de operatie niet goed heeft ingelicht door aan te geven dat de (slaap)problemen van klager na de operatie verdwenen zouden zijn; 2. verweerder de operatie op 23 mei 2012 niet goed heeft uitgevoerd, waardoor klager twee jaar onnodig klachten heeft gehad en een tweede operatie heeft moeten ondergaan; 3. verweerder klager achteraf verwarrend en onvolledig heeft geïnformeerd. Het RTG heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard en de klacht afgewezen. Het CTG neemt dit oordeel over en overweegt daarbij dat uit niets is gebleken dat klager de inhoud van hetgeen voorafgaand aan de operatieve ingreep met hem is besproken niet heeft begrepen, nu klager ter zitting heeft verklaard dat de kaakchirurg hem voorafgaand aan de operatieve ingreep geen garantie op het volledig verdwijnen van zijn klachten heeft gegeven en klager bovendien heeft verklaard over voldoende informatie te hebben beschikt, onder andere door het raadplegen van een Franstalige website.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:231 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.064, 065 en 066

    Klachten tegen gz-psycholoog. Klaagsters zijn het Leger des Heils en twee jeugdbeschermingsinstellingen. De klachten zien op de wijze waarop verweerder onderzoek doet en rapporteert over de opvoedkwaliteiten van ouders en de relatie tussen ouders en kinderen. Klaagsters achten zowel het onderzoek als de wijze van rapporteren onder de maat. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagsters oordeelt het Regionaal Tuchtcollege dat deze zijn te beschouwen als rechtstreeks belanghebbenden nu klaagsters de kinderen die door de inhoud van de rapporten geraakt worden vertegenwoordigen. Voorts verklaart het Regionaal Tuchtcollege de klachten gegrond en beveelt, rekening houdend met eerder aan verweerder opgelegde maatregelen ter zake van hetzelfde onderwerp, doorhaling van de inschrijving, schorst het bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van verweerder en gelast het publicatie van de beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van verweerder en gelast publicatie van de beslissing. De maatregel van doorhaling blijft derhalve gehandhaafd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:225 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.046

    Klager is tandarts en heeft bij een Zorgverzekeraar een machtiging gevraagd voor een voorgenomen behandeling van het melkgebit (zuigflescariës) van een jong patientje onder medicinale sedatie. De aanvraag van klager is gedaan in het kader van de Zorgverzekeringswet waarbij de medische adviseurs bepalen of een bepaalde behandeling onder het verzekerd pakket valt. Verweerder, tandarts, is medisch adviseur en het verzoek van klager is beoordeeld onder zijn verantwoordelijkheid. In de reactie op het verzoek van klager wordt onder meer aangegeven dat de zorgverzekeraar niet meer akkoord gaat met een behandeling onder Midazolam, omdat er teveel onzekerheid is over de veiligheid van het gebruik van dit middel. Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven: 1. gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing. Noch de IGZ, noch het college ter beoordeling van geneesmiddelen, noch Lareb rapporteren onzekerheid over Midazolam. Alleen in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde heeft een discussie plaatsgevonden over een beperkte intraveneuze toepassing. x 2. onvoldoende kennis: ondanks de brede richtlijn sedatie schrijft verweerder dat de beroepsgroep geen eenduidige richtlijn heeft opgesteld; 3. het ongevraagd delen van de correspondentie van klager met alle adviserende tandartsen van alle Nederlandse zorgverzekeraars; 4. kartelvorming om klager “aan te pakken”; 5. dat een bepaalde brief ten onrechte niet aan het dossier van de machtigingsaanvraag is toegevoegd. Het RTG heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het CTG is van oordeel dat klager niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:219 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.386

    In een periode van een half jaar heeft verweerster, tandarts, bij klager verschillende behandelingen uitgevoerd ter verbetering van de toestand van het gebit van klager. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door: 1. hem voorafgaand aan de behandeling onvoldoende te informeren, 2. tot tweemaal toe een ondeugdelijke brug aan te bieden, als gevolg waarvan klager langdurige klachten heeft ondervonden en 3. onvoldoende nazorg te bieden. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het RTG en voegt daaraan toe klager met zijn in beroep overgelegde 'second opinion' niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de derde brug ondeugdelijk is geplaatst, of dat de tandarts anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:232 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.078

    Klacht tegen psychiater die volgens klager zonder aanleiding en zonder overleg met klager een rechterlijke machtiging heeft aangevraagd. Psychiater heeft de procedure om een rechterlijke machtiging aan te vragen na overleg met collega’s en de geneesheer-directeur echter niet in gang gezet, nadat hem uit telefonisch contact met klager bleek dat hij niet bereid was mee te werken aan een onderzoek (ten behoeve van de aanvraag van de rechterlijke machtiging) van een onafhankelijk psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Volgens het Regionaal Tuchtcollege kan niet worden gesteld dat de psychiater onzorgvuldig of met andere intenties dan zijn zorgen over klager heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep.