Zoekresultaten 291-300 van de 1383 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:68 Accountantskamer Zwolle 18/2250 Wtra AK

    Betrokkene heeft de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekeningen 2011 en 2012 van een holdingvennootschap gecontroleerd en daarbij een goedkeurende verklaring afgegeven. Ook heeft hij een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2011 van de grootaandeelhouder van deze vennootschap.  Aan betrokkene wordt onder meer verweten dat zijn controlewerkzaamheden ten aanzien van verschillende jaarrekeningen tekort schoten op het punt van de waardering van activa. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene heeft ten aanzien van in een van de jaarrekeningen verwerkte activa vastgesteld dat sprake was van twee indicaties voor een bijzondere waardevermindering. Gelet op RJ 121.202 had hij daarom van het management moeten verlangen dat het de realiseerbare waarde hiervan zou bepalen in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf RJ 121.3. Niet gebleken is dat betrokkene dit heeft gedaan. Daarnaast heeft betrokkene de goedkeurende controleverklaring bij diezelfde jaarrekening ondertekend voordat hij alle relevante stukken had ontvangen en daarmee in strijd met paragraaf 41 van Standaard 700 van de NV COS gehandeld. De holdingvennootschap heeft een lening verstrekt aan haar grootaandeelhouder die de lening op haar beurt heeft geïnvesteerd in twee vennootschappen in een risicovolle branche. Betrokkene is bij zijn onderzoek naar de waarde van deze investeringen voornamelijk afgegaan op de informatie die het management van de holdingvennootschap hem verstrekte. Gezien zijn constatering dat investeringen in de branche risicovol waren, het feit dat de lening aan de grootaandeelhouder niet schriftelijk was vastgelegd, van materiële omvang was en bovendien uit dividenduitkeringen zou moeten worden afgelost, had hij diepgravend onderzoek moeten doen naar de liquiditeit en solvabiliteit van de bedrijven waarin door de grootaandeelhouder werd geïnvesteerd. Omdat sprake was van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van de financiële vaste activa bij zowel de holdingvennootschap als de grootaandeelhouder, had betrokkene van het respectieve management moeten verlangen een schatting te maken van de realiseerbare waarde van de financiële vaste activa en op basis daarvan de waardering in de respectieve jaarrekeningen te beoordelen. Dit heeft hij niet gedaan. Schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid (art. 100.4 onder c VGC). Maatregel: berisping  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:66 Accountantskamer Zwolle 18/1403 Wtra AK

    Kantoortoetsing. Klacht gegrond. Doorhaling.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:65 Accountantskamer Zwolle 18/904 en 18/1418 Wtra AK

    Door de koper van de aandelen van een vennootschap is in 2016 aan betrokkene gevraagd om in verband met de bepaling van de hoogte van de in de koopovereenkomst overeengekomen earn out, de jaarrekeningen van een aantal vennootschappen over de jaren 2013 tot en met 2015 te controleren. Klaagster is van mening dat een dergelijke controle niet meer achteraf kan worden uitgevoerd en dat betrokkene door zich bereid te verklaren dat toch te doen, tegenover klaagster de schijn heeft gewekt niet onafhankelijk te zijn. De Accountantskamer is van oordeel dat alhoewel aan klaagster kan worden toegegeven dat een dergelijke controle achteraf lastig kan zijn en in sommige gevallen wellicht niet mogelijk is, niet valt uit te sluiten dat er situaties zijn waarin dit wel mogelijk is. Het stond betrokkene daarom vrij om te onderzoeken of een controle in dit geval mogelijk was en hij hoefde dus niet op voorhand aan te nemen dat dat in dit niet mogelijk zou zijn. De accountant heeft door zich bereid te verklaren om de controle uit te voeren dan ook niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel. Het feit dat betrokkene vóór het aanvaarden van de opdracht als voorwaarde stelde dat zowel de koper als klaagster ermee zouden instemmen dat de controle door hem zou worden uitgevoerd, acht de Accountantskamer niet onzorgvuldig. Ten slotte is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene door zijn werkzaamheden met het oog op de eventuele aanvaarding van de controle-opdracht te staken nadat door klaagster tegen hem een klacht was ingediend, niet in strijd met enige gedrags- of beroepsregel heeft gehandeld. De indiening van een klacht vormt immers een bedreiging van de onafhankelijkheid van betrokkene.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:61 Accountantskamer Zwolle 18/1816 Wtra AK

    De Accountantskamer acht aannemelijk dat betrokkene onjuiste documenten aan de bank heeft verstrekt om daarmee een financiering van ruim drie miljoen euro te verkrijgen. Betrokkene heeft aldus niet eerlijk en oprecht gehandeld en het accountantsberoep ernstig in diskrediet gebracht, wat een (ernstige) schending van de fundamentele beginselen van professionaliteit en van integriteit, als bedoeld in artikel 2 onder a en b van de VGBA, oplevert. Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven is bepaald op tien jaar. Meegewogen is dat aan betrokkene eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:62 Accountantskamer Zwolle 18/2140 Wtra AK

    Betrokkene stelde de jaarrekeningen samen van een besloten vennootschap en haar twee aandeelhouders. Klager is dga van een van deze aandeelhouders. Tussen de beide aandeelhouders is een conflict ontstaan. De klacht ziet op het handelen van de accountant rond dit conflict. Aan de accountant wordt onder meer verweten dat hij een mailwisseling met klager over het schenden van gedragsregels door betrokkene heeft doorgezonden aan de advocaat van de andere (indirect) aandeelhouder. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene in het ontstane conflict tussen klager en de andere aandeelhouder terecht een bedreiging heeft gezien voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit, omdat hij voor beide partijen werkzaam was en partijen een tegengesteld belang hadden. Het zonder overleg doorsturen van de met klager gewisselde e-mails aan de advocaat van de ander aandeelhouder kan echter niet als een toereikende maatregel worden gekwalificeerd. Door aldus te handelen heeft betrokkene zich immers niet gehouden aan het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid.  de klacht is gegrond. Maatregel: waarschuwing.      

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:63 Accountantskamer Zwolle 19/659 Wtra AK

    Betrokkene heeft namens klager een tweede verzoek tot toepassing van de inkeerregeling voor zwartspaarders ingediend. Betrokkene is met klager naast een vergoeding gebaseerd op de bestede uren een succes fee overeengekomen. Betrokkene heeft niet onderkend dat deze afspraak een bedreiging kan zijn voor het zich houden de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit. Daarnaast heeft betrokkene vóór het overeenkomen van de succes fee geen reële inschatting gemaakt van de kansen op succes. Ook heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht gehandeld en misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen door klager bij het aangaan van de succes fee een zeer negatief scenario voor te houden, zonder dat daarvoor op dat moment aanknopingspunten waren. Betrokkene heeft bovendien, hoewel hij twijfelde aan de door klager verstrekte informatie, de ernst van een mogelijke inbreuk op zijn integriteit niet onderkend. Klacht gegrond. Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:64 Accountantskamer Zwolle 18/1651 en 18/1652

    Samenstellend accountant had moeten constateren (gelet op paragraaf 32 van NVCOS 4410) dat de gegevens die ten grondslag lagen aan het (alsnog) verwerken van een post in de (concept)jaarrekening over 2017 onvoldoende nauwkeurig of onbevredigend waren. De instemming van de accountant met deze verwerking is onvoldoende onderbouwd in het verweerschrift. De accountant had zich bovendien voor nadere gegevens moeten wenden tot het management van de entiteit en niet zoals hij kennelijk heeft gedaan, moeten varen op wat hij had vernomen van de Group CFO, die niet behoorde tot dat management.   Daarbij komt dat uit een e-mailbericht kan worden afgeleid dat de wens van deze Group CFO over de verwerking is gehonoreerd, (mede) omdat dit niet tot een afwijking van materieel belang in de jaarrekening zou leiden. De accountant heeft verder ten onrechte niet aan het management van de entiteit gevraagd om aanvullende of gecorrigeerde informatie met betrekking tot een door dezelfde Group CFO gewenste en vervolgens doorgevoerde verhoging van de voorziening voor dubieuze debiteuren. De oorzaak voor het niet betalen kan zich ook in 2018 hebben voorgedaan. Klacht in zoverre gegrond. Berisping

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:60 Accountantskamer Zwolle 18/1817 Wtra AK

    De Accountantskamer acht aannemelijk dat betrokkene onjuiste documenten aan de bank heeft verstrekt om daarmee een financiering van ruim drie miljoen euro te verkrijgen en daarnaast opzettelijk onjuiste gegevens heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel voor wat betreft het gestorte aandelenkapitaal. Betrokkene heeft aldus (in ernstige mate) gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen  van professionaliteit, van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 2 onder a, b en d van de VGBA. Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven is bepaald op vijf jaar. Meegewogen is dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:57 Accountantskamer Zwolle 18/686 en 18/687 Wtra AK

    Controleklacht. Betrokkenen hebben onvoldoende onderzoek gedaan naar de verslaggevingtechnische implicaties van het samenstel van de gesloten overeenkomsten m.b.t. het securitisatieprogramma in de geconsolideerde jaarrekening noch in het dossier afdoende gedocumenteerd op grondslag van welke verslaggevingsbepalingen de gemaakte keuze aanvaardbaar was. Uitgangspunt is dat een accountant bereid moet zijn aan zijn opdrachtgever en aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever op diens verzoek in algemene zin informatie te verstrekken over de door hem ter uitvoering van zijn opdracht verrichte werkzaamheden. De verplichting vindt zijn grondslag in het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en (vooral) zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Betrokkene 1 heeft zich in strijd met die verplichting niet tot enige wijze van overleg bereid getoond.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:58 Accountantskamer Zwolle 19/528 t/m 19/553 Wtra AK

    Klager dient een klacht in tegen vele registeraccountants werkzaam bij of werkzaam geweest bij de accountantsorganisatie Baker Tilly, stellende dat uit een rapport van de AFM van 28 juni 2017 blijkt dat Baker Tilly (Netherlands) d e wettelijke vereisten aangaande het stelsel van kwaliteitsbeheersing heeft overtreden en dat betrokkenen door bij dat kantoor werkzaam te zijn (geweest) daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Het rapport van de AFM kan de conclusie die klaagster daaraan verbindt echter niet dragen. Evenmin bevat dat rapport voldoende door de AFM vastgestelde feiten en omstandigheden, die  relevant zijn voor de rechtsvraag of Baker Tilly (Netherlands) toepasselijke wet- en regelgeving heeft overtreden, welke de Accountantskamer vervolgens kan beoordelen. Ook overigens heeft klaagster geen feiten gesteld en aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat Baker Tilly (Netherlands) wettelijke regels heeft overtreden en dat ieder van de betrokkenen, tegen wie klaagster een klacht heeft ingediend, daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Het is aan klager om zijn klacht met feiten en omstandigheden te onderbouwen en aannemelijk te maken; het is niet de taak noch de bevoegdheid van de Accountantskamer om actief eigen onderzoek te gaan verrichten naar eventueel klachtwaardig handelen. De AFM heeft desverzocht laten weten geen gebruik van haar bevoegdheid ex art. 25a Wtra te maken. De klacht is derhalve ongegrond.