Zoekresultaten 11621-11630 van de 12920 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1320 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.246

    Klacht tegen apotheker is ongegrond. Niet is gebleken dat de behandelend oncoloog het medicijn heeft voorgeschreven voor het gebruik voor een ononderbroken duur van vijf weken. Apotheker valt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1314 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.192

    Klacht van profvoetballer tegen aan club verbonden sportarts over toezending van toelichtende brief aan bestuur in verband met blessure over kwalificatie ‘geschikt’, ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1321 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.286

    Handelen van apothekersassistente valt onder haar eigen bevoegdheid en kan apotheker niet worden verweten. Klacht dat apotheker schending van het beroepsgeheim bij collega apothekers heeft uitgelokt is gegrond. Niet gebleken noch gesteld dat er een medische noodzaak was om de gegevens aan collega apothekers te verstrekken. Om die reden legt het Centraal Tuchtcollege de maatregel van waarschuwing op. De overige klachten worden afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1297 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.132

    Klagers (echtpaar) verwijten de huisarts nalatigheid bij de behandeling van klaagster. Volgens klagers hebben zij diverse malen bij de huisarts aangegeven dat de klachten van klaagster voortkomen uit gebrek aan vitamine B 12. De huisarts nam dit niet serieus en verwees klaagster door naar een psychiater. Klagers stellen dat door een neuroloog een zodanig vitamine B12 gebrek is vastgesteld dat klaagster onherstelbare schade aan haar zenuwstelsel heeft opgelopen. Het RTG heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1303 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.254

    De klachten betreffende de behandeling door de huisarts in de laatste levensdagen van de 95-jarige vader van klaagster bij wie volgens de behandelend cardioloog sprake was van ernstig hartfalen waaraan de vader naar verwachting op korte termijn zou overlijden. De klachten dat de huisarts de vader niet heeft doorverwezen naar een zenuwarts en dat niet alle familieleden door de huisarts zijn gehoord over de behandeling, zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1298 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.151

    Klacht tegen huisarts betreffende de behandeling van de twee zonen van klager en de opstelling van de huisarts in dat kader. Klager is gescheiden van de moeder van de kinderen en tussen beide ouders bestaan verschillen van inzicht. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. In hoger beroep is onder meer het verwijt aan de orde dat de arts een van de zonen drie maal heeft behandeld in de periode dat hij niet diens huisarts was en klager, die toen naast de moeder het gezag had over de kinderen, de huisarts uitdrukkelijk had verzocht de zoon niet langer te behandelen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat een arts voor de behandeling van een minderjarige in beginsel toestemming nodig heeft van de beide (gezagdragende) ouders. Als een kind wordt begeleid door één van de ouders, mag de arts er in beginsel van uitgaan dat de toestemming van de andere ouder aanwezig is, behoudens aanwijzingen van het tegendeel. In een situatie waarin er geen huisarts is waar beide ouders mee instemmen mag de huisarts, indien en voor zover de behandeling van het kind niet betreft ingrijpende, niet-noodzakelijke of ongebruikelijke behandelingen, het belang van het kind mag laten prevaleren door het kind wel te onderzoeken en te behandelen. Het beroep wordt verworpen.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1304 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.261

    Klacht tegen arts-assistent. Klager is van mening dat de behandeling in het ziekenhuis van dien aard is geweest dat zijn vader daardoor is overleden, althans dat het risico van overlijden door de wijze van behandeling respectievelijk door het nalaten adequaat te handelen, fors werd vergroot, hetgeen (onder anderen) de arts-assistent valt aan te rekenen. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1299 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.208

    Klaagster, moeder van een minderjarige dochter, beklaagt zich over verweerster, die als oogarts werkzaam is een ziekenhuis. Vader -gescheiden van klaagster- is als oogarts ook verbonden aan dit ziekenhuis waar dochter voor een verminderde visus en (toen) kleine scheelzienshoek is gezien door een orthoptiste en een andere oogarts dan verweerster. Bij het eerste consult waren klaagster en vader aanwezig, bij een tweede consult alleen de vader. Verweerster heeft de dochter bij deze consulten niet gezien.  Advies was om een bril te dragen en eventueel later occlusiebeleid toe te passen. De betrokkenheid van verweerster bestond eruit dat zij als verantwoordelijke voor kinderoogheelkunde en scheelzien, steeds op de hoogte is gesteld door de orthoptiste van haar bevindingen. Verweerster heeft achteraf aan de huisarts verslag gedaan van de onderzoeksbevindingen. De brief is ondertekend door de orthoptiste en door verweerster, als blijk van instemming en het dragen van verantwoordelijkheid. Bij een second opinion in een ander ziekenhuis, is het advies voor een bril en daadwerkelijk over gaan tot occlusie herhaald. Klaagster kan zich niet vinden in het geadviseerde beleid en stelt –kort weergegeven- dat zij niet is gekend in het te volgen beleid, dat verweerster de dochter niet zelf heeft onderzocht, dat verweerster de indruk wekte hoofdbehandelaar te zijn, dat verweerster informatie heeft weggelaten Het RTG wijst de klacht af wegens kennelijke ongegrondheid in al haar onderdelen. In hoger beroep wordt deze uitspraak bevestigd.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1305 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.262

    Klacht tegen arts. Klager is van mening dat de behandeling in het ziekenhuis van dien aard is geweest dat zijn vader daardoor is overleden, althans dat het risico van overlijden door de wijze van behandeling respectievelijk door het nalaten adequaat te handelen, fors werd vergroot, hetgeen (onder anderen) de arts valt aan te rekenen. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1293 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2009.138