Zoekresultaten 191-200 van de 789 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:181 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2478
- Datum publicatie: 19-11-2024
- Datum uitspraak: 18-11-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:181
Herzieningsverzoek. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft een klacht tegen de verpleegkundige gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard en daarbij aan de verpleegkundige de maatregel van berisping opgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft besloten tot openbaarmaking van deze berisping en de gronden waarop zij berust zoals bedoeld in artikel 9 en 11 Wet BIG. Dit betekent dat de berisping vanaf de datum dat de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege onherroepelijk is geworden vijf jaar lang zichtbaar is in het BIG-register. De verpleegkundige heeft bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet BIG een verzoek ingediend tot herziening van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het herzieningsverzoek te laat is ingediend en geen naderhand gebleken omstandigheden bevat die naar ernstig vermoeden bij eerdere bekendheid tot een andere beslissing zouden hebben geleid. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de verpleegkundige niet ontvankelijk in haar verzoek.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:239 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6825
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 15-11-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:239
Kennelijk ongegronde klacht tegen een cardioloog. Klager is vanwege een hartinfarct opgenomen geweest in het ziekenhuis waar verweerder als cardioloog werkzaam was. Klager verwijt de cardioloog dat deze hem niet direct heeft doorverwezen voor een dotterbehandeling, maar heeft gekozen voor een behandeling met medicijnen. Het college overweegt dat het hartinfarct waarmee klager zich op de SEH presenteerde al langer dan 24 uur geleden was doorgemaakt. Dit valt af te leiden uit het dossier. Een dotterprocedure is dan niet meer zinvol. Verweerder heeft in overleg met zijn collega en het hartteam zijn behandeling bepaald en klager ook nog verwezen voor een second opinion. Het college is van oordeel dat de behandeling die klager van verweerder heeft gekregen zorgvuldig is geweest en in overeenstemming met de geldende richtlijnen. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:240 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6842
- Datum publicatie: 15-11-2024
- Datum uitspraak: 15-11-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:240
Deels gegronde klacht tegen een cardioloog. Klaagster heeft zich bij de stichting waar verweerster als cardioloog aan verbonden is aangemeldin verband met lichamelijke klachten. Klaagster is eenmalig op consult geweest. Daarnaast is er veel e-mail- en whatsappcontact geweest tussen klaagster en verweerster. Klaagster vindt dat verweerster haar niet goed heeft behandeld en foutieve facturen heeft gestuurd. Het college komt tot het oordeel dat de klacht wat betreft de facturen deels gegrond is. Ten aanzien van de behandeling oordeelt het college dat het hij op wetenschappelijke gronden de diagnose CVS/ME van verweerster niet kan volgen, maar dat het college ook niet kan vaststellen dat deze diagnose onjuist is omdat op dit terrein de diagnose wordt gesteld bij uitsluiting, zoals verweerster heeft gedaan. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Over de facturen is het college van oordeel dat verweerster de behandeling onder een onjuiste DBC-code in rekening heeft gebracht. Ook is op de factuur een fietsproef vermeld die niet is afgenomen en is het consult onterecht als ‘dagverpleging’ op de factuur opgenomen. Wat betreft de kosten die voor de digitale contacten in rekening zijn gebracht geldt dat dit aan zorgverleners is toegestaan, al is de gekozen DBC-code volgens het college discutabel. Het college verklaart de klacht deels gegrond en legt verweerster de maatregel op van een waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6979
- Datum publicatie: 14-11-2024
- Datum uitspraak: 12-11-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:126
Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en verder kennelijk ongegrond. Familie van een in 2014 overleden patiënte klagen tegen een arts die destijds als arts (niet in opleiding tot specialist) nog maar kort werkzaam was op de afdeling van het ziekenhuis. De klacht gaat onder meer over onvoldoende lichamelijk onderzoek, het niet stellen van een differentiaal diagnose, het kiezen van een expectatief beleid en het voorschrijven van slaapmedicatie. De arts heeft onderzoek verricht bij patiënte en haar gesproken. De klacht over het handelen of nalaten meer dan 10 jaar voorafgaande aan de indieningsdatum van de klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6753
- Datum publicatie: 14-11-2024
- Datum uitspraak: 11-11-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:125
Klacht tegen een gz-psycholoog van ouders namens hun nog minderjarige dochter die op grond van een door de kinderrechter verleende machtiging verbleef in een (gesloten) accommodatie voor jeugdhulp. De gz-psycholoog was tijdens een deel van het verblijf als (regie)behandelaar betrokken. Klagers verwijten de gz-psycholoog dat vrijheidsbeperkende maatregelen werden toegepast met ernstig fysiek geweld, het acuut en eenzijdig opzeggen van de behandeling, het vernietigen van een onderzoeksrapport en het niet delen van de informatie uit dat onderzoek en dat de gz-psycholoog geen signaleringsplan suïcide heeft opgesteld. Het college komt tot het oordeel dat de klachten die gaan over het einde van de behandeling en het vernietigen van het onderzoeksrapport gegrond zijn en de overige klachten ongegrond. Het college legt een berisping op.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6832
- Datum publicatie: 13-11-2024
- Datum uitspraak: 13-11-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:125
Klaagster verwijt oogarts schending van zijn beroepsgeheim omdat hij in het kader van een civiele procedure, de medische gegevens van klaagster, zonder haar toestemming, aan een externe deskundige heeft verstrekt. Ook verwijt zij hem dat hij heeft geweigerd een verklaring in het dossier op te nemen en dat hij kosten in rekening wilde brengen voor het toesturen van het medisch dossier.Het gebruik van medische gegevens in een rechtszaak die door de arts tegen de patiënt wordt gestart. Voor deze situatie biedt de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ geen handvat. Verplichting tot onderbouwing van vordering in civiele procedure. Artikel 6 EVRM. Onderbouwing en afweging noodzaak tot gebruik van medische gegevens. Het college formuleert de uitgangspunten aansluitend bij de bestaande wet- en regelgeving en jurisprudentie. Beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit: uitsluitend relevante medische gegevens. Toestemming vragen aan patiënt bij voornemen tot doorbreking van geheimhoudingsplicht. Het overwegen van andere procedurele mogelijkheden als de patiënt geen toestemming geeft, zoals een beroep op artikel 22 Rv of verzoek tot benoeming deskundige. Overdracht van informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt. Verantwoordelijkheid voor afweging relevantie en anonimisering van patiëntgegevens. Geheimhoudingsplicht is op ongeoorloofde wijze doorbroken. Handelen in strijd met art. 7:454 lid 2 BW. Kosteloze verstrekking afschrift medisch dossier. Gedeeltelijk gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6572
- Datum publicatie: 13-11-2024
- Datum uitspraak: 13-11-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:126
Oogarts wordt verweten herhaaldelijk fouten te hebben gemaakt tijdens de uitgevoerde operaties en dat zij klaagster niet serieus heeft genomen. Bloeding, lenstouch en ontsteking. Complicaties tijdens de operatie. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Geen objectieve aanwijzingen voor niet serieus nemen. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:177 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2601
- Datum publicatie: 13-11-2024
- Datum uitspraak: 25-10-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:177
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een lid-beroepsgenoot van een Regionaal Tuchtcollege. De klacht gaat over de behandeling van een klacht door het tuchtcollege en de inhoud van de beslissing van het college. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollegeheeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager tegen deze beslissing ingestelde beroep. In de onderhavige zaak heeft verweerster niet gehandeld als beroepsbeoefenaar in de zin vanartikel 47 Wet BIG, maar als (tucht)rechter. In die hoedanigheid kan zij niet tuchtrechtelijk worden aangesproken. Een andere uitleg zou namelijk een door de wetgever niet beoogde doorbreking betekenen van het tegen uitspraken van een regionaal tuchtcollege door de wet opengestelde hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6969
- Datum publicatie: 13-11-2024
- Datum uitspraak: 13-11-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:127
Klagers, de tweelingzus en schoonzoon van een overleden patiënte, dienden een klacht in tegen verweerster, de arts die betrokken was bij de zorg van patiënte. Ze beschuldigen haar van het actief beëindigen van het leven van patiënte, het volgen van de wensen van de echtgenoot zonder eigen medische verantwoordelijkheid, en het niet geven informatie. De voorzitter verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht namens de patiënte. De echtgenoot en zoon van patiënte staan niet achter de klacht en de echtgenoot vertegenwoordigt in beginsel de wil van patiënte. Deze wordt namelijk geacht de wil van de patiënt het best te kennen. Klagers hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat klagers de wil van de patiënte vertegenwoordigen. Ook in hun eigen klacht worden zij niet-ontvankelijk verklaard dan wel is deze ongegrond. De voorzitter heeft er begrip voor dat klagers hebben geleden onder het stervensproces van hun (schoon)zus maar de klacht die daarover gaat heeft geen betrekking op een handelen of nalaten tegenover klagers zelf op het gebied van het individuele gezondheidsrecht. Voorts acht de voorzitter het een juiste handelwijze dat verweerster haar informatieverplichtingen jegens de echtgenoot nakwam. Patiënte was niet meer wilsbekwaam en dan dienen op grond van de wet de verplichtingen jegens de echtgenoot te worden nagekomen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:178 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2602
- Datum publicatie: 13-11-2024
- Datum uitspraak: 25-10-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:178
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een lid-beroepsgenoot van een Regionaal Tuchtcollege. De klacht gaat over de behandeling van een klacht door het tuchtcollege en de inhoud van de beslissing van het college. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollegeheeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager tegen deze beslissing ingestelde beroep. In de onderhavige zaak heeft verweerster niet gehandeld als beroepsbeoefenaar in de zin vanartikel 47 Wet BIG, maar als (tucht)rechter. In die hoedanigheid kan zij niet tuchtrechtelijk worden aangesproken. Een andere uitleg zou namelijk een door de wetgever niet beoogde doorbreking betekenen van het tegen uitspraken van een regionaal tuchtcollege door de wet opengestelde hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege.