ECLI:NL:TGZREIN:2019:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18101

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2019:10
Datum uitspraak: 18-01-2019
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): 18101
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts over tekortschieten in zorgplicht, waardoor gebit in slechte staat zou zijn geraakt, onvoldoende communicatie en gebrekkig dossier ongegrond. Behandeling is door verweerster ingezet zoals van haar verwacht mocht worden.

Uitspraak: 18 januari 2019

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 juni 2018 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde: mr. D.P.W.H. Cremers te Tilburg

tegen:

[C]

tandarts

werkzaam te [B]

verweerster

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- een cd-rom, ontvangen van klaagster op 2 augustus 2018

- het verweerschrift

de pleitaantekeningen overgelegd door de gemachtigde van verweerster.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek. Gemachtigde van klaagster heeft ter openbare zitting van 7 december 2018 in dit verband toegelicht dat hij een brief heeft verzonden waarin wordt gemeld dat klaagster wèl gebruik wenste te maken van het aangebonden mondelinge vooronderzoek.

Ter zitting is echter geconstateerd dat deze brief niet door het college is ontvangen. Gemachtigde van klaagster heeft daarop ter zitting aangegeven dat de behandeling doorgang kon vinden.

De klacht is ter genoemde openbare zitting van 7 december 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig (bijgestaan door hun gemachtigden).

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is sinds 2008 onder behandeling bij verweerster. In de periode daarvoor was klaagster in behandeling bij een andere tandarts, verbonden aan dezelfde praktijk.

Eind januari 2014 heeft klaagster de praktijk van verweerster bezocht in verband met pijnklachten aan zowel de linker- als de rechterbovenzijde van haar gebit, meer specifiek de elementen 15 en 25. Bij element 25 werd een verticale wortelfractuur geconstateerd en klaagster is voor advies doorverwezen naar de kaakchirurg. Aangezien behandeling niet meer mogelijk was, is element 25 geëxtraheerd. Bij element 15 heeft verweerster een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd die twee zittingen in beslag heeft genomen. Na de tweede zitting is de kies afgebroken. Voordat een derde en laatste zitting zou plaatsvinden, heeft klaagster verweerster verzocht om verwijzing naar een kaakchirurg, welke verwijzing niet heeft plaatsgevonden. Klaagster is toen overgestapt naar een andere tandarts.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

Klaagster verwijt verweerster – kort gezegd – dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht. Ten gevolge daarvan heeft klaagster veel pijn gehad en is haar gebit in slechte staat geraakt. Verweerster heeft daarbij een gebrekkig patiëntendossier opgemaakt en niet professioneel gecommuniceerd.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster betwist dat zij als tandarts tekort is geschoten in haar zorgplicht. Bij het eerste contact tussen verweerster en klaagster bij een reguliere controle heeft klaagster zelf aangegeven dat zij een slecht gebit had en dat ze haar hele leven al cariës en ontstekingen had. Uit de patiëntenkaart die in de procedure is ingebracht, blijkt dat klaagster al veel behandelingen had ondergaan voordat zij voor het eerst bij verweerster kwam. Klaagster had 26 behandelde caviteiten, had twee maal een wortelkanaalbehandeling ondergaan en had ook al kronen. Bij patiënten met een hoog cariës risico ligt het accent op preventie en cariësbestrijding en dit is ook met klaagster besproken. In 2008 zijn bitewingfoto’s gemaakt en die zijn ook met klaagster besproken. Klaagster is vanaf september 2010 tot begin 2012 niet op consult geweest. Vervolgens zijn in 2012 weer bitewingfoto’s gemaakt die met klaagster zijn besproken.

Voor wat betreft de behandeling van element 25 in januari 2014 stelt verweerster dat dit element in het verleden (voordat verweerster bij de behandeling was betrokken) al een wortelkanaalbehandeling had gehad en was voorzien van een gegoten stiftopbouw en een kroon door een collega van verweerster. Bij dit element werd een verticale wortelfractuur geconstateerd. Een wortelfractuur is niet zichtbaar op de foto en er is niet met zekerheid te zeggen of te voorspellen of/wanneer een dergelijke fractuur ontstaat. De behandeling is extractie en eventueel een implantaat en dat heeft verweerster aan klaagster voorgesteld. Om haar diagnose te bevestigen heeft verweerster een verwijzing naar de kaakchirurg geregeld die telefonisch heeft bevestigd dat het element verloren was. Het element is geëxtraheerd.

Voor wat betreft element 15 stelt verweerster dat sprake was van een grote vulling, diep bij de pulpa/zenuw. Dergelijke cariës profunda kan schade aan de zenuw veroorzaken met het gevolg het vroeg of laat afsterven van de zenuw. Een dergelijk proces kan jaren duren en het is niet met zekerheid te voorspellen hoe lang een zwaar gevuld element vitaal blijft. Op een foto is een dergelijk proces niet te zien en er is ook geen mogelijkheid om dit proces te voorkomen. De wortelkanaalbehandeling zou drie zittingen in beslag nemen. In twee zittingen werden de pijnklachten verholpen en is er een antibacterieel middel in de kanalen aangebracht. Na de tweede zitting is een knobbel in de kies afgebroken, wat niet ongebruikelijk is bij een zwak, endodontisch behandeld element met een grote vulling.

In de geplande derde zitting, waarbij verweerster de kanalen zou vullen, zou verweerster de breuk hebben kunnen herstellen, maar klaagster wilde op dat moment doorverwezen worden naar een kaakchirurg. Verweerster heeft toen uitgelegd dat zij niet kon verwijzen op grond van de richtlijn NVMKA, die voorschrijft dat een dergelijke behandeling door een tandarts wordt uitgevoerd en niet door een kaakchirurg. Klaagster is toen overgestapt naar een andere tandarts.

Verweerster is van mening dat het dossier voldoet aan de vereisten van een zorgvuldige dossiervoering zoals deze destijds golden. Na het herzien van de richtlijnen van de KNMT omtrent de inrichting van het patiëntendossier (december 2014) is een nieuwe versie van het systeem Exquise ingevoerd, waarin ruimte is voor het opnemen van een zorgplan. Overigens is het opnemen van een zorgplan nog steeds geen verplicht onderdeel van het patiëntendossier.

Verweerster betreurt het dat klaagster ontevreden is over de behandeling. Zij had dat graag met klaagster willen bespreken.

5. De overwegingen van het college

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Naar het oordeel van het college heeft klaagster onvoldoende aangevoerd dat tot de conclusie kan leiden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zo verwijt klaagster verweerster onvoldoende communicatie, maar het college heeft dat niet kunnen vaststellen, mede gelet op het feit dat klaagster ter zitting heeft bevestigd dat verweerster met klaagster de gemaakte bitewingfoto’s besprak en dat op basis daarvan een behandeling werd ingezet.

Ten aanzien van de dossiervorming concludeert het college dat het patiëntendossier, hoewel summier, voldoende inzicht geeft in het verloop van de behandelingen, en dat verweerster ook in zoverre niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Verweerster heeft in dit verband ook terecht aangevoerd dat het opnemen van een zorgplan ten tijde van de behandelingen niet gebruikelijk was en evenmin verplicht.

Ook bij de behandelingen aan element 15 en 25, die verweerster in haar verweerschrift uitvoerig heeft toegelicht, heeft verweerster een behandeling ingezet, zoals die van haar als tandarts mocht worden verwacht. Verweerster heeft voorts terecht gesteld dat verwijzing naar een kaakchirurg voor het (verder) uitvoeren van een wortelkanaalbehandeling aan element 15, volgens de geldende richtlijn van de NVMKA, niet de geëigende route is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake.

Gezien het voorgaande verklaart het college de klacht in zijn geheel ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door M.J. van Laarhoven als voorzitter, M.J.H.A. Venner-Lijten als lid-jurist, J.G.J.M. Niessen, G.L.M.M. van der Werff en R.W.F. Huyskens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

18 januari 2019 in aanwezigheid van de secretaris.