Zoekresultaten 3671-3680 van de 3695 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:5 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1960

    Klacht tegen huisarts. De klacht gaat over de dochter van klaagster (patiënte) die op 22-jarigeleeftijd is overleden. De huisarts heeft patiënte als waarnemend huisarts gezien in verband met een verzoek om anticonceptie. De huisarts heeft patiënte een anticonceptiepil voorgeschreven. Patiënte is vier weken later door haar vriend dood aangetroffen. Bij postmortaal onderzoek bleek sprake van een voldragen zwangerschap. De foetus was eveneens overleden. De zwangerschap was niet zichtbaar en bij niemand bekend, ook niet bij patiënte zelf. Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat zij tijdens het consult het menstruatiepatroon niet heeft uitgevraagd en niet heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een bestaande zwangerschap bij patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de huisarts niet verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:3 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-157/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van deken. Gegrond verzet. De voorzitter heeft de klacht met toepassing van artikel 46j juncto 47b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter heeft overwogen dat de in de onderhavige klachtzaak aan verweerster verweten gedragingen in essentie dezelfde zijn als de gedragingen waarover klaagster in haar klachten van 28 mei en 3 september 2021 heeft geklaagd en waarop door de raad onherroepelijk is beslist de raad bij beslissing van 23 mei 2022. Klaagster heeft in verzet met juistheid betoogd dat de voorzitter in de beslissing van 28 april 2023 ten onrechte heeft overwogen dat op 23 mei 2022 ten aanzien van verweerster reeds een onherroepelijke beslissing was genomen. Immers, klaagster heeft tegen de beslissing van de raad van 23 mei 2022 hoger beroep ingesteld, dat pas op 25 augustus 2023 ter zitting van het Hof van Discipline is behandeld en waarop het Hof van Discipline eerst op 20 oktober 2023 heeft beslist. Van een onherroepelijke beslissing was aldus op 28 april 2023 geen sprake. In zoverre is het verzet van klaagster gegrond. Uit de door de raad in zijn beslissing van 23 mei 2022 en de door het hof in zijn beslissing van 20 oktober 2023 vastgestelde feiten en de weergave van de klacht blijkt dat de in de onderhavige klacht aan verweerster verweten gedragingen in essentie dezelfde zijn als de gedragingen waarover klaagster in haar klachten van 28 mei en 3 september 2021 heeft geklaagd en waarop door het hof onherroepelijk is beslist. De raad verklaart de klacht, met toepassing van artikel 47b Advocatenwet, niet-ontvankelijk. De wijze waarop klaagster gebruik maakt van het tuchtrecht vormt naar het oordeel van de raad misbruik van recht. Klaagster moet er daarom rekening mee houden dat een volgende klacht tegen verweerster door de deken respectievelijk de raad buiten behandeling zal worden gesteld.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6211

    Voorzittersbeslissing. Klager heeft eerder tegen de gz-psycholoog een klacht ingediend wegens het afgeven van een medische verklaring. Over het afgeven van die verklaring door de gz-psycholoog is in de vorige zaak al geoordeeld en de eindbeslissing in die zaak is onherroepelijk geworden. Op grond van het ne-bis-in-idembeginsel kan de gz-psycholoog hiervoor niet nog een keer worden berecht. Dat klager nu meer de nadruk legt op de financiële gevolgen van het afgeven van de verklaring door de gz-psycholoog maakt dit niet anders. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:1 Hof van Discipline 's Gravenhage 230049

    Klacht tegen eigen advocaat. Klacht gegrond. Niet is gebleken dat verweerder expliciet akkoord van klager had om het definitieve schikkingsvoorstel aan de tegenpartij te doen. E-mail onvoldoende om aan te nemen dat klager onvoorwaardelijk akkoord was. Weliswaar heeft klager daarin te kennen gegeven dat hij zou kunnen leven met een afkoopsom van € 205.000,-, maar daarin heeft klager het voorbehoud gemaakt ter zake van door hem geformuleerde voorwaarden. Overige klachtonderdelen ongegrond. Klager heeft onvoldoende onderbouwd in welk opzicht het voorstel van verweerder ongunstig was. Ook is het hof niet gebleken dat sprake is geweest van enige dwang van verweerder richting klager om tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst over te gaan. Verweerder heeft klager enkel nadrukkelijk en meermalen geadviseerd om de vaststellingsovereenkomst te tekenen/ na te leven, zoals partijen dat zijn overeengekomen. Maatregel van berisping.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:4 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-157/DB/ZWB

    Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:5 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-538/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft in de periode van onderzoek verschillende keren inbreuk gemaakt op de regel die inhoudt dat een advocaat in zijn praktijkuitoefening betalingen slechts giraal aanvaardt (artikel 6.27 lid 1 Voda) en verschillende contante betalingen aanvaard zonder zich ervan te vergewissen of er feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 6.27 lid 2 Voda waren die dat (en daarmee derhalve het afwijken van de hoofdregel als bedoeld in het eerste lid van artikel 6.27 Voda) rechtvaardigden. Verweerder heeft in de periode van onderzoek eenmaal een bedrag in contanten aanvaard van € 5.000, zonder dat verweerder daaraan voorafgaand overleg heeft gepleegd met de deken, in een periode van een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt een of meer contante betalingen aanvaard met een gezamenlijke waarde van € 5.000 of meer, zonder dat verweerder daaraan voorafgaand overleg heeft gepleegd met de deken en verzuimd om onverwijld na ontvangst van de betreffende betalingen in beide hierboven genoemde situaties contact op te nemen met de deken voor overleg. Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en in het bijzonder niet financieel integer heeft gehandeld. Het verwijt van de deken dat verweerder bewust heeft getracht zich aan het bereik van artikel 6.27 lid 3 Voda te onttrekken, door in de boekhouding een betaling, die feitelijk € 5.000,-- bedroeg, boekhoudkundig met een bedrag van € 0,01 (dan wel € 0,05) te corrigeren, waardoor verweerder formeel gezien geen voorafgaand overleg met de deken hoefde te plegen, met welke gedraging verweerder feitelijk de deken op het verkeerde been heeft getracht te zetten, is ongegrond. Alles afwegend is de raad van oordeel dat de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken passend is bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5810

    Kennelijke ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de transferverpleegkundige dat hij geen verdere behandeling voor klaagster bij een revalidatiecentrum of thuiszorg in het algemeen heeft geregeld en niet heeft gezorgd voor revalidatie en/of (verwijzing naar) fysiotherapie. Het college oordeelt dat de transferverpleegkundige heeft gehandeld naar de aanvraag zoals gedaan door de verpleegkundige in overleg met de arts van de afdeling waar klaagster verbleef. Het is aan de wijkverpleegkundige om de uiteindelijke indicatie voor de aard en de omvang van de thuiszorg te stellen. Uit de stukken volgt niet dat er een indicatie voor revalidatie of voor fysiotherapie is afgegeven. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5402

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager is de raad van bestuur van het ziekenhuis waar de verpleegkundige heeft gewerkt. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij meerdere keren medicijnen (benzodiazepinen) zonder toestemming en/of instructie uit de medicijnkast van het ziekenhuis heeft weggenomen en dat zij uit een weggegooide ampul opnieuw vloeistof heeft opgetrokken, waarbij zij niet de instructies op het gebied van hygiëne of het vier-ogen principe heeft opgevolgd. Het college oordeelt dat de verpleegkundige niet alleen de protocollen van het ziekenhuis die betrekking hebben op het medicatiebeleid en het afvoeren van afval met voeten heeft getreden, maar ook in meer algemene zin de veiligheid van patiënten ernstig in gevaar heeft gebracht of had kunnen brengen. Van belang hierbij is dat het college er niet achter is gekomen waarom de verpleegkundige op deze wijze handelde. Het college gaat ervan uit dat de verpleegkundige niet in staat is tot reflectie en daarmee verandering van het gedrag. Doorhaling inschrijving in BIG-register en directe schorsing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5640

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij in een gesprek met de broer van klaagster, de suggestie van klaagster, hoe zij haar broer goed te woord kon staan heeft genegeerd, wat tot ernstige consequenties voor haar broer heeft geleid. Het college kan niet vaststellen wat de verpleegkundige al dan niet, mogelijk tegen de suggestie van klaagster in, met de broer van klaagster heeft besproken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:4 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-431/DH/RO

    Verzet ongegrond.