Zoekresultaten 411-420 van de 12893 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:235 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5524

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts heeft geassisteerd bij een operatie aan een trigger finger. Klaagster heeft meerdere klachten over de behandeling en de rol van de arts daarbij. Het college overweegt dat het op de weg van de plastisch chirurg lag om klaagster te informeren over de door de arts uit te voeren handelingen. Dat dit niet is gebeurd levert geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid ten aanzien van de arts op. Het wel of niet onder bloedleegte opereren is de beslissing van de plastisch chirurg. Nu de plastisch chirurg niet onder bloedleegte opereerde heeft de arts logischerwijs geen manchet bij klaagster omgedaan. De toegepaste plaatselijke verdoving is een gebruikelijke en geschikte wijze van verdoving. De klacht is kennelijk ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:236 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5403

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klager is door de plastisch chirurg geopereerd aan de rechterhand vanwege Carpaal Tunnel Syndroom. Volgens klager heeft hij daarbij de midden zenuw gekrabd of beschadigd waardoor Sudeckse-dystrofie is ontstaan. Het college kan niet vaststellen dat de plastisch chirurg tijdens de ingreep onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit het dossier volgt dat de klachten van pijn, tintelingen, verminderd gevoel en kracht na de ingreep waren verbeterd, wat niet past bij beschadiging van een zenuw. Het college kan verder niet vaststellen dat de plastisch chirurg een boze indruk maakte tijdens de ingreep. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:237 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5434

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft klaagster gezien wegens problemen met borstprothesen. Enkele weken daarna wordt tijdens een second opinion kanker geconstateerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg a) nalatigheid omdat hij de diagnose heeft gemist en b) dat hij haar onheus heeft bejegend. Gelet op de uitkomst van de echo was er op dat moment geen noodzaak verder onderzoek te doen. Onheuse bejegening kan niet worden vastgesteld. Beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:234 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5523

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster heeft meerdere klachten over de operatie aan een trigger finger. Het college overweegt dat het niet noodzakelijk is om een operatie als deze onder bloedleegte uit te voeren. Dat de plastisch chirurg het te opereren gebied niet bloedleeg heeft gemaakt is dan ook niet onzorgvuldig. Hetzelfde geldt voor de verdoving. Het was niet medisch noodzakelijk om een extra verdoving te geven. Op basis van de overgelegde foto’s concludeert het college dat de plastisch chirurg de wond zorgvuldig heeft gehecht en daarbij een gebruikelijke techniek heeft toegepast. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5301

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft op 17 maart 2017 twee verstandskiezen bij klager verwijderd. Nadien heeft klager pijnklachten gekregen. Volgens klager is de tandarts onzorgvuldig geweest, heeft hij zijn informatieplicht geschonden, is de dossiervorming onvolledig en onzorgvuldig en heeft hij zich zowel in de klachtenprocedure als de geschillenprocedure niet toetsbaar opgesteld. De tandarts heeft het klaagschrift gemotiveerd betwist. Voor wat betreft de dossiervoering verklaart het college de klacht gegrond. Voor het overige wordt de klacht ongegrond verklaard. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, onder andere nu de tandarts heeft verklaard zijn dossiervoering inmiddels te hebben aangepast en de dossiervoering een ondergeschikt onderdeel van de klacht is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5644

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is in bijzijn van klaagster door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Klaagster was als partner van klager aanwezig bij het spreekuur. Na afloop van het spreekuur en op basis van de beschikbare informatie concludeerde de verzekeringsarts dat een aanvullende psychiatrische/neuropsychologische expertise nodig was om een volledig beeld te kunnen krijgen van klagers gezondheidssituatie. Hierop heeft de verzekeringsarts een verwijzing gestuurd naar een expertisebureau. Ook heeft de verzekeringsarts met het expertisebureau een voorlopig medisch onderzoeksverslag gedeeld. De klacht gaat over het gedrag van de verzekeringsarts tijdens het spreekuur, de verwijzing voor expertise, het delen van het onderzoeksverslag en de inhoud van het onderzoeksverslag. Het college komt tot het oordeel dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht van klaagster is deels niet-ontvankelijk en voor het overige is de klacht (van zowel klaagster als klager) ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:229 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5518

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster dient een klacht in namens haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt de huisarts dat er zonder nader onderzoek en zonder haar dochter gezien te hebben een diagnose is gesteld via de telefoon. Het college overweegt dat de triage door de praktijkassistente aan de telefoon is uitgevoerd conform de NHG-triagewijzer. Er is gevraagd naar de aanwezigheid van alarmsymptomen en hiervan was geen sprake. Gelet op de gemelde klachten van enkel hoesten en verhoging, kon de assistente daarom volstaan met een telefonisch consult en een zelfzorgadvies. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5528

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is tijdens een vakantie in het buitenland gevallen, waarbij letsel aan haar enkel is ontstaan. Terug in Nederland heeft klaagster zich tot haar huisarts gewend. Klaagster is van opvatting dat de huisarts haar (klachten) niet serieus heeft genomen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij aanvankelijk geen gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om het verslag van de foto door te sturen aan de fysiotherapeut van klaagster. Het college overweegt dat een patiënt recht heeft op inzage in en een afschrift van zijn medisch dossier (art. 7:456 BW). Vanaf het moment dat klaagster liet weten een afschrift van de rapportage van de radioloog te willen ontvangen, lag het op de weg van de huisarts om dit verzoek te honoreren. Het uitblijven van een afspraak voor het herstelgesprek is, zoals de huisarts ter zitting ook desgevraagd heeft erkend, geen reden dan wel excuus om het verslag van de radioloog niet spoedig aan klaagster toe te zenden. Dat de huisarts dit niet heeft gedaan, kan haar worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. De geconstateerde tekortkoming is naar het oordeel van het college niet zodanig dat een maatregel moet worden opgelegd. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:231 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4887

    Ongegronde klacht en deels klaagster niet ontvankelijk. Klaagster vindt dat de orthopedisch chirurg (ook verweerder) en zijn collega een onjuiste behandelwijze hebben gekozen bij de operatie aan haar rechter knie. Bij klaagster was sprake van een volledig gescheurde voorste kruisband van oudere datum en een recent gescheurde meniscus. Naar de mening van klaagster had tegelijk met de ingreep aan de meniscus ook de voorste kruisband moeten worden gecorrigeerd. Voorts verwijt klaagster de orthopedisch chirurg dat hij geen profylactische antistolling heeft voorgeschreven en hij bij de nacontroles geen trombose heeft gediagnosticeerd of vermoed. Tenslotte verwijt klaagster het ziekenhuis in het algemeen een onvoldoende medische behandeling te hebben gegeven. Met betrekking tot de ontvankelijkheid oordeelt het college de klacht niet ontvankelijk te verklaren voor zover die is gericht  tegen het handelen van verweerders collega en voor zover die is gericht tegen het ziekenhuis in het algemeen. De overeengekomen operatie was, gezien klaagsters situatie, een vaker gekozen behandeling en redenen waarom verweerder op dat moment anders hadden moeten beslissen zijn het college, ook niet in hetgeen klaagster daarover aanvoert, niet gebleken. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard. Verweerder heeft naar het oordeel van het college met betrekking tot het niet voorschrijven van tromboseprofylaxe volgens de richtlijn gehandeld en was er in dit geval ook geen reden om daar van af te wijken, ook niet in de door klaagster genoemde omstandigheid dat zij rookt en anticonceptie gebruikt. Tenslotte oordeelt het college dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder tijdens de nacontroles aanwijzingen voor trombose heeft gemist. Klaagster niet ontvankelijk voor zover de klachtonderdelen zijn gericht op het handelen van verweerders collega en het ziekenhuis in het algemeen, klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:232 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5337

    Deels gegronde klacht tegen een arts, waarschuwing. Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster was tevens bekend met een paniekstoornis en stond ten tijde van de behandeling door de arts onder behandeling van een psycholoog in verband met PTSS-klachten. Onderzoek wees uit dat er sprake was discopathie L4-5 en in mindere mate op niveau L3-4. Een geplaatst caudaal epiduraal blok was maar tijdelijk effectief. De arts heeft advies gevraagd aan een orthopedisch chirurg. In augustus 2021 vonden er voorlichtingsconsulten plaats bij de arts inzake een mogelijke spondylodese operatie. Klaagster verwijt de arts dat hij haar ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het advies van een door de arts geconsulteerde orthopedisch chirurg, zonder overleg een tweede discogram heeft afgezegd, telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot van klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven en klaagster ten onrechte heeft doorverwezen naar een psychiater. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel kan het college de daaraan ten grondslag gelegde feiten niet vaststellen. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel oordeelt het college dat de arts weliswaar wat explicieter had kunnen zijn in zijn berichtgeving maar dit niet dusdanig verwijtbaar is dat dit tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het college is van oordeel dat dit behoudens bepaalde, uitzonderlijke gevallen, die hier niet van toepassing waren niet is toegestaan. Dit klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel is het college van oordeel dat op het moment dat de arts de behandelend psycholoog van klaagster had benaderd en deze de arts niet kon voorlichten over de mentale status en het coping-gedrag van klaagster in relatie tot de (mogelijk) voorgestane operatie, het op de weg van de arts lag om een hiertoe een psychiater te consulteren. Klacht deels gegrond (derde klachtonderdeel) en voor het overige ongegrond. Het college legt de maatregel van waarschuwing op (zie 5.19 van de beslissing).