Zoekresultaten 1351-1360 van de 42215 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:85 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719133 / DW RK 22/240

    Klager heeft aangevoerd dat de vertaalkosten die hij moet betalen vanwege een parkeerboete uit Kroatië niet zijn gemaakt. De website van o.a. de gerechtsdeurwaarder t.b.v. parkeerboetes uit Kroatië is daarom niet juist. Met klager oordeelt de kamer dat de vertaalkosten in zijn zaak (en vele andere dossiers) feitelijk niet zijn gemaakt. Het gaat om een standaardbrief waarin slechts een aantal gepersonifieerde gegevens zijn ingevoegd. Aangenomen wordt dat deze documenten slechts eenmaal zijn vertaald en vervolgens telkens opnieuw worden gebruikt. Het stappenplan zoals dat op de website is gepubliceerd is daarom niet juist. De gerechtsdeurwaarder is als (mede) opsteller van de website en door het (laten) opnemen van zijn logo daarop verantwoordelijk voor de inhoud van die website en daarmee ook voor de onterecht opgevoerde vertaalkosten. De gerechtsdeurwaarder weet bovendien dat deze kosten niet worden gemaakt. De kamer overweegt verder dat de gerechtsdeurwaarder incassobrieven verstuurt die verwijzen naar de website met o.a. zijn logo, waardoor debiteuren zich onder druk gezet kunnen voelen de vordering te voldoen, te meer daar verweer voeren in Kroatië voor de gemiddelde foutparkeerder vrijwel ondoenbaar is. Verder stelt de kamer vast dat het stappenplan op de website niet juist is, waarmee de gerechtsdeurwaarder niet met de vereiste transparantie heeft geopereerd. Ten slotte geldt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn brief voor vragen verwijst naar een website waarop de antwoorden van debiteuren moeten worden gevonden. Maar de gerechtsdeurwaarder distantieert zich vervolgens van die antwoorden door te stellen dat hij daar inhoudelijk geen bemoeienis mee heeft. Dat is in strijd met hetgeen een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Het staat vast dat de gerechtsdeurwaarder sinds vele jaren (2018) kosten heeft gevorderd waarvan hij wist, dat deze niet gemaakt werden. Dat is een ernstig vergrijp. Mede gezien de lange periode en de omvang oordeelt de Kamer dat daarom een zware maatregel op zijn plaats is en zal zij de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een boete van € 5.000 opleggen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH

    Incassofase. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden. Op dit punt overweegt de kamer dat het in de incassofase van belang is om een dergelijke mededeling wel in de aanmaning(en) op te nemen, op grond van artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (oud) (en art. 4.5 van de Gerechtsdeurwaardersverordening). Dit om te voorkomen dat de schuldenaar uit het optreden van de gerechtsdeurwaarder afleidt dat het niet een enkele aanspraak van een schuldeiser is, maar dat hij verplicht is de vordering te betalen.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/02 VB 2023/03

    Koeien. In deze zaak gaat het om de manier waarop dierenarts 1 de veestapel op de melkveehouderij van appellant heeft gevaccineerd en de boordeling van de gezondheidstoestand van de koeien. Aan dierenarts 2 wordt verweten dat hij voorbarig en zonder de dieren te hebben gezien zou hebben geconcludeerd dat de gezondheidsklachten werden veroorzaakt door een weerstandsprobleem.Beroep verworpen. [VB 2023/02 en VB 2023/03]

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1803

    Klacht tegen een internist. Klaagster klaagt over de wijze waarop haar begin december 2016 overleden echtgenoot (hierna: de patiënt) is behandeld. De internist is werkzaam in het ziekenhuis waar de patiënt is behandeld. Eind november 2016 meldde patiënt zich in de avond bij de SEH van het ziekenhuis en werd hij opgenomen onder verdenking van een longontsteking dan wel een galblaasontsteking. De beklaagde internist was toen de dienstdoende internist. Zij heeft in overleg met de patiënt besloten om onder andere te starten met antibiotica en het toedienen van vocht via een infuus. De volgende ochtend was bloed bij urine aanleiding om de antistolling te stoppen. De internist heeft na lichamelijk onderzoek besloten een longarts te vragen te patiënt te beoordelen. Ook is een chirurg om advies gevraagd. Patiënt heeft in de avond toch eenmalig 0,4 mg Fraxiparine toegediend gekregen door de verpleging. Klaagster verwijt de internist dat zij bloedverdunners aan de patiënt heeft voorgeschreven zonder eerst de trombosedienst of de longarts te raadplegen, en dat zij een bloed verdunnend middel heeft laten toedienen, onder weigering van de patiënt zelf en onder protest van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond vanwege het ontbreken van persoonlijke verantwoordelijkheid van de internist. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5096

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klaagster is, na aanhoudende klachten aan haar rechterschouder na een ongeval in 2009, in 2012 geopereerd aan haar sleutelbeen. Ook hierna hield zij schouderklachten en heeft zij nog meerdere onderzoeken en behandelingen ondergaan. In 2019 heeft klaagster, in het kader van een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis, de rechtbank verzocht om een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de in 2012 uitgevoerde operatie. Hierop is verweerder als deskundige benoemd. Verweerder heeft onderzoek verricht en op basis daarvan een rapport opgesteld. Concluderend acht hij de operatie in 2012 lege artis uitgevoerd. Klaagster maakt verweerder meerdere verwijten over zijn onderzoek en het door hem opgestelde rapport. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4972

    Klacht tegen chirurg. Klaagster heeft in 2009 een auto-ongeval gehad. Vanwege aanhoudende schouderklachten rechts en na diverse onderzoeken is zij in 2012 door verweerder geopereerd. Klaagster meent dat de chirurg niet de juiste operatie heeft uitgevoerd en maakt hem hierover diverse verwijten. Ook verwijt zij hem dat hij onjuiste declaraties heeft gedaan en dat een eerder geplande operatie niet is doorgegaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:147 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1758

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager heeft in juli 2019 in het kader van een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering een gezondheidsverklaring ingevuld. In november 2019 is de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij de verzekeringsmaatschappij waar de verzekeringsarts aan verbonden is als medisch adviseur ingegaan. In november 2020 heeft klager zich ziek gemeld en een beroep op de verzekering gedaan. De verzekeringsarts heeft een acceptatie-advies uitgebracht. In dit advies heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat klager de verzekeringsmaatschappij niet volledig heeft geïnformeerd in de door hem ingevulde gezondheidsverklaring. In 2021 heeft de verzekeringsmaatschappij de verzekering beëindigd en de arbeidsongeschiktheidsclaim met terugwerkende kracht afgewezen. Klager klaagt over de inhoud en de wijze van totstandkoming van het advies van de verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:196 Hof van Discipline 's Gravenhage 230196

    Beklag artikel 13 ongegrond.  Geen redelijke kans van slagen, mede omdat mogelijk aansprakelijke partijen niet meer bestaan en de vordering verjaard zal zijn.