Zoekresultaten 681-690 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:60 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/352990/KL RK 19-65

    Klacht over het zonder nader onderzoek medewerking verlenen aan het opmaken en verlijden van een vaststellingsovereenkomst in een notariële akte. Handelen in strijd met zorgvuldigheidsplicht. Notaris beroept zich op ministerieplicht. De kamer oordeelt dat het hier gaat om buitenwettelijke werkzaamheden waarvoor een notariële akte niet is voorgeschreven en daarom in beginsel niet vallen onder de ministerieplicht. Maar zelfs als dat wel het geval zou zijn, waren er voor de notaris gegronde redenen om niet mee te werken. Door zonder nader onderzoek te doen toch zijn medewerking te verlenen, in de wetenschap dat door de werkzaamheden klaagster (ernstig)  benadeeld zou kunnen worden is onzorgvuldig en in strijd met wat van een redelijk bekwaam en redelijk handelen notaris mag worden verwacht. Berisping.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:61 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351234 KL RK 19-41

      Vast staat dat de toegevoegd notaris door het aankruisen van de bevoegdheid “Vermögensbelastungen übertragen oder begründen”  (het leveren, overdragen of bezwaren van goederen) op het formulier van de Europese verklaring van erfrecht de executeur een ruimere bevoegdheid heeft gegeven dan hem op grond van de verklaring van executele toekwam. Zij mocht er niet op vertrouwen dat de Duitse notaris uit het testament moest begrijpen dat die bevoegdheid beperkter diende te worden opgevat. Dat geldt temeer nu in Duitsland van een ruimere bevoegdheid van een executeur wordt uitgegaan. Zij had daarom op dat formulier onder “sonstiges” de bevoegdheid van de executeur zoals vermeld in de verklaring van erfrecht van 16 januari 2018 dienen te noteren. Klacht gegrond, waarschuwing.

  • De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk ongegrond en bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:57 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360543 KL RK19-130

    De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:58 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360539 KL RK 19-129

    De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:56 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/355787/KL RK 19-90

    Afwikkeling nalatenschap. Het zou beter zijn geweest wanneer de notaris bij aanvang van zijn werkzaamheden bij klaagster meer duidelijkheid zou hebben weten te bewerkstelligen over hetgeen wel en niet van hem verwacht mocht worden. Echter, niet is komen vast te staan dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortgeschoten is. Klacht ook verder ongegrond.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:54 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347226/KL RK 18-185

    4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende.   Ingevolge artikel 17 lid 3 Wna is het de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad. Uit het onderzoek van klager is naar het oordeel van de kamer voldoende komen vast te staan dat de kandidaat-notaris actief heeft belegd in voormelde registergoederen en dat deze belegging kan worden aangemerkt als belegging in de zin van artikel 17 lid 3 Wna, hetgeen ook niet door de kandidaat-notaris is weersproken. De kamer constateert dat de kandidaat-notaris weliswaar de eerste zeven - in het schema van klager genoemde - registergoederen heeft verkregen op het moment dat hij nog niet in dienst was getreden van het notariskantoor, - dit was immers met ingang van 14 maart 2016 -, maar dat eveneens is vast komen te staan dat de kandidaat-notaris ook ná zijn indiensttreding de belegging in deze registergoederen heeft laten voortduren, terwijl niet is gebleken dat hij zich op enigerlei wijze moeite heeft getroost maatregelen te treffen om deze belegging te doen beëindigen. De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat hij, voordat hij als kandidaat-notaris begon,  samen met zijn vader enkele onroerende zaken heeft gekocht in het kader van ‘estate-planning’. Het feit dat de regeling van artikel 17 lid 3 Wna ook na zijn indiensttreding op hem van toepassing zou kunnen zijn, was zowel hem als notaris [naam] niet bekend, aldus de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft daarbij voorts aangevoerd dat in de letterlijke tekst van dit artikel alleen wordt gesproken over ‘notaris’ terwijl in artikel 1 Wna een uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen notaris en kandidaat-notaris. Bovendien is in het betreffende lid 3 van artikel 17 een bepaling opgenomen waardoor het verbod niet van toepassing lijkt als de belegging de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid niet beïnvloedt, aldus de kandidaat-notaris. Het aangehaalde arrest van het Gerechtshof was de kandidaat-notaris ook niet bekend. Evengoed erkent de kandidaat-notaris dat, met de wetenschap van nu, de bevindingen van klager omtrent dit wetsartikel juist zijn.  Desgevraagd heeft klager ter zitting verklaard de klacht gelet op de normschending te willen handhaven, ondanks het feit dat de kandidaat-notaris heeft meegedeeld dat hij zijn ontslag heeft ingediend per 15 mei 2019. Niet uit te sluiten is immers de mogelijkheid dat de kandidaat-notaris weer als zodanig in de toekomst werkzaam wenst te zijn, aldus klager.     4.3 Naar aanleiding van het gevoerde verweer van de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat de kandidaat-notaris in het geheel heeft miskend dat de tuchtrechtspraak zoals deze is neergelegd in de Wna niet alleen van toepassing is op notarissen en toegevoegd notarissen, maar ook op kandidaat-notarissen ingevolge artikel 93 lid 1 Wna. Het in artikel 1 Wna neergelegde onderscheid tussen ‘de notaris’ en de ‘de kandidaat-notaris’ betreffende de begripsbepalingen van beide functies doet daaraan uiteraard niet af. Voorts blijkt ook uit de Memorie van toelichting behorende bij artikel 17 lid 3 Wna dat het daarin neergelegde verbod eveneens van toepassing is voor de kandidaat-notaris. Gezien het grote aantal beleggingen in registergoederen waarin de kandidaat-notaris geheel dan wel gedeeltelijk heeft deelgenomen, concludeert de kamer dat de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 17 lid 3 Wna. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.      

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:55 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/354742/KL RK 19-84

    De notaris zich teveel opgesteld als verlengstuk van cliëntwensen en onvoldoende actief invulling gegeven aan de taak die hij uit hoofde van zijn ambt dient te vervullen en die er in dit soort zaken in bestaat zo nodig ook daadwerkelijk als poortwachter op te treden. Klacht gegrond, maatregel vanwege verzachtende omstandigheden beperkt tot berisping in combinatie met geldboete

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:16 Kamer voor het notariaat Amsterdam 658206 / NT 18-59

    Klager verwijt de notaris dat hij partijdig en onzorgvuldig heeft gehandeld ter zake van het opmaken van de diverse notariële akten van 6 augustus 2018, meer specifiek met betrekking tot de voorwaarden waaronder de geldleningen van € 2.500.000,- en € 800.000,- door [B b.v.] ter beschikking zijn gesteld. De notaris heeft, nadat hij op 12 juli 2018 [B] persoonlijk had gesproken, op 19 juli 2018 telefonisch overleg gevoerd met de gemachtigde van klager over de geldleningen en een aantal suggesties gedaan over het opstellen van de leningdocumenten. Nadat hij de onderhandse concept-geldleningsovereenkomst van de gemachtigde van klager had ontvangen, heeft de notaris gelezen dat daarin een tweede pandrecht op de aandelen van [E b.v.] was opgenomen, hetgeen geen afdoende zekerheid voor [B] gaf, gelet op de bepaling in de verpandingsakte van [F] ten aanzien van een tweede pandrecht. Daarom heeft de notaris voorgesteld in plaats daarvan een pandrecht te vestigen op de aandelen in het kapitaal van [D b.v.] en het stemrecht op de verpande aandelen te verlenen aan de pandhouder, [B b.v.] De kamer overweegt dat de notaris de situatie aldus juridisch juist heeft geduid.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:24 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-16

    Klagers verwijten de notaris het volgende: 1. De notaris heeft tweeënhalf jaar gedaan over de afwikkeling van een niet erg ingewikkelde nalatenschap. De notaris beantwoordde vragen van klagers niet, nam geen contact op terwijl dat wel was afgesproken. 2. Toen op 13 januari 2017 op het notariskantoor werd besloten dat de notaris de volmacht zou krijgen over de bankrekening van erflaatster, zijn er nog ruim vijf maanden verstreken voordat de rekening werd geblokkeerd. Het gevolg is dat de partner de rekening is blijven gebruiken voor zichzelf. Uiteindelijk is het geld wel teruggestort. 3. In de verklaring van zuivere aanvaarding stond een bepaling opgenomen dat de erfgenamen de executeur een volmacht gaven om alles wat van erflaatster was eventueel te verkopen tegen een prijs die de executeur raadzaam zou achten. Dit was zeer ongepast, aangezien de executeur de woning voor zichzelf wilde kopen. De eigen notaris van klagers heeft hen daarvoor gewaarschuwd. De notaris kende de executeur van dezelfde Evangelische Gemeente. 4. De notaris had toegezegd om aan de accountant van erflaatster door te geven dat het vaderlijk erfdeel niet was uitbetaald. Dit heeft de notaris niet gedaan, totdat klagers hem erop wezen dat de belastingaangifte niet klopte. 5. Waarom heeft de notaris de gelden zo lang op de derdengeldenrekening achtergehouden?