Zoekresultaten 3651-3660 van de 3680 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5532
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:157
Klacht tegen inrichtingsarts ongegrond. Klager verblijft in een Penitentiaire Inrichting. Verweerder is als huisarts en justitieel geneeskundige werkzaam in deze PI. Vóór zijn detentie was klager volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij is het niet eens met het advies van de inrichtingsarts om hem arbeidsgeschikt te verklaren. Ook verwijt klager de inrichtingsarts dat hij hem geen (duidelijke) uitleg daarover heeft gegeven. Het college oordeelt dat de inrichtingsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2023:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4891
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 05-09-2023
- ECLI:NL:TGZREIN:2023:56
Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Tijdens klagers verblijf in detentie is door het Openbaar Ministerie aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om een zogeheten trajectconsult uit te voeren omtrent de vraag of een pro Justitia onderzoek geestvermogens bij klager geïndiceerd was. Klager en zijn moeder verwijten de Gz-psycholoog dat zij heeft geweigerd inzage in het medisch dossier te verstrekken en dat zij daarna heeft geweigerd om het dossier te corrigeren. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Dat de Gz-psycholoog heeft geweigerd inzage te verstrekken in het dossier dan wel het dossier te corrigeren kan niet worden vastgesteld.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:155 Raad van Discipline Amsterdam 23-143/A/NH
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:155
Verzetzaak. Het verzet is gegrond. Klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2023:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4782
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 05-09-2023
- ECLI:NL:TGZREIN:2023:57
Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Over klaagsters zoon is, in opdracht van het Openbaar Ministerie, een pro Justitia rapport opgemaakt door een psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Klaagster was als referent in het onderliggende onderzoek betrokken. Omdat klaagster en haar zoon het niet eens waren met de inhoud van het rapport, hebben zij zich nadien meermaals tot verweerder gewend in zijn hoedanigheid van manager. De klacht gaat er over dat klaagster haar correctierecht ten aanzien van het pro Justitiarapport niet heeft kunnen toepassen. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder was op het moment van uitbrengen van het rapport nog niet als manager bij het NIFP werkzaam. Het is bovendien aan de psycholoog als rapporteur om een referent in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van diens correctierecht. Dit betekent dat aan verweerder hierover geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:156 Raad van Discipline Amsterdam 23-240/A/A
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:156
Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de eigen advocaat. Dat verweerster tijdens de lopende schikkingsonderhandelingen niet is overgegaan tot, of heeft aangedrongen op, het aanvragen van voorlopige voorzieningen valt haar tuchtrechtelijk niet te verwijten, gelet ook op de rol die van een advocaat in familiekwesties wordt verwacht. Op basis van het feitenrelaas en hetgeen door verweerster is aangevoerd, komt daarnaast naar voren dat verweerster wel degelijk werkzaamheden voor klaagster heeft verricht en dat verweerster klaagster ook had geïnformeerd over de verschuldigdheid van de eigen bijdrage. Verder heeft verweerster toereikend aangevoerd dat zij zich niet lichtvaardig heeft onttrokken.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:157 Raad van Discipline Amsterdam 23-264/A/A
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:157
Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft gehandeld binnen de aan hem als advocaat toekomende vrijheid en van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is geen sprake.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:158 Raad van Discipline Amsterdam 23-549/A/NH
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:158
Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat in een strafrechtelijke procedure.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:159 Raad van Discipline Amsterdam 23-552/A/A
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:159
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:153 Raad van Discipline Amsterdam 23-027/A/A 23-028/A/A
- Datum publicatie: 07-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:153
Verzetzaak. Het verzet is ongegrond.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:147 Hof van Discipline 's Gravenhage 220176
- Datum publicatie: 06-09-2023
- Datum uitspraak: 04-09-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:147
Klacht tegen advocaat wederpartij, die in verzoekschriftprocedure ex artikel 3:251 BW niet gemeld heeft dat zijn cliënt in staat van faillissement verkeerde. Anders dan de raad verklaart het hof de klacht ongegrond. De cliënt was op grond van artikel 25 lid 2 Fw bevoegd in de door klaagster aanhangig gemaakte procedure te verschijnen en verweerder mocht hem daarin ook bijstaan. Het voeren van verweer in die procedure diende het belang van de cliënt en was niet zinloos, omdat nog een niet bij voorbaat kansloze cassatieprocedure over de faillietverklaring aanhangig was. Verweerder mocht uitgaan van een meer dan theoretische mogelijkheid dat het faillissement vernietigd zou worden bij een herbeoordeling (ex nunc) door een verwijzingshof. Dat het faillissement uiteindelijk in werkelijkheid niet is vernietigd, doet hieraan niet af. Verweerder heeft de belangen van klaagster ook niet onnodig en op ontoelaatbare wijze geschaad door niet te melden dat zijn cliënt al voor het vestigen van het pandrecht failliet was verklaard. Daarbij is mede van belang dat het faillissement voor klaagster openbare informatie was en dat niet is gebleken dat klaagster er groot belang bij had om door verweerder te worden gewezen op het faillissement van de cliënt. Klaagster heeft ook niet kunnen toelichten wat zij in de procedure anders zou hebben gedaan als zij tijdens de procedure wel op het faillissement was gewezen. Voor het inhoudelijke oordeel van de rechter in deze procedure had informatie over het faillissement van de cliënt ook geen verschil gemaakt. Het gaat dus niet om informatie die aan de rechter gemeld had moeten worden omdat die wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter (HvD 5 juni 2009, Advocatenblad 20 augustus 2010).