ECLI:NL:TGDKG:2018:166 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617917 / DW RK 16/1170

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:166
Datum uitspraak: 17-07-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/617917 / DW RK 16/1170
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder blijft klaagster sommeren tot betaling van de zorgpremie over de maand januari 2015 over te gaan, ondanks dat deze premie niet verschuldigd is. Klaagster heeft hierover meermaals (schriftelijk) contact gehad met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Verzet en klacht gegrond met oplegging van geldboete € 500,--.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 18 oktober 2016 met zaaknummer 890.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/617917 / DW RK 16/1170 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

(voormalig) gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 oktober 2015 heeft klaagster namens haar echtgenoot [ ] een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

17 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 18 oktober 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 1 november 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter alsmede een wrakingsverzoek ingediend. Bij e-mail van 16 november 2017 is aan klaagster medegedeeld dat de wrakingskamer van de Kamer eerst het verzoek om wraking zou gaan behandelen alvorens het verzet te behandelen. Hierop heeft klaagster bij e-mail van 16 november 2017 een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend. Bij beslissing van

29 november 2017 is het wrakingsverzoek gericht tegen de leden van de eerste wrakingskamer belast met de behandeling van het door klaagster ingediende verzoek afgewezen. Bij beslissing van 22 december 2017 is het wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter van de Kamer niet-ontvankelijk verklaard. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018 alwaar de heer [ ] en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 juli 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                      De gerechtsdeurwaarder is op verzoek van Zilveren Kruis belast met de incasso van een vordering op (de echtgenoot van) klaagster.

-           Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder is per email gecorrespondeerd over de vordering.

-           Bij brief van 3 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster uitleg verschaft hoe de vordering tot stand is gekomen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster klaagt over het volgende. Ondanks het feit dat klaagster haar zorgverzekering per 1 januari 2015 had opgezegd is er nog premie voor de maand januari 2015 afgeschreven. Klaagster heeft deze betaling gestorneerd. Ondanks de stornering is deze invordering tot juni 2015 blijven staan. Vervolgens is het inzicht over deze vordering inhoudelijk gewijzigd. Het was geen openstaand premiebedrag meer maar de zorgverzekeraar had het premiebedrag terugbetaald. Klaagster diende haar rekening na te kijken om uit zoeken wanneer deze betaling had plaatsgevonden. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze de bewijslast bij haar legt en doorlopend met onjuiste informatie komt over de inhoud van de vordering. Dat heeft veel stress veroorzaakt. Er heeft geen onverschuldigde betaling plaatsgevonden. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht te stoppen met het schrijven van brieven anders dan de zaak voor te leggen aan de rechter. Ook heeft klaagster een tegenvordering ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft dit naast zich neergelegd en blijft volharden in de vordering. Klaagster ervaart dit als stalking. Klaagster verzoekt de Kamer de gerechtsdeurwaarder te veroordelen tot betaling van haar tegenvordering.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Op grond van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

De klacht betreft het verzenden van een brieven over de vordering en de zaak is in behandeling op het kantoor van de in aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder. Zij wordt daarom als beklaagde aangemerkt.

4.2 Tot uitgangspunt dient dat het tuchtrecht niet dient om geschillen over het incasseren van een vordering te beslechten. Bij een opdracht tot incasso van een vordering als de onderhavige mag de gerechtsdeurwaarder afgaan op de gegevens die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. Indien aan een gerechtsdeurwaarder een vordering ter incasso wordt voorgelegd en een debiteur daartegen bezwaren maakt, dient de gerechtsdeurwaarder die bezwaren te bespreken met zijn opdrachtgever.

De gerechtsdeurwaarder heeft niet tot taak om te beoordelen of de vordering die zijn opdrachtgever hem ter incasso aanbiedt, gegrond is. Deze taak is voorbehouden aan de gewone rechter indien de vordering aan hem wordt voorgelegd.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster in zijn brief van 3 september 2015 uitleg gegeven hoe de vordering tot stand is gekomen. Dat klaagster het daarmee niet eens is moge zo zijn, maar tuchtrechtelijk laakbaar is het handelen van de gerechtsdeurwaarder niet. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder volhardt in de vordering en dat de gerechtsdeurwaarder om te voorkomen dat klaagster rauwelijks zou worden gedagvaard haar nog is blijven aanschrijven, is evenmin tuchtrechtelijk laakbaar.

4.4 In het tuchtrecht is geen plaats voor het toewijzen van vorderingen als door klaagster gevorderd.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder was belast met de incasso van de zorgpremie van de maand januari 2015. Echter in 2015 was klaagster niet meer verzekerd bij Zilveren Kruis en daarom was klaagster geen premie over januari verschuldigd. Klaagster heeft dit meerdere malen aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. De gerechtsdeurwaarder had de vordering niet zonder verdere onderbouwing van Zilveren Kruis in behandeling mogen nemen.

5.2 Inhoudelijk is de vordering pas per 3 september 2015 door de gerechtsdeurwaarder gewijzigd. Hiervoor waren al zeker 40 contactmomenten geweest. Deze hoeveelheid aan contactmomenten kan niet onder het verweer van het voorkomen van rauwelijks dagvaarden worden gesteld.

5.3 Verder is de voorzitter er ten onrechte van uitgegaan dat de klacht alleen is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ ]. Bij het indienen van de klacht was niet duidelijk welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk was voor de gevolgde procedure. In dat geval is volgens het tuchtrecht elke gerechtsdeurwaarder van het gerechtsdeurwaardersbedrijf gedaagd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Niet in geschil is dat klaagster de verzekering bij Zilveren Kruis per 1 januari 2015 had beëindigd en er dan ook geen zorgpremie over de maand januari 2015 verschuldigd was. Klaagster heeft de zorgpremie over de maand januari 2015 echter wel via automatische incasso betaald. Zilveren Kruis heeft de ten onrechte geïncasseerde betaling in mindering gebracht op een openstaande zorgkostennota uit 2013, welke vordering in behandeling was bij gerechtsdeurwaarderskantoor [ ]. Klaagster heeft de automatische incasso gestorneerd, omdat deze betaling niet verschuldigd was.

6.2 [ ], voorheen [ ], blijft klaagster sommeren tot betaling van de zorgpremie over de maand januari 2015 over te gaan, ondanks dat deze premie niet verschuldigd is. Klaagster heeft hierover meermaals (schriftelijk) contact gehad met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Dat Zilveren Kruis de ten onrechte geïncasseerde premie in mindering heeft gebracht op een vordering welke in behandeling was bij [ ], die het dossier op hun beurt hebben gesloten, kan niet aan klaagster worden toegeschreven.  [ ] is opgegaan in [ ] maakt het niet anders. Er is voor de gerechtsdeurwaarder geen grondslag voor het incasseren van de premie over de maand januari 2015. Ten aanzien van de vordering uit 2013 had de gerechtsdeurwaarder een andere procedure moeten doorlopen. Dit handelen is tuchtrechtelijk laakbaar en de klacht is dan ook gegrond.

6.3 De Kamer ziet geen aanleiding om de klacht te achten te zijn gericht tegen alle gerechtsdeurwaarders werkzaam bij [ ], nu de in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk was voor het verzenden van de brieven.

6.4 Op grond van het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

6.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing, waarbij de Kamer het opleggen van na te melden maatregel geboden en passend acht.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder een geldboete ter hoogte van € 500,-- op, waarbij de in artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.