Zoekresultaten 131-140 van de 867 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2022:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3085

    E2021/3085 Arts wordt onder meer verweten dat zij tekort is geschoten in haar differentiaal diagnostische overwegingen, geen noodzakelijk aanvullend onderzoek heeft gedaan en niet adequaat heeft gereageerd op de trombose in de vena jugularis tot in de sinus sigmoïdeus. Er waren voldoende aanwijzingen voor de gestelde diagnose. De arts heeft met betrekking tot de trombose geen juist beleid gevoerd. Het tromboserisico voor klager was hoog. De kaakchirurg had dan ook een antistollingsmiddel voor moeten schrijven of in ieder geval advies moeten vragen aan een vaatchirurg of neuroloog. Deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3056

    Gegronde klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in het verleden haar gebit, op het onderfront na, laten voorzien van palladium kronen en facings vanwege erosie door reflux. In totaal heeft zij 21 kronen en zes facings. Deze zijn eerder al door een andere tandarts vervangen voor noodkronen en -facings vanwege allergie voor de gebruikte tandheelkundige materialen. Klaagster heeft zich tot beklaagde gewend om de noodkronen en –facings te laten vervangen voor definitieve kronen en facings. Tijdens een eerste consult is door klaagster, haar echtgenoot en beklaagde gesproken over de te gebruiken materialen. Ruim twee weken later heeft de behandeling plaatsgevonden. Zonder dat daarvoor een acute medische noodzaak bestond, heeft beklaagde ervoor gekozen om op één dag alle kronen en facings te verwijderen en vervangen. Het college acht dit niet verantwoord. Dit heeft erin geresulteerd dat een aantal van de kronen niet op de juiste plek is terechtgekomen. Ook zijn er veel cementresten achtergebleven. Beklaagde had dit moeten signaleren. Dat heeft hij niet gedaan. Daarnaast verwijt het college beklaagde dat hij niet aan zijn dossierplicht heeft voldaan. Zo heeft hij geen zorg-/behandelplan in het dossier vastgelegd en begint het dossier pas bij de behandeling, terwijl daarvoor al twee consulten hadden plaatsgevonden.Naar het oordeel van het college zou het opleggen van een waarschuwing onvoldoende recht doen aan de aard en ernst van de vastgestelde tekortkomingen. De vervanging van de kronen en facings betreft een ingrijpende behandeling en zowel deze behandeling als de dossiervorming daarover voldoet op fundamentele onderdelen niet aan de daaraan te stellen eisen. Het college acht het daarom passend en geboden om beklaagde te berispen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.064

    Klacht tegen neuroloog. Deze klacht is ingediend naar aanleiding van de behandeling van de zoon van klagers (patiënt), die op zesjarige leeftijd is overleden. Patiënt is op een zaterdag via de spoedeisende hulp opgenomen op de kinderafdeling met (onverklaarbare) klachten, waaronder hoofdpijnaanvallen. Patiënt had eerder een middenoorontsteking gehad. Op zondagmiddag is een lumbaalpunctie gedaan en bleek een bacteriële meningitis. Patiënt is enkele weken later overleden. Klagers hebben meerdere verwijten geformuleerd, die door het Regionaal Tuchtcollege zijn samengevat in vijf onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de neuroloog met zijn handelen tijdens en na de behandeling van patiënt is gebleven binnen de grenzen van wat van een redelijk bekwaam beroepsgenoot mocht worden verwacht en de klacht daarom ongegrond verklaard. Klagers hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:80 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.063

    Klacht tegen destijds AIOS kindergeneeskunde. Deze klacht is ingediend naar aanleiding van de behandeling van de zoon van klagers (patiënt), die op zesjarige leeftijd is overleden. Patiënt is op een zaterdag via de spoedeisende hulp opgenomen op de kinderafdeling met (onverklaarbare) klachten, waaronder hoofdpijnaanvallen. Patiënt had eerder een middenoorontsteking gehad. Op zondagmiddag is een lumbaalpunctie gedaan en bleek een bacteriële meningitis. Patiënt is enkele weken later overleden. Klagers hebben meerdere verwijten geformuleerd, die door het Regionaal Tuchtcollege zijn samengevat in vijf onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de arts, door patiënt niet zelf te beoordelen en de voorgenomen lumbaalpunctie niet met de nodige voortvarendheid uit te voeren of daarvoor hulp te vragen aan haar supervisor, niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. In zoverre is de klacht gegrond verklaard. Ter zake daarvan is de maatregel van waarschuwing opgelegd. De overige klachtonderdelen, die kort gezegd zien op het doen van aanvullend onderzoek, de communicatie met klagers en de dossiervoering, zijn ongegrond verklaard. Klagers hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing voor zover de klacht ongegrond is verklaard. Het incidenteel beroep van de arts richt zich tegen het gegrond verklaarde gedeelte van de klacht. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het handelen van de arts op bepaalde punten beter had gekund, maar dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers, vernietigt de beslissing in eerste aanleg en verklaart de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.062

    Klacht tegen kinderarts. Deze klacht is ingediend naar aanleiding van de behandeling van de zoon van klagers (patiënt), die op zesjarige leeftijd is overleden. Patiënt is op een zaterdag via de spoedeisende hulp opgenomen op de kinderafdeling met (onverklaarbare) klachten, waaronder hoofdpijnaanvallen. Patiënt had eerder een middenoorontsteking gehad. Op zondagmiddag is een lumbaalpunctie gedaan en bleek een bacteriële meningitis. Patiënt is enkele weken later overleden. Klagers hebben meerdere verwijten geformuleerd, die door het Regionaal Tuchtcollege zijn samengevat in vijf onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de arts met haar handelen tijdens en na de behandeling van patiënt is gebleven binnen de grenzen van wat van een redelijk bekwaam beroepsgenoot mocht worden verwacht en de klacht daarom ongegrond verklaard. Klagers hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.061 en C2021.065

    Klacht tegen kinderarts. Deze klacht is ingediend naar aanleiding van de behandeling van de zoon van klagers (patiënt), die op zesjarige leeftijd is overleden. Patiënt is op een zaterdag via de spoedeisende hulp opgenomen op de kinderafdeling met (onverklaarbare) klachten, waaronder hoofdpijnaanvallen. Patiënt had eerder een middenoorontsteking gehad. Op zondagmiddag is een lumbaalpunctie gedaan en bleek een bacteriële meningitis. Patiënt is enkele weken later overleden. Klagers hebben meerdere verwijten geformuleerd, die door het Regionaal Tuchtcollege zijn samengevat in vijf onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de arts op een aantal momenten onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar rol van (superviserend) kinderarts door patiënt niet zelf te beoordelen, en dat zij onvoldoende is nagegaan of nader onderzoek naar de oorzaken van de toestand patiënt aangewezen was. In zoverre is de klacht gegrond verklaard. Ter zake daarvan is aan de arts de maatregel van een berisping opgelegd. De overige klachtonderdelen, die kort gezegd zien op de communicatie met klagers, de dossiervoering en het natraject, zijn ongegrond verklaard. Klagers en de arts hebben allebei zelfstandig beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het beroep van klagers wordt verworpen. Het beroep van de arts slaagt. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het handelen van de arts op bepaalde punten beter had gekund, maar dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing in eerste aanleg en verklaart de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2022:27 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-707/AL/MN/D

    De deken is ontvankelijk in zijn dekenbezwaar. Verweerder is tussentijds voldoende door de deken op de hoogte gehouden van de over verweerder ontvangen signalen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich onvoldoende gelegen laten liggen aan zijn tijdelijke schorsing door in strijd met een aantal beleidsregels bij schorsing te handelen. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de kernwaarde integriteit ex artikel 10a Advocatenwet en met artikel 46 Advocatenwet door niet te handelen als een behoorlijk advocaat betaamt. Daarnaast heeft de kwaliteit van de door verweerder verrichte werkzaamheden niet voldaan aan de daarvan te verwachten eisen. De daarover ontvangen ernstige signalen van de rechtbank zijn onvoldoende door verweerder weersproken. Daarmee heeft verweerder de kernwaarde deskundigheid ex artikel 10a Advocatenwet geschonden en in strijd met artikel 46 Advocatenwet zijn cliënten niet voorzien van gedegen juridische bijstand. Tegen het derde dekenbezwaar, toegespitst op de slechte bereikbaarheid van verweerder, heeft verweerder gemotiveerd verweer gevoerd. De raad kan, ondanks andere signalen daarover, uit de mogelijke slechte bereikbaarheid van verweerder niet afleiden dat de gehele praktijkvoering van verweerder ondermaats is geweest. Verweerder heeft niet alleen twee kernwaarden geschonden, hij heeft ook een tuchtrechtelijk verleden met 17 gegronde klachten, waaronder 4 schorsingen. De raad is niet gebleken van enig zelfinzicht bij verweerder in het laakbare van zijn handelen. Daarnaast heeft verweerder zich tijdens de zitting op onprofessionele wijze gedragen met zijn onbetamelijke en een advocaat onwaardige uitlatingen over de deken en opstelling richting de raad. De raad legt daarom aan verweerder, die zich net voor de zitting als advocaat had uitgeschreven, een schrapping op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0043

    Klacht tegen verpleegkundige. Klaagsters dienen een klacht in over de behandeling van hun in 2020 overleden tante (patiënte) en ook over hoe zij zelf door de verpleegkundige zijn bejegend. Aangezien vaststaat dat patiënte niet had gewild dat er over de behandeling zou worden geklaagd, verklaart het college klaagsters niet-ontvankelijk voor zover de klacht daarop betrekking heeft. Wat betreft de wijze waarop klaagsters zijn bejegend door de verpleegkundige deelt het college de verwijten niet. Dat deel van de klacht verklaart het college ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2022:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/3567

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster verwijt beklaagde dat zij onjuist heeft gefactureerd, ten onrechte vooraf geen prijsopgave heeft overgelegd, ten onrechte privacygegevens heeft overgelegd aan derden, haar beroepsgeheim heeft geschonden en klaagster onheus heeft bejegend. Het College komt tot de conclusie dat de klacht voor wat betreft het opstellen van de factuur, het zonder toestemming verstrekken van privacygevoelige gegevens en het respecteren van haar beroepsgeheim gegrond is en voor het overige ongegrond. Beklaagde heeft het College niet kunnen overtuigen van het juiste gebruik van de codes in het licht van de Regeling mondzorg van de Nederlandse Zorgautoriteit. Uit het medisch dossier wordt evenmin duidelijk dat de codes op juiste wijze zijn gebruikt. Beklaagde, althans de tandartsenpraktijk, heeft het incassobureau een kopie van de patiëntenkaart verstrekt zonder toestemming van klaagster. Het College heeft er begrip voor dat een incassobureau bij een overdracht van een vorderingsrecht over enkele persoonsgegevens moet kunnen beschikken, maar dit hoeft niet de gehele patiëntenkaart (inclusief medische gegevens) te zijn. Klacht deels gegrond verklaard, berisping.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2022:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3182

    Huisarts. Klacht: onjuiste bejegening en onjuist handelen tijdens consult (1) en geen goede organisatie van de huisartsenpraktijk, uitgesplitst in vijf subklachten (2).College: voor bejegening bij start consult is excuses aangeboden en het was niet zodanig dat het tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Beoordeling tijdens consult correct. Subklachten over praktijkorganisatie allemaal ongegrond. Ongegrond.