Zoekresultaten 1-10 van de 17 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:161 Raad van Discipline Amsterdam 24-535/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat. Niet gebleken is dat verweerder klagers belangen ter zitting onvoldoende heeft behartigd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:157 Raad van Discipline Amsterdam 24-534/A/A 24-542/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening; Van schending van de geheimhoudingsplicht is ook niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:158 Raad van Discipline Amsterdam 24-614/A/NH

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder heeft zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:159 Raad van Discipline Amsterdam 24-564/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege het overschrijden van de vervaltermijn van drie jaar.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:160 Raad van Discipline Amsterdam 24-543/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen eigen advocaat. Klager heeft zijn klacht onvoldoende onderbouwd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:132 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-216/DB/OB

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:133 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-325/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft middels de declaratie ten bedrage van € 13.310,00 in de zaak waarin hij klager op basis van een toevoeging bijstond, honorarium op basis van een uurtarief in rekening heeft gebracht. Dit handelen is in strijd met gedragsregel 18 lid 2. Verweerder heeft voorts tuchtrechtelijk verwijtbaar en in strijd met de kernwaarde (financiële) integriteit gehandeld door te dreigen met beslaglegging op roerende en onroerende zaken van klager en van klagers moeder, indien betaling van de declaratie ten bedrage van € 13.310,00 zou uitblijven. Verweerder wist immers dat een deugdelijke grondslag van de declaratie waarvan hij betaling verzocht, ontbrak. In zoverre gegrond. De klacht over de kwaliteit van de dienstverlening is ongegrond. De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat klager, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd op welke punten verweerder steken heeft laten vallen. Naar het oordeel van de raad getuigt de bijstand zoals geschetst, niet van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Omdat verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld is de raad van oordeel dat kan worden volstaan met oplegging van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:129 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-301/DB/ZWB

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:130 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-416/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25. Gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:131 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-432/DB/ZWB

    Raadbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen ongegrond. De raad overweegt dat het de taak van verweerder was om de belangen van zijn cliënt te behartigen en in dat verband in de procedure die standpunten naar voren te brengen en die stukken en getuigenverklaringen in het geding te brengen waarmee naar zijn oordeel de belangen van zijn cliënt het beste werden gediend. Dat verweerder daarbij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad, is de raad niet gebleken. Klager verwijt verweerder dat hij in het gerechtsgebouw tegen klager heeft gezegd: “Jij spoort niet”, althans woorden van gelijke strekking. Verweerder heeft erkend dat hij in klagers bijzijn heeft gezegd “hij spoort niet”, althans woorden van gelijke strekking. In zoverre staat de feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel vast. De raad is van oordeel dat verweerder er weliswaar beter aan had gedaan om andere bewoordingen te bezigen, maar dat, gezien de context waarbinnen de uitlating is gedaan, van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is.