ECLI:NL:TACAKN:2021:13 Accountantskamer Zwolle 20/1476 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:13
Datum uitspraak: 12-02-2021
Datum publicatie: 12-02-2021
Zaaknummer(s): 20/1476 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht van een eigenaresse van een coachings- en trainingsbureau. Zij verwijt haar voormalig accountant dat hij niet integer zou zijn en zijn geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Volgens klaagster heeft de accountant haar trainingen gekopieerd en heeft hij bij het werven van klanten gebruik gemaakt van haar klantenbestand. De accountant heeft de verwijten gemotiveerd bestreden. Omdat klaagster haar stellingen niet (tijdig) verder heeft onderbouwd, zijn de feiten die zij aan de klacht ten grondslag heeft gelegd onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat de Accountantskamer niet kan beoordelen of de accountant op grond daarvan al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.

ACCOUNTANTS KAMER

 

UITSPRAAK van 12 februari 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 4 augustus 2020 ontvangen klacht met nummer 20/1476 Wtra AK van

X , handelend onder de naam [bedrijfsnaam]

gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R

t e g e n

Y RV

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

1.            De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-        het klaagschrift met bijlagen

-        het verweerschrift met bijlagen

-        het e-mailbericht van klaagster van 27 oktober 2020 met bijlagen

-        de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 23 november 2020. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar partner. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. [A] RA.  

2.            De feiten

2.1.        Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is verbonden aan [accountantskantoor] (verder: het accountantskantoor).

2.2.        Klaagster drijft in de vorm van een eenmanszaak een trainingsbureau onder de naam [bedrijfsnaam] (verder: het trainingsbureau). Zij biedt coachings- en trainingsdiensten aan.

2.3.        Betrokkene heeft in opdracht van klaagster de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015 voor klaagster en haar partner verzorgd. Na mei 2016 heeft betrokkene geen werkzaamheden voor klaagster verricht.

2.4.        Mevrouw [B] was tot en met 31 december 2018 werkzaam als officemanager van het trainingsbureau (verder: de medewerkster). Zij is daarna aan de slag gegaan bij [bedrijf]. Op 17 juni 2019 is de medewerkster in dienst getreden bij het accountantskantoor in de functie van accountmanager.

2.5.        In maart 2020 heeft betrokkene [BV1] opgericht (verder het coachingsbureau). Betrokkene is de enige aandeelhouder van het coachingsbureau.

2.6.        Het coachingsbureau biedt coachings- en trainingsdiensten aan. Eén van de trainers is de echtgenote van betrokkene.

2.7.        De medewerkster heeft vanaf mei 2020 (op uitleenbasis) werkzaamheden verricht voor het coachingsbureau.

2.8.        De advocaat van klaagster heeft op 8 juli 2020 een brief aan betrokkene gestuurd. In deze brief wordt gesteld dat het coachingsbureau producten aanbiedt die een afgeleide zijn van de producten van klaagster en dat de medewerkster klanten van klaagster heeft benaderd. Betrokkene is gesommeerd om de coachings- en trainingsactiviteiten te staken, omdat volgens de advocaat van klaagster sprake is van oneerlijke concurrentie.

2.9.        Bij brief van 8 juli 2020 heeft de advocaat van klaagster ook de medewerkster gesommeerd om te stoppen met het benaderen van haar klanten en met het aanbieden van bepaalde trainingen en coachingstrajecten.

2.10.      De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 28 juli 2020 bestreden dat sprake is van  onrechtmatig handelen.

2.11.      De advocaat van klaagster heeft op 6 augustus 2020 een e-mailbericht aan de advocaat van betrokkene gestuurd. In dit bericht heeft hij gesteld dat sprake is van oneerlijke concurrentie, omdat het coachingsbureau een voorsprong heeft doordat de medewerkster geruime tijd in dienst is geweest bij klaagster.

3.            De klacht

3.1.        Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene:

a. dat hij niet integer heeft gehandeld;

b. dat hij zijn geheimhoudingsplicht als accountant heeft geschonden.

4.            De beoordeling

4.1.        Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.2.        Voorop wordt gesteld dat het in beginsel aan een klager is om feiten en omstandigheden te stellen die tot het oordeel kunnen leiden dat een accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In geval van (gemotiveerde) betwisting is het aan een klager om deze feiten en omstandigheden aannemelijk te maken.

4.3.        Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen zullen deze gezamenlijk worden besproken.

4.4.        Klaagster heeft aan haar klacht ten grondslag gelegd dat betrokkene coachings- en trainingsactiviteiten aanbiedt die door klaagster zijn ontwikkeld. Daarbij heeft zij erop gewezen dat de medewerkster lange tijd voor haar heeft gewerkt, waardoor zij alle ins and outs van het trainingsbureau kent. Omdat betrokkene van 2013 tot en met 2016 de accountant van klaagster was, heeft hij haar gehele administratie ontvangen, inclusief haar facturen aan klanten. Ook heeft klaagster gesteld dat zij de bedrijfsnaam van het coachingsbureau heeft bedacht. Daarnaast heeft klaagster naar voren gebracht dat de medewerkster haar (grote) klanten actief heeft benaderd en diensten van het coachingsbureau heeft aangeboden. Volgens klaagster heeft de medewerkster daarbij gebruik gemaakt van klaagsters klantenbestand.

4.5.        Betrokkene heeft gesteld dat hij zelf de naam van het coachingsbureau heeft bedacht en dat de aangeboden trainingen speciaal voor het coachingsbureau zijn ontwikkeld door een gedragswetenschapper. Van het kopiëren van trainingen is daarom volgens betrokkene geen sprake. Daarbij heeft betrokkene naar voren gebracht dat het coachingsbureau zich op een andere doelgroep richt dan klaagster. Daarnaast heeft betrokkene gesteld dat hij als accountant nooit de gehele administratie van klaagster heeft ontvangen. Hij heeft alleen de aangiften inkomstenbelasting verzorgd op basis van de uitdraaien van de financiële administratie van klaagster. Daarbij had klaagster volgens betrokkene het totaal aan omzet niet uitgesplitst naar haar afzonderlijke debiteuren. Ook heeft betrokkene aangevoerd dat hij het coachingsbureau bijna vier jaar na het beëindigen van zijn werkzaamheden voor klaagster heeft opgericht, waardoor hij geen actuele informatie over het trainingsbureau had. Verder heeft betrokkene naar voren gebracht dat de medewerkster als officemanager bij het trainingsbureau heeft gewerkt en dat zij zelf nooit trainingen heeft gegeven. Betrokkene heeft ook bestreden dat bij de werving van nieuwe klanten gebruik is gemaakt van het klantenbestand van klaagster. De medewerkster heeft nooit opdracht gekregen om specifiek of bewust (oud-)klanten van klaagster te benaderen en zij heeft daar volgens betrokkene ook niet naar gestreefd. Daarbij heeft betrokkene erop gewezen dat de medewerkster ten tijde van de klantenwerving al bijna anderhalf jaar bij klaagster uit dienst was.

4.6.        De Accountantskamer overweegt dat betrokkene het standpunt van klaagster gemotiveerd heeft bestreden. Daarom lag het op de weg van klaagster om haar stellingen verder te onderbouwen. Klaagster heeft dit niet (tijdig) gedaan. Zij heeft wel op de zitting verwezen naar een aantal stukken (e-mailberichten van klanten en een brochure van het coachingsbureau), maar  de Accountantskamer heeft het overleggen van deze stukken niet toegestaan. De inbreng van nieuwe stukken op een dergelijk laat tijdstip is namelijk in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Nu klaagster haar stellingen niet op andere wijze heeft onderbouwd, zijn de feiten die zij aan de klacht ten grondslag heeft gelegd onvoldoende aannemelijk gemaakt zodat de Accountantskamer niet kan beoordelen of betrokkene op grond daarvan al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klachtonderdelen a en b zijn daarom ongegrond.

4.7.        De klacht zal ongegrond worden verklaard.

5.            De beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en dr. C.M. van Nieuw Amerongen RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld , secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2021.

_________                                                                                                           __________

secretaris                                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.