Zoekresultaten 16751-16760 van de 45053 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:172 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617388 / DW RK 16/1135

    De kamer acht het tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder de uit het beslag ontvangen gelden gelijk aan de opdrachtgeefster heeft doorgestort zonder te controleren of het UWV rekening had gehouden met de nieuwe beslagvrije voet. De kamer is van oordeel dat het aan de gerechtsdeurwaarder was om het teveel geïnde bedrag direct aan klager te storten. Het heeft in dit geval te lang geduurd voordat klager het geld waar hij recht op had heeft ontvangen. Klacht gegrond, maatregel van berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:153 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636159 / DW RK 17/976

    Beslissing op verzet. Het verzet is ingekomen buiten de termijn van veertien dagen. Niet is gebleken van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18101

    Klacht tegen tandarts over tekortschieten in zorgplicht, waardoor gebit in slechte staat zou zijn geraakt, onvoldoende communicatie en gebrekkig dossier ongegrond. Behandeling is door verweerster ingezet zoals van haar verwacht mocht worden.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 256/2018

    klacht tegen huisarts. Het onderzoek was zorgvuldig, maar klager is ten onrechte niet doorverwezen voor nader onderzoek. Volgt waarschuwing’

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:7 Raad van Discipline Amsterdam 18-453/A/A

    Klacht over advocaat wederpartij. Uitgangspunt is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In het licht van voornoemde maatstaf is de raad van oordeel dat het verweerder in de gegeven omstandigheden vrijstond de beschuldigingen te uiten jegens klager sub 1 op de wijze als hij dat heeft gedaan. Het aankondigen van een strafrechtelijke aangifte is op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat de cliënten de strafrechtelijke aangifte nog niet hebben gedaan maakt dat niet anders. Het is in beginsel aan de cliënten van verweerder om te bepalen of en zo ja, wanneer, zij tot het doen van aangifte overgaan. Ook het feit dat verweerder in de brief van 29 december 2017 niet concreet heeft aangegeven welke strafrechtelijke bepalingen door klager sub 1 zijn geschonden maakt niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de brief van 29 december 2017 blijkt immers duidelijk welke (door de cliënten van verweerder gestelde) gedragingen van klager sub 1 door verweerder als strafbaar worden gekwalificeerd. Het is uiteindelijk – indien het tot vervolging komt – aan de strafrechter om zich over de gegrondheid van de beschuldigingen uit te spreken. Dat de aankondiging van een strafrechtelijke aangifte is bedoeld als pressiemiddel wordt betwist en is de raad overigens ook niet gebleken. Hoewel verweerder klager sub 1 in de brief van 29 december 2017 tevens sommeert om (kort gezegd) de gevolgen van zijn handelen ongedaan te maken, kan hiermee niet worden gezegd dat verweerder heeft gedreigd met een strafrechtelijke aangifte om een civielrechtelijk doel te bereiken. In de brief wordt immers geen koppeling gemaakt tussen het ongedaan maken van de gevolgen van zijn handelen door klager sub 1 en het doen van een strafrechtelijke aangifte door de cliënten van verweerder. Klacht in zoverre ongegrond. Gedragsregel 18 (Gedragsregels 1992). Aan een advocaat komt niet de vrijheid toe om rechtstreeks een aanzegging aan de wederpartij te doen alleen omdat hij dit nuttig of nodig acht. Vereist is een rechtens aanvaardbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen, bijvoorbeeld omdat het beoogde rechtsgevolg anders niet kan worden bewerkstelligd. Gesteld noch gebleken is dat het beoogde rechtsgevolg van de in de brief van 29 december 2017 vervatte aanzegging niet had kunnen worden bewerkstelligd als deze aan de advocaat van klagers was gedaan. Van een andere rechtens aanvaarbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen is de raad niet gebleken. Klacht in zoverre gegrond. De specifieke omstandigheden van het geval brengen de raad echter tot het oordeel dat geen maatregel behoeft te worden opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:166 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617917 / DW RK 16/1170

    Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder blijft klaagster sommeren tot betaling van de zorgpremie over de maand januari 2015 over te gaan, ondanks dat deze premie niet verschuldigd is. Klaagster heeft hierover meermaals (schriftelijk) contact gehad met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Verzet en klacht gegrond met oplegging van geldboete € 500,--.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:179 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626530 / DW RK 17/361

    De door klager gestelde bejegening heeft de gerechtsdeurwaarder niet betwist. De kamer gaat er dan ook van uit dat tegen klager is gezegd dat hij “niet zo moet zeuren”. De klacht is op dit onderdeel terecht voorgesteld, omdat dit niet de manier is waarop een goed gerechtsdeurwaarder zich zou moeten gedragen. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 158/2018

    Klacht tegen hartchirurg in opleiding. Waarschuwing. Verweerster was destijds cardio-thoracaal chirurg in opleiding in haar zesde jaar. Haar supervisor heeft aan haar het voorgesprek en de operatie van klaagster opgedragen. Gelet op de fase van haar opleiding oordeelt het college dat verweerster in staat geacht moet worden die handelingen te verrichten, al ging het bij klaagster om een gecompliceerde en risicovolle operatie. Het college hecht aan persoonlijk contact tussen operateur en patiënt voorafgaand aan de operatie van een patiënt. Niet alleen om zich ervan te verzekeren dat de patiënt voldoende is voorgelicht over de ingreep, mogelijke complicaties en risico’s en informed consent is verkregen, maar ook om zelf de klinische situatie van de patiënt in te schatten en zich ervan te overtuigen dat een operatie verantwoord is. Het college hecht er ook aan dat de operateur na de operatie persoonlijk de patiënt informeert over het verloop van de operatie. Onvoldoende is dat de patiënt daar zelf om kan vragen bij de visite-lopende cardio-thoracaal chirurg. Vast staat dat verweerster niet voorafgaand aan de operatie en ook niet achteraf met klaagster heeft gesproken. De redenen die zij daarvoor heeft gegeven zijn niet genoegzaam. Het college oordeelt het feit dat verweerster voor en na de operatie niet persoonlijk met patiënte heeft gesproken tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster heeft het perioperatieve voorgesprek, ook wel WGBO-gesprek genoemd, overgedragen aan een arts-assistent niet in opleiding (ANIOS) cardio-thoracale chirurgie. Klaagster zou een zware operatie ondergaan en was medisch ook belast door andere aandoeningen dan de slecht functionerende mitralisklep. Bovendien had zij verzocht om een biologische hartklep en moest haar worden medegedeeld dat een mechanische hartklep zou worden geplaatst. De complicaties en risico’s bij deze operatie waren niet eenvoudig te overzien en klaagster maakte zich in het bijzonder ongerust over antistolling. Het is dan ook de vraag of de ANIOS voldoende was toegerust om klaagster adequaat voor te lichten en tot een informed consent te komen. In elk geval is niet gesteld of gebleken dat verweerster zich daarvan heeft vergewist. Van het overlaten van dit gesprek aan de ANIOS treft verweerster al met al eveneens een tuchtrechtelijk verwijt.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:160 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625109 / DW RK 17/241

    Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:173 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/620749 / DW RK 16/1367

    Beslissing op verzet. Indien een gerechtsdeurwaarder is verzocht een titel te executeren, is hij wettelijk verplicht om aan dat verzoek te voldoen. De gerechts­deur­waar­ders hebben nog aangevoerd dat zij nauw­gezet hebben gecontroleerd of sprake is van een vervalst vonnis. Daarvan is niet gebleken. Het aankondigen van rechtsmaatregelen zoals boedelbeslagleg­ging is toe­ge­staan, omdat een executoriale titel voorhanden is. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.