ECLI:NL:TNORARL:2019:62 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/362013 KL RK 19-146 C/05/362017 KL RK 19-147 C/05/362018 KL RK 19-148

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:62
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 20-11-2019
Zaaknummer(s):
  • C/05/362013 KL RK 19-146
  • C/05/362017 KL RK 19-147
  • C/05/362018 KL RK 19-148
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk ongegrond en bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Wrakingskamer

Kenmerk:        C/05/362013/ KL RK 19-146

                        C/05/362017/ KL RK 19-147

                        C/05/362018/ KL RK 19-148

Beslissing op het verzoek ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt van 

[ Naam verzoeker ] ,

wonende te [ woonplaats verzoeker ],

verzoeker tot wraking,

strekkende tot wraking van

mr. M.C.J. Heessels , en

mrs. I.C.J.I.M. van Dorp en A.W. Drijver,

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter respectievelijk in hun hoedanigheid van plaatsvervangend leden van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met kenmerk C/05/359980/KL RK 19-123.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het wrakingsverzoek, ingekomen op 14 november 2019.

1.2.       De wrakingskamer heeft het verzoek op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat (hierna: het Wrakingsprotocol) zonder behandeling ter zitting afgewikkeld.

2.          De feiten

2.1.       Verzoeker heeft op 30 juni 2019 bij de kamer voor het notariaat een klacht ingediend tegen notaris mr. [ X ]. Die klacht is door mr. Van Leeuwen, in zijn hoedanigheid als plaatsvervangend voorzitter van de kamer, in de beslissing van 14 augustus 2019 kennelijk

niet-ontvankelijk verklaard.

2.2.       Verzoeker heeft bij e-mail van 2 oktober 2019 verzet aangetekend tegen de voorzittersbeslissing van 14 augustus 2019. Dat verzet wordt behandeld onder zaaknummer C/05/359980/ KL RK 19-123. De mondelinge behandeling van het verzet staat gepland voor de zitting van de kamer voor het notariaat op 27 november 2019.

2.3.       Verzoeker heeft bij e-mail van 14 november 2019 zijn wrakingsverzoek ingediend.

3.          Het verzoek

3.1.       Verzoeker stelt dat mr. [ X ] een aantal bewijsstukken dient te overleggen, bij gebreke waarvan de kamer mr. [ X ] dient te veroordelen. Zonder bewijsstukken zal de zitting enkel bedoeld zijn om mr. [ X ] te beschermen en zal de kamer de uitspraak van mr. Van Leeuwen herhalen.

4.          De beoordeling

4.1.       Ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kunnen zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat worden gewraakt, indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomen zijn of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

4.2.       Bij de beoordeling dient voorop te staan dat leden van de kamer voor het notariaat uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomenheid koesteren, althans dat een bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3.       Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering, welke artikelen op grond van artikel 100 Wna hier van overeenkomstige toepassing zijn, en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de leden van de kamer jegens hem vooringenomen zijn of dat zijn vrees dat dit zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.

4.4.       De wrakingskamer overweegt dat verzoeker zijn stellingen op geen enkele wijze deugdelijk heeft onderbouwd. De door klager aangedragen omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie

dat de leden van de kamer jegens verzoeker vooringenomen zijn of dat zijn vrees dat dit zo is objectief gerechtvaardigd is. Ook zijn de wrakingskamer geen andere feiten of omstandigheden gebleken waaruit vooringenomenheid blijkt. Bij gebrek aan feitelijke grondslag zal de wrakingskamer daarom het verzoek afwijzen als zijnde kennelijk ongegrond.

4.5.       Nu verzoeker het wrakingsverzoek op geen enkele wijze deugdelijk heeft onderbouwd en dit verzoek als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen, is de wrakingskamer van oordeel dat dit verzoek zodanig lichtvaardig is gedaan dat indiening van een volgend wrakingsverzoek in deze zaak als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

4.6.       Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.     

5.          De beslissing

De wrakingskamer

-          wijst het verzoek tot wraking af als zijnde kennelijk ongegrond;

-          bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, en mrs. A.M.S. Kuipers, L.P. Oostveen-ter Braak, J.G.T.M. Castrop en F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019.

De secretaris                                                              De voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.