Zoekresultaten 2781-2790 van de 42257 resultaten

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:5 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/06

    Hond. Het Veterinair Beroepscollege is al met al van oordeel dat het beroep van de dierenarts moet worden verworpen. De dierenarts heeft zich tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen met betrekking tot de begeleiding van de dracht van de hond van klagers, de uitvoering van een keizersnede en met betrekking tot de verleende nazorg.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4286

    Klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige kennelijk ongegrond. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de inmiddels overleden broer van klaagster. Klaagster verwijt de sociaal psychiatrisch verpleegkundige dat hij onzorgvuldig is geweest in het opstellen en naleven van het behandelplan, dat hij niet heeft meegewerkt aan overplaatsing naar een gespecialiseerde afdeling en dat hij het advies van een door klaagster en haar broer geraadpleegde psychiater niet heeft opgevolgd.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:6 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/09

    Paard. Dierenarts wordt verweten bij een paard onvoldoende onderzoek te hebben verricht naar de oorzaak van koliekklachten en dat het paard onnodig is geopereerd. Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat de dierenarts niet tekort is geschoten in de veterinaire zorg die hij heeft verleend als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren. 

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4203

    De klacht gaat over de vraag of beklaagde (huisarts) tijdens het eerste gesprek over euthanasie op 20 februari 2013, en naar aanleiding van de verklaringen die klaagster daarna aan beklaagde heeft overgelegd, klaagster had moeten informeren dat hij geen euthanasie uitvoert bij dementie. Het college verklaart de klacht deels gegrond zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5302

    Klager verwijt verpleegkundige (zorgmanager) dat hij niet wil tegemoetkomen aan de wens van klager niet meer behandeld te worden door de tandarts die eens per maand op de locatie aanwezig is waar klager verblijft, maar door de tandarts in een andere kliniek. In een eerdere beslissing is overwogen dat beklaagde kon vasthouden aan het uitgangspunt dat klager voor mondzorg naar de tandarts op locatie kon gaan en dat als hij een andere tandarts wilde raadplegen, klager de kosten daarvan zelf zou moeten betalen. Klager heeft niet nader gemotiveerd dat de omstandigheden inmiddels zijn gewijzigd ten opzichte van het handelen waarover al een oordeel is gegeven. Nu geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel is de voorzitter van oordeel dat de door klager voorgelegde klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:57 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-045/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem: klager heeft deze (soort) verwijten eerder ingediend. De deken heeft toen zijn visie gegeven en klager heeft de mogelijkheid gehad de klacht voor te leggen aan de Raad van Discipline. Hij heeft daar op dat moment vanaf gezien. Met deze nieuwe klacht is naar het oordeel van de voorzitter feitelijk sprake van ne bis in idem. Hoewel formeel misschien geoorloofd, beschouwt de voorzitter dit materieel als misbruik van procesrecht. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:55 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-048/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:56 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-047/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht grotendeels niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding en voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:67 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-911/AL/NN/D

    Dekenbezwaar. De kern van het verwijt dat de deken verweerder en medeverweerder maakt, is dat zij de raad van de orde onjuist hebben geïnformeerd over de invulling van de advocaat-stage van verweerder. Dit is relevant voor de wijze waarop het toezicht vanuit de orde wordt ingestoken. De raad verklaart het bezwaar gegrond. Het handelen van verweerder dat tot gegrondverklaring van het bezwaar heeft geleid is ernstig. Een advocaat dient op zijn woord te worden vertrouwd en daarin past niet een handelen of nalaten dat er in de kern op neer komt dat de raad van de orde van advocaten en de deken worden misleid. Het gevolg van zijn handelen of nalaten is geweest dat de orde vooraf onvoldoende waarborgen heeft kunnen stellen voor een juiste praktijkuitoefening en dat er onvoldoende toezicht op de stage is gehouden. Verweerder heeft hiermee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Verweerder heeft daarmee ook in strijd met de kernwaarde integriteit en de gedragsregels gehandeld. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden acht de raad de oplegging van een schorsing voor de duur van 13 weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:51 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-633/DH/RO

    Verzet ongegrond.