ECLI:NL:TGZRZWO:2023:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5302

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:75
Datum uitspraak: 24-03-2023
Datum publicatie: 30-03-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5302
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verpleegkundige (zorgmanager) dat hij niet wil tegemoetkomen aan de wens van klager niet meer behandeld te worden door de tandarts die eens per maand op de locatie aanwezig is waar klager verblijft, maar door de tandarts in een andere kliniek. In een eerdere beslissing is overwogen dat beklaagde kon vasthouden aan het uitgangspunt dat klager voor mondzorg naar de tandarts op locatie kon gaan en dat als hij een andere tandarts wilde raadplegen, klager de kosten daarvan zelf zou moeten betalen. Klager heeft niet nader gemotiveerd dat de omstandigheden inmiddels zijn gewijzigd ten opzichte van het handelen waarover al een oordeel is gegeven. Nu geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel is de voorzitter van oordeel dat de door klager voorgelegde klacht kennelijk ongegrond is.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing van de voorzitter d.d. 24 maart 2023 naar aanleiding van de op 25 januari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle ingekomen klachten van

A , verblijvende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige,
(destijds) werkzaam te B,

b e k l a a g d e

1. DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift, ontvangen op 25 januari 2023;

- de brief van de secretaris van 6 maart 2023;

- het aanvullend klaagschrift, ontvangen op 14 maart 2023.

Bij beslissing van 28 juni 2022, nr. Z2021/3558, heeft het tuchtcollege uitspraak gedaan op de klacht van klager d.d. 25 november 2021, die ook was gericht tegen beklaagde. Klager verweet beklaagde in die procedure dat hij niet wil tegemoetkomen aan de wens van klager niet behandeld te worden door de tandarts die eens per maand op de locatie te B aanwezig is, maar door de tandarts in de kliniek te D.

Het college heeft deze klacht ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing van het regionaal tuchtcollege heeft klager beroep aangetekend. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft het beroep van klager bij uitspraak van 18 januari 2023 verworpen.

2. DE FEITEN

Het college geeft hier de feiten weer, zoals deze waren opgenomen in de uitspraken van 28 juni 2022 en 18 januari 2023.

Klager verblijft sinds 2019 op de long-stay afdeling van E te B. Beklaagde werkt sinds 2020 als zorgmanager bij de Medische Dienst. In die functie is hij verantwoordelijk voor de somatische zorg voor – onder meer – de bewoners van de afdeling waar klager verblijft.

Voor de tandheelkundige zorg is een overeenkomst gesloten met het bedrijf F. Eens per maand komt een aan F verbonden tandarts met een mobiele praktijk naar de kliniek te B. Klager is in de periode augustus 2020 tot en met april 2021 meermaals door de aan F verbonden tandarts gezien en behandeld.

Op 25 augustus 2021 meldde klager zich bij de medische dienst met erge kiespijn. Klager kon op 30 augustus 2021 terecht bij de tandarts op de locatie van de E in D. Deze tandarts noteerde van het consult op 30 augustus 2021 dat element 24 was afgebroken, pijnlijk en niet te restaureren was en dat het element was getrokken.

Klager liet de medische dienst weten dat hij geen gebruik meer wilde maken van de tandarts van F. Op 6 oktober 2021 deelde de medische dienst klager mee dat als hij gebruik wilde maken van een andere tandarts, klager zelf de kosten diende te betalen en hij dit moest afstemmen met de zorgmanager. Het voorstel in gesprek te gaan met de zorgmanager/medische dienst wees klager af. De volgende dag ging klager (alsnog) akkoord met een gesprek met een medewerker van de medische dienst. Dit gesprek was op 8 oktober 2021. Uit de van dit gesprek gemaakte notitie blijkt dat klager op dat moment een pijnklacht had die met paracetamol draaglijk was. Ook blijkt uit de notitie dat klager het niet eens was met het besluit van beklaagde dat hij niet naar D mocht voor een behandeling en dat hij een tuchtklacht wilde indienen tegen beklaagde.

Op 15 oktober 2021 sprak klager met beklaagde. Beklaagde noteerde van dit gesprek:

“N.a.v. mogelijke tuchtklacht dhr. uitgenodigd voor gesprek,. Niet eerder bij mij geweest voor gesprek. Geeft aan naar tandarts in D te willen. Wilt niet naar de tandarts binnen de E. Citaat: deze tandarts mag niet in mijn bek kijken. Kan moeilijk aangeven wat de oorzaak is. Heeft ook niet met de tandarts gesproken hierover. Geeft aan dat hij een ontsteking veroorzaakt zou hebben.

Verder geeft hij duidelijk aan dat als hij niet naar D mag ik een tuchtklacht aan de broek heb hangen (citaat). Uitleg gegeven dat hij gebruik kan maken van de tandarts hier, ik prima wil bespreken als hij een klacht heeft maar heeft hier geen oren naar. Tandarts is op moment van spreken op locatie en kan dhr. direct behandelen. Uitleg gegeven bij een second opinion dat dit voor eigen kosten is. Maar staat verder niet open voor deze opties en hoort deze ook niet meer aan. Loopt boos weg uit het gesprek dat ik nu een tuchtklacht aan mijn broek heb hangen en hij ook het ministerie en klachtencommissie hiervan op de hoogte gaat brengen.”

3. DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat hij niet wil tegemoetkomen aan de wens van klager niet meer behandeld te worden door de tandarts die eens per maand op de locatie in B aanwezig is, maar door de tandarts in de kliniek te D. De tandarts die op locatie in B komt heeft volgens klager zijn gebit kapot gemaakt, daarom wil hij niet meer door hem behandeld worden.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE VOORZITTER

4.1

Bij brief van 6 maart 2023 heeft de secretaris klager verzocht nader te motiveren waarom deze klacht ziet op ander handelen of nalaten dan de eerdere klacht. Klager heeft in het aanvullend klaagschrift – voor zover begrijpelijk – toegelicht waarom hij niet naar de mobiele tandarts te B wil en dat hij klachten blijft indienen zolang beklaagde hem niet naar de tandarts te D stuurt. Klager is van mening dat de mobiele tandarts zijn gebit heeft beschadigd, dat hij niet meer door hem geholpen wil worden maar dat wel tandheelkundige hulp noodzakelijk is omdat hij veel pijn heeft.

4.2

In de beslissing van 28 juni 2022 is overwogen dat beklaagde kon vasthouden aan het uitgangspunt dat klager voor mondzorg naar de tandarts van F kon gaan en dat als hij een andere tandarts wilde raadplegen, klager de kosten daarvan zelf zou moeten betalen. Dat klager ontevreden was over de zorg leidde niet een ander oordeel. De klacht werd kennelijk ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep werd bij beslissing van 18 januari 2023 door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg verworpen. Klager heeft niet nader gemotiveerd dat de omstandigheden inmiddels zijn gewijzigd ten opzichte van het handelen waarover al in beroep een oordeel is gegeven. Nu geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel is de voorzitter van oordeel dat de door klager voorgelegde klacht kennelijk ongegrond is.

5. DE BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van

M. Keukenmeester, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

5. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.