Zoekresultaten 41-50 van de 685 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6401

    Namens klaagsters verwijten de pleegvaders de directeur behandelzaken/klinisch psycholoog dat zij (a) zonder nazorg de zorg aan pleegdochter heeft stopgezet en een oplossing heeft afgedwongen, waardoor het belang van pleegdochter niet voorop is gesteld, (b) geen ontslagbrief heeft geschreven, (c) in de laatste week niet transparant is geweest en informatie rondom de opname, waaronder de deellijsten medicatie en het e-mailcontact, heeft achtergehouden en (d) het functioneren van haar ondergeschikten beter had moeten controleren en de behandeling van pleegdochter beter had moeten monitoren. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6903

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts in opleiding. Klager verwijt de huisarts in opleiding dat zij hem op het spreekuur in november 2022 niet heeft onderzocht en hm ondanks zijn verzoek daartoe niet naar een oogarts heeft verwezen. Door dit na te laten is het gezichtsvermogen van klager minder geworden en is hij niet meer in staat om te werken. Tijdens een spreekuurcontact in januari 2023 heeft een andere huisarts klager met spoed naar een oogarts verwezen vanwege netvlieslating. Klager is aan zijn oog geopereerd.  Het college is van oordeel dat de huisarts in opleiding niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het medisch dossier blijkt dat verweerster in november de anamnese heeft afgenomen en wel oogheelkundig onderzoek heeft verricht. Verweerster heeft geen alarmsignalen waargenomen, de symptomen wezen op ‘mouches valantes’. Dit is in de regel een onschuldige aandoening waarvoor geen behandeling nodig is. Volgens de NHG-Standaard Visusklachten is in die situatie geen indicatie voor een verwijzing naar de oogarts. Ook heeft verweerster klager instructies gegeven wanneer hij zich opnieuw diende te melden Latere alarmerende klachten ontstonden eind december 2022, deze waren niet aanwezig tijdens het consult bij verweerster. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6843

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat deze nog niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn dossier per aangetekende post toe te zenden. Volgens klager is de huisarts wettelijk verplicht dit binnen 1 maand toe te zenden. Verder had klager nog aanvullende verzoeken. Het college is van oordeel dat het hoogst ongebruikelijk is voor artsen om berichten via aangetekende post te versturen. Artsen kunnen hiertoe ook niet kunnen worden verplicht, noch op grond van de AVG, noch op grond van de KNMG-richtlijn, noch anderszins. De huisarts heeft klager op 12 januari 2023 gemeld dat hij het medisch dossier niet per aangetekende post zou verzenden en dat hij niet aan klagers aanvullende verzoeken zou voldoen. Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts dit daarna meermalen tegenover klager heeft herhaald. Hij heeft hem daarbij uitgelegd op welke wijze communicatie met de praktijk wél mogelijk is en op welke wijze klager het gevraagde afschrift kan ontvangen. Nu klager geen keuze kenbaar heeft gemaakt voor een van de drie genoemde mogelijke verzendmethoden, maar blijft vasthouden aan zijn wens voor verzending per aangetekende post, kan de huisarts niet worden verweten dat klager ook nu nog niet de beschikking heeft over een afschrift van zijn medische dossier. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6062

    Klacht tegen een verloskundige. Klagers verwijten de verloskundige onder meer onvoldoende zorg, het niet overdragen van de behandeling aan de tweede lijn en handelen in strijd met de dossierplicht. Oordeel college: het onderzoek naar de mate van bloedverlies is niet voldoende uitvoerig geweest. De verloskundige kon thuis niet reeds een loslating van de placenta uitsluiten. Omdat klaagster het bloedverlies ter sprake bleef brengen, had de verloskundige de tweede lijn moeten consulteren. Uit het dossier is niet op te maken dat de verloskundige op een later moment wijzigingen heeft aangebracht. Daarmee is het dossier als geheel niet meer volledig en formeel juist. De verloskundige heeft een navolgbare verklaring gegeven voor de wijzigingen. Zij heeft het partusverslag niet in strijd met de waarheid aangevuld, aangezien de controles daarin automatisch werden vermeld door het digitale systeem dat de verloskundigenpraktijk gebruikt. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing. De verloskundige wordt veroordeeld in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6374

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts, medisch adviseur bij het CBR, heeft klager voor medisch onderzoek naar een psychiater verwezen. Klager verwijt de arts dat hij hem heeft verwezen zonder hem eerst te horen en dat hij aan de verwijzing heeft toegevoegd dat hij twijfelde aan klagers gezichtsvermogen. Het college stelt vast dat niet de arts maar het CBR bepaalt of een medisch onderzoek moet plaatsvinden. De arts beoordeelt alleen welke type specialist dat onderzoek moet doen. Pas als de informatie van het CBR vragen oproept, kan er voor de arts reden zijn om contact op te nemen. Dat was hier niet het geval. Uit de tekst en verdere context van de verwijzing blijkt niet dat er twijfels waren over het gezichtsvermogen van klager. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6634

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater a) dat hij de behandeling eenzijdig heeft beëindigd en b) dat er geen sprake was van een warme overdracht en adequate verwijzing naar andere behandelaren/instellingen. Het college overweegt dat gezien de omstandigheden begrijpelijk is dat de psychiater meende dat klager de behandelrelatie zelf (eenzijdig) had beëindigd. Ten overvloede overweegt het college dat, zelfs als het college ervan uitgaat dat de psychiater de behandelrelatie heeft beëindigd, dat gezien de beschreven feiten en omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klager heeft zich steeds aan communicatie onttrokken en wilde ook niet meer benaderd worden. De inzet van de psychiater en het behandelteam was steeds gericht op herstel van de behandelrelatie, maar daarvoor is door klager geen ruimte meer gegeven. De verstoorde relatie en het afhouden van elk contact boden weinig ruimte voor een ‘warme overdracht’. De aanbevelingen/suggesties die de psychiater aan klager heeft gedaan voor dagbesteding/begeleiding waren alleszins redelijk en passend. Verder bood de psychiater aan dat klager zich tot de instelling kon wenden voor hulp hierbij, maar dat heeft klager niet gedaan. Het kan de psychiater niet worden verweten dat klager niet tevreden was over deze organisaties/instellingen. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6243

    Kennelijk ongegronde tegen een (destijds) psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij verkeerde medicatie heeft voorgeschreven, ten onrechte een aanvraag voor een rechterlijke machtiging in gang heeft gezet en ten onrechte de diagnose epilepsie heeft gesteld. Het college stelt vast dat, gelet op de psychotische problematiek van klager, de psychiater goede redenen had om hem antipsychotica voor te schrijven. Uit het dossier blijkt dat de psychiater, door verschillende psychotica en flankerende medicatie voor te schrijven en de doseringen daarvan regelmatig aan te passen, steeds heeft getracht, met behoud van optimaal antipsychotisch effect, de bijwerkingen van de middelen zoveel mogelijk te beperken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:115 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1940

    Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist (anios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6885

    Voorzittersbeslissing, klacht tegen een cardioloog kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft een klacht ingediend over het handelen van verweerster rondom de behandeling en het overlijden van haar vader in het ziekenhuis. Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster niet gerechtigd om de onderhavige klacht in te dienen. Nu de vader van klaagster een levensgezel had, geldt in dit geval als uitgangspunt dat deze levensgezel klachtgerechtigd is en dat klaagster in beginsel geen klachtrecht heeft. Daarop kunnen uitzonderingen bestaan, maar in dit geval is niet gebleken van zwaarwegende feiten of omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Zo kan niet worden vastgesteld dat de levensgezel van de klacht van klaagster op de hoogte is en dat zij deze ondersteunt. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1941

    Klacht tegen arts, destijds arts in opleiding tot specialist (aios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard  in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.