ECLI:NL:TADRSHE:2024:146 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-383/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2024:146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 31-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-383/DB/LI |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Niet is gebleken dat verweerster zich ten onrechte en op onzorgvuldige wijze heeft teruggetrokken. Klager verwijt verweerster dat zij is tekortgeschoten in de overdracht van het dossier. Vast staat dat verweerster ten tijde van het verzoek om overdracht wegens arbeidsongeschiktheid afwezig was en dat mr. Z haar praktijk waarnam. Onder die omstandigheid kan verweerster niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop op het verzoek om afgifte van de stukken is gereageerd. Verweerster heeft wel tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, doordat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om een urenspecificatie aan klager te verstrekken. Omdat niet is gebleken dat klager van dit nalaten nadeel heeft ondervonden, ziet de raad af van oplegging van een maatregel. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 28 oktober 2024
in de zaak 24-383/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde :
over:
verweerder
gemachtigde:
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 24 november 2023 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”).
1.2 Op 24 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-103 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Verschenen zijn klager, bijgestaan door mr. R, advocaat, en mr. Z, verweersters gemachtigde. Verweerster is niet verschenen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de e-mail met bijlage van de gemachtigde van klager van 7 juni 2024 .
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is bijgestaan door verweerster en mr. Z, beiden destijds werkzaam op het kantoor B.
2.3 Mr. Z heeft klager bijgestaan in een tweetal civielrechtelijke aansprakelijkheidskwesties tegen FP en K vanaf oktober 2019 respectievelijk november 2020.
2.4 Verweerster heeft klager bijgestaan in een bestuursrechtelijke appelprocedure bij de Centrale Raad van Beroep tegen het Ministerie van Defensie. In deze zaak heeft verweerster klager bijgestaan op toevoegingsbasis.
2.5 Verweerster heeft klager daarnaast vanaf 27 juni 2022 bijgestaan in een huurkwestie. In deze zaak is aan rechtsbijstandsverzekeraar SAR gevraagd om dekking te verlenen. In afwachting van de reactie van de rechtsbijstandsverzekeraar heeft verweerster op 30 juni 2022 een bedrag van € 302,50 inclusief BTW bij klager in rekening gebracht. Verweerster heeft een brief aan de verhuurder en een brief aan SAR opgesteld. Op maandag 4 juli 2022 heeft klager verweerster per e-mail op de hoogte gebracht van een confrontatie met de verhuurder die dat weekend had plaatsgevonden, ten gevolge waarvan de brief aan SAR volgens klager moest worden aangepast. Diezelfde dag heeft verweerster een voorschotnota ten bedrage van € 181,50 aan klager gestuurd.
2.6 Later die dag heeft tussen klager en verweerster een telefoongesprek plaatsgevonden. Tijdens dit telefoongesprek is tussen klager en verweerster een discussie ontstaan over de aanpassing van de brief en de betaling van de declaraties. Tijdens dit telefoongesprek heeft klager tegen verweerster gezegd dat zij hem chanteert.
2.7 Verweerster heeft van de inhoud van het telefoongesprek melding gemaakt bij mr. Z. Op 5 juli 2024 heeft mr. Z telefonisch contact opgenomen met klager. Tijdens dit telefoongesprek heeft mr. Z aan klager kenbaar gemaakt dat verweerster vanwege de inhoud van het telefoongesprek d.d. 4 juli 2024 geen vertrouwen meer had in een verdere samenwerking met klager en om die reden haar werkzaamheden wilde neerleggen. Klager heeft mr. Z een klacht in het vooruitzicht gesteld.
2.8 Verweerster en mr. Z hebben op 5 juli 2022 hun werkzaamheden voor klager neergelegd. Bij brief van 5 juli 2022 hebben verweerster en mr. Z hun beslissing om de werkzaamheden neer te leggen gemotiveerd aan klager toegelicht.
2.9 Op 5 en 8 juli 2022 heeft klager in diverse e-mails aan verweerster en mr. Z zijn ongenoegen geuit over het neerleggen van de werkzaamheden. In een e-mail van 5 juli 2022 heeft klager onder meer aan mr. Z medegedeeld:
“Voor mij staat vast dat u handig gebruik hebt gemaakt van de clash gisterenmiddag met uw collega [verweerster] door mij af te straffen voor wat betreft de dossiers die al jarenlang bij u lopen.”
2.10 Op 12 juli 2022 schreef mr. L, destijds verbonden aan het kantoor B, in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris aan klager:
“[Verweerster] en [mr. Z] hebben mij uw laatste e-mail van 8 juli 2022 doorgestuurd. Ik merk uw e-mail als een klacht tegen de voornoemde advocaten. Ik ben de klachtenfunctionaris van kantoor en zal uw klacht in dit schrijven behandelen.
Ik vat de klachtonderdelen als volgt samen:
[…]
Alle klachtonderdelen worden ten onrechte voorgesteld. Als u het niet eens bent met mijn afhandeling van de klacht dan kunt u zich wenden tot de Deken […]
Hiermee sluit ik de klachtbehandeling.
Voorts stelt u nog een aantal vragen, die ik namens mrs. [Z] en [verweerster] zal behandelen […]”
2.11 Op enig moment is verweerster arbeidsongeschikt geworden. Tijdens de afwezigheid van verweerster heeft mr. Z de dossiers van verweerster waargenomen.
2.12 Bij e-mail van 24 maart 2023 heeft mr. R, de opvolgend advocaat van klager, verweerster als volgt bericht:
“(…) U behandelde voor cliënt diens geschil met het Ministerie van Defensie inzake achterstallig wachtgeld. Ter zake was u aan cliënt toegevoegd. Om u moverende redenen, waarmee cliënt het overigens niet eens is, heeft u cliënt laten weten per 5 juli 2022 de opdracht tot rechtshulpverlening neer te leggen en cliënt geadviseerd een andere advocaat te zoeken. (…) Thans zal ik zijn belangen behartigen in de kwestie tegen het Ministerie van Defensie.
Kunt u mij een kopie van het dossier verstrekken en een opgaaf doen van de door u aan het dossier bestede tijd met een kopie toevoegingsbeschikking. (…)”
2.13 Bij e-mail van 2 juni 2023 heeft mr. R verweerster als volgt bericht:
“Voor zover ik kan nagaan heb ik het dossier waar ik om vroeg (zie mijn mail van 25 maart jongstleden) nog niet ontvangen. Is het mogelijk dat u mij voorziet van een afschrift van het complete dossier? (…)”
2.14 Bij e-mail van 12 juni 2023 heeft mr. Z mr. R als volgt bericht:
“Naar aanleiding van uw e-mail d.d. 2 juni 2023 kan ik u berichten dat bij mijn weten noch ik, noch één van mijn kantoorgenoten, heeft opgetreden in een zaak tegen Defensie. Die zaak is door een ander advocatenkantoor behandeld. Ik verzoek u derhalve beleefd om het dossier bij de betreffende advocaat op te vragen. (…)”
2.15 Bij e-mail van 30 juni 2023 heeft mr. R verweerster als volgt bericht:
“Tot op heden ontving ik in bovenvermelde zaak geen dossier. Wel werd mij door [mr. Z] op 12 juni bericht dat het dossier niet bekend zou zijn.
Ik heb volledigheidshalve nog eens nagevraagd bij cliënt maar u bent toch echt de advocaat die cliënt bijstond in een kwestie tegen het Ministerie van Defensie tot de eenzijdige beëindiging uwerzijds op 5 juli 2022. Inmiddels is op cliënts verzoek uitstel gevraagd bij de Centrale Raad van Beroep. Ook daar is als procespartij de Minister van Defensie vermeld.
Dat het dossier niet bij [kantoor B] bekend is vind ik dan ook onbegrijpelijk.
Ik zou thans graag het integrale dossier uiterlijk maandag 3 juli 16.00 uur aanstaande in mijn bezit hebben bij gebreke waarvan ik namens cliënt mandaat heb gekregen een klacht in te dienen bij de Deken.”
2.16 Bij e-mail van 3 juli 2023 heeft mr. Z mr. R als volgt bericht:
“Vanwege langdurige afwezigheid van [verweerster] heb ik namens haar geantwoord. Ik ken de zaak bij de CRvB niet, ik wist niet dat die ook tegen Defensie was. Ergo, een misverstand. Het dossier komt eraan.”
2.17 Op 24 november 2023 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
- Verweerster heeft zich ten onrechte en op onzorgvuldige wijze teruggetrokken uit de za(a)k(en) van klager;
- Verweerster is tekortgeschoten in de overdracht van het dossier;
- Verweerster heeft klager niet dan wel onvoldoende geïnformeerd.
4. VERWEER
4.1 Verweerster heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 Toetsingskader
De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Beoordeling
5.2 Klachtonderdeel 1
Klager verwijt verweerster dat zij zich ten onrechte en op onzorgvuldige wijze heeft teruggetrokken uit de za(a)k(en) van klager. De raad stelt bij dit klachtonderdeel voorop dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen dat de cliënt daarvan zo min mogelijk schade ondervindt. Dit alles volgt uit gedragsregel 14, lid 2 en 3.
5.3 Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat de vertrouwensbasis was komen te vervallen. De raad kan verweerster daarin volgen. Partijen twisten over de exacte inhoud van het telefoongesprek tussen klager en verweerster op 4 juli 2022, zodat de raad niet kan vaststellen hoe dat telefoongesprek precies is verlopen. Op basis van de overlegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat echter wel vast dat tussen klager en verweerster tijdens het telefoongesprek van 4 juli 2022 sprake was van onenigheid. Klager heeft in zijn e-mail aan verweerster van 5 juli 2022 het telefoongesprek met verweerster gekwalificeerd als een “clash”. Verder heeft klager ter zitting van de raad verklaard dat hij in het telefoongesprek met verweerster naar aanleiding van de onenigheid die was ontstaan over de betaling van de voorschotnota tegen haar heeft gezegd: “Ben je me nu aan het chanteren? Je bent me gewoon aan het chanteren”. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt voorts dat klager tijdens het telefoongesprek met mr. Z op 5 juli 2022 heeft aangekondigd een klacht bij de deken in te dienen. De raad kan zich voorstellen dat de aantijging aan het adres van verweerster en de aangekondigde klacht voor verweerster en mr. Z aanleiding zijn geweest om te concluderen dat de noodzakelijke vertrouwensbasis was komen te vervallen en het kantoor klager niet langer kon bijstaan. Dit betekent dat het verweerster vrij stond om haar werkzaamheden te beëindigen.
5.4 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster haar werkzaamheden bovendien op zorgvuldige wijze neergelegd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op het moment van de beëindiging van verweersters werkzaamheden er in klagers zaak geen directe procedurele handelingen waren vereist. Van ontijdige beëindiging van de werkzaamheden was dus geen sprake. Verweerster en mr. Z hebben hun beslissing om de werkzaamheden te beëindigen bij brief van 5 juli 2022 gemotiveerd aan klager kenbaar gemaakt en hem geadviseerd om een andere advocaat in de arm te nemen.
5.5 De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster zich ten onrechte en op onzorgvuldige wijze heeft teruggetrokken. Klachtonderdeel 1 is derhalve ongegrond.
5.6 Klachtonderdeel 2
Klager verwijt verweerster dat zij is tekortgeschoten in de overdracht van het dossier. Vast staat dat verweerster ten tijde van het verzoek om overdracht wegens arbeidsongeschiktheid afwezig was en dat mr. Z haar praktijk waarnam. Onder die omstandigheid kan verweerster niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop op het verzoek om afgifte van de stukken is gereageerd. Klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.
5.7 Klachtonderdeel 3
Klager verwijt verweerster dat zij klager niet naar behoren heeft geïnformeerd, doordat zij heeft nagelaten aan klager urenspecificaties te verstrekken. De raad overweegt dat van een zorgvuldig optredende advocaat mag worden verlangd dat hij de cliënt tijdig en schriftelijk op de mogelijkheid van de intrekking van de toevoeging wijst en de cliënt periodiek een urenspecificatie en kostenopgave verstrekt, zodat de cliënt de gelegenheid krijgt om zijn eigen afweging te maken omtrent de financiële risico’s bij het doorzetten van de zaak (HvD 21 november 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:213). Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om klager periodiek een urenspecificatie te verstrekken. De raad is van oordeel dat verweerster dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6. MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, doordat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om een urenspecificatie aan klager te verstrekken. Omdat niet is gebleken dat klager van dit nalaten nadeel heeft ondervonden, ziet de raad af van oplegging van een maatregel.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart,moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel 3 gegrond;
- ziet af van oplegging van een maatregel;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven, J.A.J.A. Luijten, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 28 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 oktober 2024