ECLI:NL:TNORARL:2019:56 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/355787/KL RK 19-90

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:56
Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): C/05/355787/KL RK 19-90
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Afwikkeling nalatenschap. Het zou beter zijn geweest wanneer de notaris bij aanvang van zijn werkzaamheden bij klaagster meer duidelijkheid zou hebben weten te bewerkstelligen over hetgeen wel en niet van hem verwacht mocht worden. Echter, niet is komen vast te staan dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortgeschoten is. Klacht ook verder ongegrond.    

 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk:        C/05/355787 / KL RK 19-90

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K],

wonende te […],

klaagster,

tegen

[N],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 3 juli 2019

-          het verweer van de notaris van 12 augustus 2019

-          de e-mails van klaagster, met bijlagen, van 17 september 2019

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 27 september 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en de notaris, vergezeld van zijn medewerkster […] anderzijds. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 8 april 2017 is de broer van klaagster overleden (hierna: erflater). Klaagster, haar zus en haar moeder zijn wettelijk erfgenamen geworden.

2.2 Op 26 april 2017 heeft klaagster de notaris ontmoet in een gesprek met hem op zijn kantoor.

2.3 Overeenkomstig het voorstel van de notaris hebben de erfgenamen de notaris een boedelvolmacht gegeven om de nalatenschap af te wikkelen. Klaagster heeft deze volmacht in juli 2019 weer ingetrokken omdat zij het niet eens is met de werkwijze van de notaris.

2.4 Tot de nalatenschap behoorde de woning van erflater waarin de moeder van klaagster woonde op grond van een recht van gebruik en bewoning.

2.5 In maart 2018 heeft de moeder van klaagster besloten niet langer in de hierboven genoemde woning te blijven wonen en te gaan verhuizen. De erfgenamen hebben toen besloten de woning te verkopen.

2.6 Op 4 oktober 2018 heeft de zus van klaagster de spullen uit de schuur bij de woning gehaald en verkocht, waaronder onderdelen voor een door de erflater gebouwde auto, een […] (hierna: de auto)).

2.7 De woning is inmiddels verkocht. De verkoopopbrengst staat nog op een depotrekening van de notaris. De erfgenamen kunnen het, vanwege hun verschil van mening over het al dan niet te verrekenen van het recht van gebruik en bewoning, niet eens worden over de verdeling.

 3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris zijn werkzaamheden niet zorgvuldig te hebben verricht. Klaagster heeft haar standpunt schriftelijk onderbouwd en mondeling toegelicht. Bij de  beoordeling van deze klacht onderscheidt de kamer al met al de volgende klachtonderdelen:

1) De notaris is partijdig

2) De notaris heeft onjuist geadviseerd over de vergoeding van het recht van gebruik en bewoning en heeft daarover een onjuist standpunt

3) De notaris heeft onvoldoende voortvarend gehandeld, partijen verkeerd geïnformeerd en  teveel zelf laten doen

4) De notaris heeft klaagster onheus en/of niet naar behoren bejegend en verdraait de feiten

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Norm

Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Toetsing

4.2.1 De notaris is partijdig

Klaagster stelt dat zij de notaris bij aanvang van zijn werkzaamheden erop gewezen heeft dat zij een conflict had met haar familie en dat zij de notaris heeft gevraagd of hij desondanks voor de gezamenlijke erfgenamen kon optreden. De notaris heeft klaagster toen geantwoord dat dit mogelijk was. Klaagster voelt zich echter door de notaris toch achtergesteld in de informatievoorziening en medezeggenschap bijvoorbeeld over het verkopen van de spullen van haar broer (waaronder de auto). Ook uit de declaraties van de notaris blijkt dat de notaris meer met de zus en de moeder van klaagster heeft overlegd dan met klaagster zelf.

De notaris wijst er in de eerste plaats op dat de erfgenamen zelf de boedel afgewikkeld hebben, dit was niet de taak van de notaris. De notaris had wel een algehele boedelvolmacht om ervoor te kunnen zorgen dat betalingen voor “lopende zaken” verricht konden worden, ook als de nalatenschap (nog) niet zou zijn aanvaard. Deze taakverdeling was ook met het oog op de beperking van de kosten zo afgesproken in het overleg van de erfgenamen bij de notaris op kantoor.

De notaris rekende het daarbij tot zijn taak de gesprekken tussen de erfgenamen te begeleiden. Deze verliepen moeizaam vanwege de complexe relatie tussen de erfgenamen (met name tussen klaagster en haar zus).

Zowel met de zus van klaagster als met klaagster hebben regelmatig ook aparte gesprekken plaatsgevonden. De notaris betwist dat hij daarbij meer contact zou hebben gehad met de zus van klaagster dan met klaagster zelf. Echter over de inhoud van deze aparte gesprekken kan de notaris vanwege zijn beroepsgeheim over en weer niet meer informatie verstrekken dan hij reeds gedaan heeft.

Verder is in het overleg tussen de erfgenamen afgesproken dat de zus van klaagster de spullen uit de schuur, waaronder de auto, zou verkopen. De notaris had hierin geen rol.

Naar het oordeel van de kamer moet het, gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, erop gehouden worden dat de gang van zaken bij de verkoop van de spullen (de auto) het gevolg is van de afspraken die de erfgenamen zelf gemaakt hebben.  

Niet is gebleken dat de notaris zich op dit punt of op andere onderdelen van de afwikkeling van de nalatenschap partijdig zou hebben opgesteld. Wel zou het naar het oordeel van de kamer beter zijn geweest wanneer de notaris bij aanvang van zijn werkzaamheden bij klaagster meer duidelijkheid zou hebben weten te bewerkstelligen over hetgeen wel en niet van hem verwacht mocht worden. Echter, niet is komen vast te staan dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortgeschoten is. De klacht wordt daarom op dit onderdeel ongegrond verklaard.

4.2.2 De notaris heeft onjuist geadviseerd over de vergoeding van het recht van gebruik en bewoning en heeft hierover een onjuist standpunt.

Klaagster stelt dat haar moeder, nadat zij aanvankelijk van plan was in de woning te blijven wonen, vrijwillig afstand heeft gedaan van het recht van gebruik en bewoning. Klaagster dacht om die reden dat de mededelingen die haar nadien gedaan zijn over de afkoop van het recht van gebruik en bewoning op een misverstand berustten. De verdelingsbrief van 17 april 2019 kwam daarom voor haar als een verrassing.

De notaris stelt dat de kwestie van de vergoeding van de economische waarde van het recht van gebruik en bewoning vanaf het begin af aan tussen de erfgenamen aan de orde is geweest. Op dat moment conformeerde klaagster zich aan de afspraken (waarderingswijze) die daarover gemaakt werden.

De kamer is van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris hier onjuist heeft geadviseerd. Klaagster heeft weliswaar duidelijk gemaakt waarom zij de informatie die haar over dit onderwerp verstrekt werd anders interpreteerde, maar dit gegeven vormt geen grond om aan te nemen dat de notaris in dit verband tekort zou zijn geschoten.  Hiervoor zijn verder ook geen aanwijzingen. De notaris heeft zijn standpunt hierover voorts duidelijk uiteen gezet. De klacht op dit onderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.2.3 De notaris heeft onvoldoende voortvarend gehandeld, klaagster verkeerd geïnformeerd en teveel zelf laten doen.

Klaagster stelt dat zij de notaris herhaalde keren op actie heeft moeten aanspreken, bijvoorbeeld over de betaling van de invorderingsrente. Bovendien heeft de notaris klaagster onjuist geïnformeerd over de mogelijkheden om klaagster bij te staan in het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap. Klaagster vindt dat de notaris haar naar een advocaat had moeten doorverwijzen.

De notaris stelt dat klaagster haar beslissing over (het al dan niet) aanvaarden van de nalatenschap enige tijd heeft uitgesteld. In de tussentijd heeft klaagster wel handelingen verricht die naar het oordeel van de notaris zijn aan te merken als aanvaardingshandelingen.

Om die reden is de notaris van mening dat hij terecht geweigerd heeft een beneficiaire aanvaarding namens klaagster in te dienen. De notaris stelt dat hij klaagster hiervoor bijtijds gewaarschuwd heeft.

Ook omdat klaagster zich telkens heeft beroepen op overleg met een deskundige die haar zou bijstaan, vindt de notaris het onbegrijpelijk dat klaagster vindt dat de notaris haar destijds naar een advocaat had moeten doorverwijzen.

De kamer stelt vast dat de notaris (stilzwijgend) heeft erkend dat het wellicht al met al een maand heeft geduurd voordat hij de invorderingsrente heeft betaald zoals gevraagd. Dit gegeven vormt op zich zelf beschouwd echter geen grond om aan te nemen dat het tempo van de werkzaamheden van de notaris over het geheel genomen te laag zou zijn geweest. Bij gebrek aan feitelijke grondslag kan ook niet worden vastgesteld dat de notaris klaagster onjuist zou hebben geïnformeerd of teveel zelf zou hebben laten doen. Wat dat laatste betreft geldt bovendien dat de erfgenamen de notaris juist te kennen hebben gegeven dat ze zelf zouden afwikkelen, mede ter besparing van kosten. De klacht op dit onderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.2.4 De notaris heeft klaagster onheus en/of niet naar behoren bejegend en verdraait de feiten

Klaagster stelt dat de notaris in zijn e-mail van 25 april 2019 ten onrechte verwijst naar afspraken die tussen erfgenamen gemaakt zijn. Klaagster stelt zich op het standpunt dat over het desbetreffende onderwerp geen afspraken gemaakt zijn.

Verder stelt klaagster dat de notaris haar ten onrechte heeft beschuldigd van het niet respecteren van de rouwperiode van de zus van klaagster. De notaris heeft er volgens klaagster zelf onnodig voor gekozen in de bewuste periode contact op te nemen met de zus van klaagster, zonder dat klaagster de notaris dat heeft gevraagd of opgedragen. Volgens klaagster heeft de notaris ook ten onrechte gesteld of gesuggereerd dat de woning in de nalatenschap door toedoen van klaagster (haar opstelling in contact met medewerkers van de bank) onverzekerd zou zijn of dreigen te geraken.

De notaris stelt dat hij klaagster niet onheus heeft bejegend en ook geen feiten heeft verdraaid. In de door klaagster aangehaalde situaties heeft de notaris klaagster ook nergens van beschuldigd. Volgens de notaris heeft hij klaagster slechts de consequenties van bepaalde feiten en of keuzes voorgehouden.

De kamer stelt vast dat klaagster en de notaris van mening verschillen over de wijze waarop (de toedracht en de consequentie van) bepaalde uitspraken over en weer kunnen of moeten worden uitgelegd.

Aan deze vaststelling of aan andere door klaagster gestelde feiten en omstandigheden kan echter niet de conclusie worden verbonden dat het ontstaan en/of het voortduren van het verschil van mening tussen partijen de notaris tuchtrechtelijk te verwijten valt.

De klacht wordt daarom op dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.

4.3 Dit leidt tot de volgende beslissing.

 5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M.S. Kuipers, mr. B.F. Wesseling,  mr. J.T.J. Heijstek en mr. F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 november 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.