ECLI:NL:TGZRSHE:2024:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6832

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:125
Datum uitspraak: 13-11-2024
Datum publicatie: 13-11-2024
Zaaknummer(s): H2024/6832
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt oogarts schending van zijn beroepsgeheim omdat hij in het kader van een civiele procedure, de medische gegevens van klaagster, zonder haar toestemming, aan een externe deskundige heeft verstrekt. Ook verwijt zij hem dat hij heeft geweigerd een verklaring in het dossier op te nemen en dat hij kosten in rekening wilde brengen voor het toesturen van het medisch dossier.Het gebruik van medische gegevens in een rechtszaak die door de arts tegen de patiënt wordt gestart. Voor deze situatie biedt de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ geen handvat. Verplichting tot onderbouwing van vordering in civiele procedure. Artikel 6 EVRM. Onderbouwing en afweging noodzaak tot gebruik van medische gegevens. Het college formuleert de uitgangspunten aansluitend bij de bestaande wet- en regelgeving en jurisprudentie. Beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit: uitsluitend relevante medische gegevens. Toestemming vragen aan patiënt bij voornemen tot doorbreking van geheimhoudingsplicht. Het overwegen van andere procedurele mogelijkheden als de patiënt geen toestemming geeft, zoals een beroep op artikel 22 Rv of verzoek tot benoeming deskundige. Overdracht van informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt. Verantwoordelijkheid voor afweging relevantie en anonimisering van patiëntgegevens. Geheimhoudingsplicht is op ongeoorloofde wijze doorbroken. Handelen in strijd met art. 7:454 lid 2 BW. Kosteloze verstrekking afschrift medisch dossier. Gedeeltelijk gegrond. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 13 november 2024 op de klacht van:

[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: mr. F.H.J. van Gaal, werkzaam in Wychen,

tegen

[C],
oogarts,
werkzaam in [D],
verweerder, hierna ook: de oogarts
gemachtigde: mr. A.C. de Die, werkzaam in Amsterdam.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De oogarts heeft in 2019 bij klaagster een bovenooglidcorrectie uitgevoerd. Omdat
klaagster niet tevreden was met het resultaat, plaatste zij reviews over haar negatieve ervaring op internet. De oogarts heeft klaagster in kort geding gedagvaard vanwege haar openbare uitlatingen. In deze kortgedingprocedure heeft de oogarts een medisch advies van een externe deskundige overgelegd. Volgens klaagster heeft de oogarts zijn beroepsgeheim geschonden door zonder toestemming van klaagster haar medische gegevens aan deze externe deskundige te verstrekken. Daarnaast stelt klaagster dat de oogarts heeft geweigerd een verklaring van klaagster aan het dossier toe te voegen waarin zij opmerkt dat zij de informatie in het medisch dossier onjuist en onvolledig vond. Ook wilde verweerder kosten in rekening brengen voor het toesturen van het medisch dossier. De oogarts stelt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt de oogarts de maatregel van berisping op. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 16 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 maart 2024;
- de aanvullende stukken, ontvangen van klaagster op 25 april 2024;
- de e-mails met bijlagen, ontvangen van de gemachtigde van de oogarts op 19 september 2024.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 20 september 2024. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster en de gemachtigde van de oogarts hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 In juli 2019 voerde de oogarts een bovenooglidcorrectie bij klaagster uit. Omdat
klaagster niet tevreden was met het resultaat, ging zij enkele keren voor een consult naar de oogarts terug.

3.2 Op 11 augustus 2021 stuurde klaagster een e-mail naar de oogkliniek waar de oogarts werkzaam is (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “Beste assistente, Graag zou ik mijn dossier digitaal (of per post) willen ontvangen. Dit heb ik nodig voor een second opinion. Alvast dank.” Diezelfde dag reageerde de oogarts per e-mail. In eerste instantie wees hij klaagster erop dat het dossier gesloten was, waarop klaagster reageerde dat zij recht had op inzage. Later die dag schreef de oogarts: “Dank u heeft helemaal gelijk, in dit geval mag ik wel mijn kosten in rekening brengen voor mijn werk. Is dat ok?” Klaagster mailde daarop terug: “Nee, u moet een afschrift van het dossier kosteloos verstrekken. Dat zijn de regels.”

3.3 Op 15 augustus 2021 stuurde de oogarts de medische gegevens per e-mail aan klaagster toe. Klaagster reageerde diezelfde dag per e-mail: “Informatie in het dossier is niet juist en onvolledig. Litteken rechts is nog steeds rood. Ik kan mijn rechteroog niet volledig sluiten. Daarvoor gebruik ik Duratears oogzalf in de nacht. Al 2 jaar. Gebruik ik dit niet, dan gaan mijn ogen prikken. Er is sprake van vaattekening op de oogleden. Dat vind ik cosmetisch erg storend. Verder houd ik veel vocht vast. Dit vind ik cosmetisch ook erg storend. Graag toevoegen aan het dossier.”

3.4 Op 20 augustus 2021 stuurde zij om 07.51 uur opnieuw een e-mail aan de oogarts: “Helaas heb ik nog geen reactie ontvangen op mijn mail van zondag 15 augustus. Ik zou het fijn vinden als u mijn aanvulling opneemt in het dossier. Ik heb namelijk recht op aanvulling van gegevens uit mijn medisch dossier. U bent verplicht om dit op te nemen. Graag ontvang ik het aangepaste medisch dossier.”

3.5 De oogarts reageerde diezelfde ochtend om 09.02 uur als volgt: “Dank, ik heb geschreven dat de littekens langdurig rood zijn geweest en zijn behandeld. Op de laatste foto zie ik geen bijzondere roodheid meer. Dat geldt ook voor vaattekening. Vaattekening hebben de meeste mensen, ook die niet een behandeling hebben gehad. Ik ga geen dingen vermelden die ik zelf niet of nauwelijks zie. Daartoe kunt u mij niet verplichten. Bij een second opinion kunt u dat echter zelf aanhangig maken, daarvoor is het ook bedoeld.”

3.6 Klaagster reageerde hierop: “Dat kan ik wel. Ik heb recht op aanvulling. U bent verplicht om dit op te nemen. Het is míjn verklaring. En ik kan het bovendien ondersteunen met foto’s (Zie bijlage) U ziet: (…). Graag het bovenstaande opnemen in het dossier, met foto’s.”

3.7 De oogarts reageerde om 09.34 uur: “ik kan en mag geen foto’s opnemen die niet in mijn dossier staan, dit zijn uw foto’s en die die kunt u er zelf aan toevoegen.”

3.8 Klaagster sloot de e-mailwisseling om 09.43 uur als volgt af: “U ziet toch ook dat ik mijn oog niet kan sluiten. En dat het nog steeds rood is. U dient dit op te nemen in het dossier. Bovendien mis ik een heleboel correspondentie in het dossier. Ik ben ontzettend kwaad. En ik laat het hier niet bij zitten. Ik ga andere stappen zetten. (…) Ik wens geen contact meer.”

3.9 In 2021 plaatste klaagster op de websites van onder andere AVROTROS Radar en Trustpilot reviews over haar negatieve ervaring. Daarin heeft klaagster onder meer haar onvrede geuit over de oogarts, de oogkliniek en het resultaat van de operatie. Na sommaties van de oogarts verwijderde klaagster haar uitlatingen van internet.

3.10 In 2023 plaatste klaagster opnieuw een review op Trustpilot. Na sommaties van de zijde van de oogarts trok klaagster deze publicatie in en plaatste zij in 2023 een nieuw bericht. Klaagster ondertekende dit bericht met:“[voornaam klaagster], een zeer ongelukkige vrouw van 33 [e-mailadres klaagster] (gmail)”

3.11 Bij e-mail van 28 juni 2023 heeft de advocaat van de oogarts een medisch
adviesbureau gevraagd advies uit te brengen naar aanleiding van het ongenoegen van klaagster. In dit e-mailbericht staat de vraagstelling aan de medisch adviseur opgenomen en vermeldt de advocaat: “Bijgaand treft u aan het geanonimiseerde medische dossier met het verzoek in het advies aan de patiënt met haar voornaam te refereren.”

3.12 De medisch adviseur bracht op 31 juli 2023 zijn advies uit, waarin het volgende staat
vermeld:
“ Betreft: Naam : mevrouw [voornaam klaagster]
Adres :
Woonplaats :
Geboortedatum :
Kenmerk :
(…)
Beschikbare documentatie
• Medische status
• (…)
• Operatie bovenooglidcorrectie/proctocol
• (…)”
Onder het kopje ‘Beschrijving van de casuïstiek’ staat onder meer “Foto’s email” vermeld.

3.13 De oogarts heeft klaagster op in 2023 in kort geding gedagvaard met het verzoek om klaagster te verbieden verdere negatieve uitlatingen te doen over de oogarts. Bij de dagvaarding was het betreffende medisch advies toegevoegd. In het kader van het verweer in kort geding, legde de advocaat van klaagster ook medische gegevens over, waaronder een fotoreportage en medische verklaringen van een andere oogkliniek en van een dermatoloog over de gevolgen van de behandeling door de oogarts. Deze gegevens waren niet geanonimiseerd.

3.14 Deze door klaagster overgelegde medische processtukken werden door de advocaat van de oogarts op 30 oktober 2023 gedeeltelijk geanonimiseerd doorgestuurd naar het medisch adviesbureau voor een aanvullend medisch advies. Voor het anonimiseren van de documenten was gebruik gemaakt van een zwarte stift waarmee een aantal persoonsgegevens waren doorgestreept. In deze medische processtukken zijn op sommige plekken de achternaam, het Burgerservicenummer (BSN), het adres, de geboortedatum en het telefoonnummer van klaagster nog leesbaar.

3.15 De medisch adviseur bracht op 1 november 2023 een tweede advies uit:
“ Betreft: Mevrouw [Voorletter (voornaam klaagster)] ANONIEM
Geb.: [volledige geboortedatum klaagster]
(…)
Beschrijving van de casuïstiek
Zie rapport van 31 juli 2023
Aanvullende medisch documentatie
(…)”
Als antwoord op een van de aan hem gestelde vragen schrijft de medisch adviseur in de laatste zin van het rapport: “Redelijkerwijs is het voor mij niet mogelijk om de privacygegevens van mevrouw [voornaam klaagster] te achterhalen.”

4. De klacht en de reactie van de oogarts
4.1 Klaagster verwijt de oogarts dat hij:
a) zijn beroepsgeheim heeft geschonden door tweemaal, zonder toestemming van klaagster, medische informatie aan derden te verstrekken. Hij heeft hiermee

b) gehandeld in strijd met de KNMG-richtlijn en de Wet Bescherming Persoonsgegevens [het college begrijpt dat bedoeld wordt de (Uitvoeringswet) Algemene verordening Gegevensbescherming (AVG]);

c) in strijd met het recht van klaagster op aanvulling van gegevens, heeft geweigerd een verklaring van klaagster en foto’s in het medisch dossier op te nemen;

d) kosten in rekening wilde brengen voor het opstellen en versturen van het dossier, terwijl hij dat kosteloos moet verstrekken.

4.2 De oogarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren:
a) Er zijn door hem geen persoonsgegevens verstrekt. Het medisch dossier is geanonimiseerd aan de externe deskundige toegestuurd en wel op een zodanige manier dat de identiteit van klaagster niet vast te stellen is. Hij heeft gehandeld binnen de grenzen van zijn beroepsgeheim, binnen de grenzen van de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ (hierna: de KNMG-richtlijn) en binnen de grenzen van de privacywetgeving. Subsidiair stelt de oogarts dat hij persoonsgegevens mocht gebruiken als onderbouwing van een rechtsvordering. Hij zag zich genoodzaakt zich inhoudelijk te verweren tegen de openbare uitlatingen van klaagster. Eveneens subsidiair voert de oogarts aan dat de bepaling van artikel 9 lid 2 sub f AVG, analoog moet worden toegepast.

b) De verklaring en de foto’s van klaagster zijn niet in het dossier opgenomen. De
oogarts had een andere interpretatie van het verzoek van klaagster en heeft haar laten weten dat ze de informatie zelf aan het dossier kon toevoegen.

c) Het dossier is kosteloos aan klaagster verstrekt.

4.3 Tijdens de zitting heeft klaagster nog aangevoerd dat de oogarts het dossier niet juist heeft bijgehouden omdat er verschillen zijn in het oorspronkelijke medische dossier en de medische gegevens zoals die door de oogarts naar de medisch adviseur zijn gestuurd. Klaagster geeft daarbij aan dat dit geen uitbreiding is van het klachtonderdeel dat de oogarts in strijd met zijn beroepsgeheim heeft gehandeld. De gemachtigde van de oogarts heeft zich op het standpunt gesteld dat dit wel degelijk een uitbreiding van de klacht is en daartegen bezwaar gemaakt.

4.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de oogarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende oogarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de oogarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat de oogarts beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

5.2 Hoewel klaagster heeft betoogd dat zij met de aantijging dat het dossier niet juist is bijgehouden de klacht niet heeft uitgebreid, is het college anders van oordeel. Klaagster heeft immers aan haar stelling dat sprake zou zijn van schending van het beroepsgeheim, het doorsturen van medische stukken aan een derde ten grondslag gelegd. Daarop heeft de oogarts ook gereageerd. Pas tijdens de mondelinge behandeling heeft klaagster opmerkingen gemaakt over verschillen in de twee versies van haar dossier. Dat betreft een ander feitencomplex met een ander beoordelingskader. Daarmee is naar het oordeel van het college wel sprake van een uitbreiding van de klacht. Artikel 65c van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat een klager zijn klacht tot uiterlijk twee weken voor de behandeling van de zaak op de terechtzitting schriftelijk kan wijzigen of aanvullen. De uitbreiding van de klacht is dan ook te laat en ook overigens in strijd met de behoorlijke procesorde. Het college gaat daarom uit van de drie oorspronkelijke klachtonderdelen.

Klachtonderdeel a) schending beroepsgeheim
5.3 Op grond van artikel 7:457 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de oogarts een geheimhoudingsplicht. Zonder toestemming van de patiënt mag hij geen afschrift van de medische gegevens uit het patiëntendossier aan een derde verstrekken. De geheimhoudingsplicht is niet absoluut. Er zijn situaties waarin de arts zijn geheimhoudingsplicht mag doorbreken. Zo mag een arts onder voorwaarden zonder toestemming van de patiënt diens medische gegevens gebruiken bij zijn verweer in een juridische procedure.

5.4 In hoeverre een arts, in het kader van het voeren van verweer in klacht- en tuchtzaken en civiele rechtszaken, zonder toestemming van de patiënt medische informatie mag gebruiken, is nader uitgewerkt in paragraaf 5.7.1 van de KNMG-richtlijn (versie 2022). Hierin wordt onder andere het volgende bepaald:
“Voor het gebruiken, c.q. delen, van medische gegevens van de patiënt voor het verweer is wel een rechtvaardiging nodig. Met het verstrekken van de gegevens in een juridische procedure doorbreekt de arts immers zijn medisch beroepsgeheim. De rechtvaardiging voor het gebruik van medische gegevens voor het verweer in een klacht- en tuchtzaak of civiele rechtszaak kan worden gevonden in het 'recht op een eerlijk proces', zoals vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Als de arts de medische gegevens van de patiënt niet zou mogen gebruiken, zou hij immers in een ongelijke positie staan ten opzichte van de patiënt die deze gegevens wel kan gebruiken. Artsen hebben een te respecteren eigen belang om zich adequaat te kunnen verweren. Juridische procedures kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de arts. Het zijn procedures waarvan de uitkomsten een arts in zijn rechten kunnen raken. (…) De inzage in en het gebruik van medische gegevens voor het verweer moeten wel binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit blijven. Op voorhand valt moeilijk te bepalen welke gegevens voor het verweer relevant zijn. Bij het beoordelen daarvan heeft de arts zelf enige beoordelingsruimte. Het gebruik van niet-relevante gegevens levert echter wel een ongeoorloofde inbreuk op het beroepsgeheim en de privacy van de patiënt op.”

5.5 Deze bepaling uit de richtlijn heeft betrekking op situaties waarin de patiënt de procedure is gestart. De KNMG-richtlijn besteedt echter geen aandacht aan de situatie waarin een arts zelf een civiele procedure tegen een patiënt start omdat hij meent door de patiënt in zijn eer en goede naam te zijn aangetast. Het college realiseert zich dat de arts als eisende partij in een civiele procedure de verplichting heeft zijn vordering te onderbouwen. De vraag die dan aan de orde is, is in hoeverre de arts in dat geval de op hem rustende geheimhoudingsplicht mag doorbreken als hij van mening is dat het voor de onderbouwing van de vordering noodzakelijk is medische informatie van de patiënt in het geding te brengen.

5.6 Het college overweegt als volgt. Artikel 6 EVRM, waarin het recht op een eerlijk proces is geformuleerd, geldt ook voor een arts. Dit recht omvat niet alleen het recht van een arts op een adequate verdediging in een gerechtelijke procedure, maar ook het recht van het onderbouwen van een vordering in een (civiele) procedure waarin hij opkomt tegen een aantasting van zijn eer en goede naam. Het is niet wenselijk dat partijen door opgelegde beperkingen in een ongelijke positie ten opzichte van elkaar komen te staan omdat het recht op een eerlijk proces dan in het geding is.

5.7 Soms kan het gebruik van medische gegevens door de arts nodig zijn in een juridische procedure. Ook echter in het geval de arts zelf een procedure start, moet hij rekening houden met de op hem rustende geheimhoudingsplicht. Dit is een zware plicht en terughoudendheid bij doorbreking van de geheimhoudingsplicht is geboden. Naar het oordeel van het college zal de arts zich in een dergelijke situatie daarom allereerst moeten afvragen of hij de vordering ook kan onderbouwen zonder doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Als hij meent dat dat niet kan, dan betekent dat niet zonder meer een vrijbrief voor het overleggen van de medische gegevens van de patiënt. Omdat deze situatie niet is uitgewerkt in de KNMG-richtlijn, zal het college eerst de uitgangspunten nader formuleren hoe naar het oordeel van het college in dergelijke situaties zou moeten worden gehandeld. Het college heeft hierbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande wet en regelgeving en bij de huidige jurisprudentie omtrent de geheimhoudingsplicht. Allereerst moet ook in deze situatie de inzage en het gebruik van medische gegevens in een procedure binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit blijven. Dit betekent dat alleen relevante medische gegevens gebruikt mogen worden. Vervolgens ligt het op de weg van de arts om eerst toestemming aan de patiënt te vragen voor het in het geding brengen van diens medische gegevens. De patiënt – die mogelijk niet op de hoogte is van de door de arts te starten procedure – wordt zo op de hoogte gebracht van het voornemen van de arts tot het doorbreken van de geheimhoudingsplicht. Dit stelt de patiënt in staat om hiertegen bezwaar te maken of anderszins beperkingen te stellen aan het gebruik van diens medische gegevens. Mocht de patiënt weigeren toestemming te verlenen voor het gebruik van relevante medische gegevens, dan kan de arts de rechter tijdens de procedure ook verzoeken om artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toe te passen. Dat artikel bepaalt - kortgezegd - dat de rechter partijen of een van hen kan bevelen op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. Een arts heeft ook de
mogelijkheid de rechter te vragen een deskundige te benoemen.

5.8 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt het college tot het volgende oordeel. Vast staat dat de oogarts niet daadwerkelijk het medisch dossier van klaagster in de procedure heeft overgelegd, maar dit dossier via zijn advocaat – min of meer geanonimiseerd – aan een medisch adviseur heeft gegeven ter beoordeling van zijn handelen. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de oogarts het medisch dossier van klaagster niet geanonimiseerd aan zijn advocaat heeft gestuurd en dat deze advocaat vervolgens de anonimisering heeft uitgevoerd. De oogarts heeft betoogd dat op een advocaat ook een geheimhoudingsplicht rust, zodat hij niet in strijd heeft gehandeld met zijn geheimhoudingsplicht.

5.9 Het college kan deze redenering niet volgen. De geheimhoudingsplicht is immers een wettelijke verplichting. De informatie die onder deze verplichting valt, kan niet zonder meer worden overgedragen enkel en alleen omdat een ander ook een geheimhoudingsplicht heeft. Volgens de KNMG-richtlijn mag een arts weliswaar relevante gegevens aan zijn advocaat overdragen in het kader van een juridische procedure. Dat neemt echter niet weg dat de arts nog altijd zelf verantwoordelijk blijft voor het anonimiseren van patiëntgegevens en het maken van de afweging of de gegevens wel of niet relevant zijn om aan de advocaat over te dragen.

5.10 Het college kan in de onderhavige zaak niet vaststellen dat de oogarts heeft onderzocht of hij zijn vordering kon onderbouwen zonder doorbreking van zijn geheimhoudingsplicht. De oogarts heeft er ook geen blijk van gegeven dat hij zich ervan bewust is dat hij de verantwoordelijkheid voor het anonimiseren van de patiëntgegevens niet kon overdragen aan zijn advocaat. Evenmin kan worden vastgesteld dat hij zich vooraf de vraag heeft gesteld of het overleggen van het volledige medisch dossier noodzakelijk was. De oogarts heeft klaagster vooraf niet ingelicht, noch om toestemming gevraagd voor het voorgenomen gebruik van haar gegevens in de procedure. Ook heeft hij geen toestemming gevraagd voor een toets door een derde arts of voor een beoordeling door de advocaat. Evenmin blijkt van een proportionaliteitsafweging door de oogarts. Of de oogarts, die werd bijgestaan door zijn advocaat, heeft gedacht aan het doen van een beroep op artikel 22 Rv of het vragen aan de rechter om een deskundige te benoemen, kan het college niet vaststellen. Gevraagd naar andere mogelijkheden om de civiele vordering de onderbouwen, heeft de oogarts tijdens de zitting aangegeven te hebben vertrouwd op zijn advocaat. Of de oogarts zelf de KNMG heeft benaderd voor advies en/of voorlichting heeft het college niet kunnen vaststellen. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft de oogarts naar het oordeel van het college op ongeoorloofde wijze zijn geheimhoudingsplicht doorbroken en dat valt hem tuchtrechtelijk aan te rekenen. Het bovenstaande geldt naar het oordeel van het college ook voor de medische gegevens die door klaagster zelf in de kortgedingprocedure zijn ingebracht. Deze zijn immers ook zonder toestemming of nadere afweging – en evident zonder deugdelijke anonimisering - aan de medisch adviseur van de oogarts doorgestuurd. De oogarts heeft een eigen verantwoordelijkheid om voornoemde afwegingen te maken en dat heeft hij nagelaten. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel b) het weigeren gegevens op te nemen
5.11 Op grond van artikel 7:454 lid 1 BW is de arts verplicht een medisch dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Daarin moet hij onder meer aantekening houden van de gegevens over de gezondheid van de patiënt en de uitgevoerde verrichtingen, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. De patiënt kan de arts verzoeken een verklaring aan het medisch dossier toe te voegen. Op grond van artikel 7:454 lid 2 BW moet deze verklaring dan worden toegevoegd. In de KNMG-richtlijn wordt deze wettelijke verplichting als volgt toegelicht: “Het kan zijn dat een patiënt er behoefte aan heeft dat in zijn dossier een beeld van zijn persoon of zijn gezondheidstoestand wordt geschetst, dat in zijn ogen volledig en juist is. In dat geval heeft hij het recht om aan zijn dossier een verklaring toe te voegen over de stukken die in het dossier zijn opgenomen. Een dergelijke verklaring kan een zienswijze van de patiënt bevatten over de bevindingen van de arts of een andere hulpverlener, bijvoorbeeld in het kader van een second opinion. Ook als de arts het niet eens is met de verklaring van de patiënt, moet hij deze opnemen in het medisch dossier.”

5.12 Vaststaat dat klaagster zowel op 15 augustus 2021 als op 20 augustus 2021 de oogarts per e-mail heeft gevraagd een verklaring en foto’s aan haar dossier toe te voegen. De oogarts heeft niet aan dat verzoek voldaan. In plaats daarvan heeft hij klaagster laten weten dat zij haar verklaring en de foto’s zelf aan het medisch dossier kon toevoegen. De oogarts heeft daarmee in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:454 lid 2 BW. Klachtonderdeel b) is eveneens gegrond.

Klachtonderdeel c) het in rekening willen brengen van kosten
5.13 Een patiënt heeft recht op inzage en afschrift van zijn medisch dossier. Als een patiënt om een afschrift van zijn dossier vraagt, moet dit op grond van artikel 15d lid 3 van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg, kosteloos worden verstrekt. Klaagster heeft op 11 augustus 2021 per e-mail haar dossier opgevraagd. De oogarts heeft deze e-mail in eerste instantie beantwoord met de vraag “… in dit geval mag ik wel mijn kosten in rekening brengen voor mijn werk. Is dat ok?”. Nadat klaagster antwoordde dat de oogarts dit kosteloos diende te verstrekken, heeft klaagster het dossier op 15 augustus 2021 kosteloos en digitaal ontvangen.

5.14 Onweersproken is dat de oogarts aan klaagster kosteloos een afschrift van haar dossier heeft verstrekt. Dat de oogarts na het verzoek van klaagster om toezending ervan, in eerste instantie een vraag aan klaagster heeft gesteld, doet daar niet aan af. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom
5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen a) en b) gegrond zijn en klachtonderdeel c) ongegrond.

Maatregel
5.16 Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, moet het college oordelen welke maatregel passend is. Hoewel de KNMG-richtlijn geen direct handvat biedt voor het gebruik van gegevens in een door de arts te starten procedure, was de oogarts bekend met zijn geheimhoudingsplicht en de vergaande betekenis daarvan. De oogarts kon dan ook niet op deze wijze met zijn geheimhoudingsplicht omgaan. Het college rekent het de oogarts vooral zwaar aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de vraag welke informatie achterwege kon blijven om zijn standpunt te onderbouwen in een juridische procedure en zelf geen voorbewerking van de anonimisering heeft gemaakt. Ook rekent het college het de oogarts zwaar aan dat hij de stukken die door klaagster in de kortgedingprocedure waren ingebracht, direct en zonder controle op anonimisering heeft doorgestuurd naar de medisch adviseur. Dit geldt temeer daar hij op de hoogte was van de bezwaren van klaagster tegen verstrekking van haar gegevens aan derden. In deze zaak heeft de oogarts op ongeoorloofde wijze de op hem rustende geheimhoudingsplicht geschonden. Tenslotte heeft de oogarts weinig blijk gegeven van de kennis van de rechten van patiënten, getuige de wijze waarop hij de verklaring van klaagster niet in het dossier wilde opnemen. Gelet hierop is naar het oordeel van het college een berisping passend en geboden.

Publicatie
5.17 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- legt de oogarts de maatregel op van berisping;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, I.H.M. van Rijn, lid-jurist, M.E.B. Morsink, E.J.G.M. van Oosterhout en J.H.J. Klaver,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door C.W.M. Hillenaar, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024