Zoekresultaten 2321-2330 van de 42263 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5342

    Voorzittersbeslissing. Klacht is voor een deel op een dag na verjaard en voor het overige deel is deze niet volledig. Nu de wetgever heeft overwogen dat het niet redelijk is dat een zorgverlener na meer dan tien jaar nog met een klacht kan worden geconfronteerd, is de voorzitter van oordeel dat een aanvulling – waar het gaat om de concrete verwijten aan het adres van de zorgverlener – nog binnen de verjaringstermijn van tien jaar moet (kunnen) worden ingediend. Als dat anders zou zijn, zou de termijn om een klacht in te dienen worden opgerekt en langer worden dan tien jaar. De klacht is in zijn geheel niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:123 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-977/DH/DH

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft klager een zeer summier hoger beroepschrift ingediend en vervolgens geen nader verweerder gevoerd. Hij heeft klager niet op de hoogte gesteld van de zitting in hoger beroep, waardoor klager niet ter zitting aanwezig heeft kunnen zijn. Verweerder is echter zelf ook niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft de uitspraak in hoger beroep pas ruim na het verstrijken van de cassatietermijn aan klager gezonden, waardoor klager de mogelijkheid van cassatie is ontnomen. Er is sprake van een opeenstapeling van fouten. Verweerder heeft zich bovendien van het tableau laten schrappen, maar klager hierover niet geïnformeerd. Gehandeld in strijd met de kernwaarden deskundigheid en integriteit. Verweerder weigert bovendien verantwoording af te leggen. Schrapping.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 704691/NT 21-39

    Klager stelt zich op het standpunt dat het recht van parate executie van de bank is komen te vervallen door de betaling, vóórdat de veiling plaatsvond, van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekte (vermeerderd met kosten). Klager verwijt de notaris dat hij onbevoegd, zonder daartoe van klager opdracht te hebben ontvangen en tegen diens kennelijke wil, de executie heeft doorgezet.De kamer ziet aanleiding de klacht in ruime zin op te vatten. Aan de orde zijn dan de volgende vragen (klachtonderdelen): a. Had de notaris de veiling moeten staken? b. Had de notaris na de veiling zijn diensten aan de bank moeten weigeren ? c. Had de notaris een verklaring van subrogatie moeten opstellen en inschrijven? De kamer acht de klachtonderdelen b en c gegrond (dwz. klachtonderdeel c in de zin dat van de notaris een actievere houding kon worden verwacht toen klager het standpunt innam dat door subrogatie het zekerheidsrecht was overgegaan), maar legt de notaris geen maatregel op.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:124 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-980/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 723070/NT 22-37 729416/NT 23-6

    De kandidaat-notaris heeft in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel opgave gedaan van het ontslag van twee bestuurders en de benoeming van twee nieuwe bestuurders. Klagers hebben de notarissen verzocht hen te informeren – kort gezegd – over de achtergrond van deze registratie. De notarissen hebben de gevraagde informatie niet verstrekt en zich op hun geheimhoudingsplicht beroepen. Klagers menen dat de notarissen zich ten onrechte achter hun geheimhoudingsplicht verschuilen.De kandidaat-notaris heeft naar zijn zeggen de registratie uitgevoerd op basis van een door hem ontvangen aandeelhoudersbesluit, raadpleging van de statuten en door hem ontvangen datacards. Voor het overige heeft verificatie plaatsgevonden op basis van communicatie en de contacten met de opdrachtgever. De grondslag daarvan kunnen de notarissen niet met klagers delen, omdat dat in strijd zou zijn met de geheimhoudingsplicht. De notarissen beschikken daarom niet over meer informatie die met klagers kan worden gedeeld, aldus de notarissen.Naar het oordeel van de kamer hebben de notarissen daarmee voldoende inzicht gegeven in de door hen gehanteerde werkwijze bij de registratie. Of deze werkwijze voldoende zorgvuldig is geweest staat niet ter beoordeling van de kamer in deze zaak; de klachten richten zich uitsluitend op het beroep van de notarissen op de geheimhoudingsplicht. Door de notarissen is voldoende toegelicht dat het hen vanwege hun geheimhoudingsplicht niet vrijstaat om nadere opheldering te geven over hun communicatie met hun opdrachtgever. Klacht(en) ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:63 Hof van Discipline 's Gravenhage 230003

    Te laat ingediend artikel 13 beklag. Weliswaar heeft klager op tijd beklag ingesteld, maar hij heeft zijn beklag niet binnen de beklagtermijn voorzien van gronden (motivering). Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door medische omstandigheden zijn beklag niet tijdig kon indienen. Beklag niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:6 Kamer voor het notariaat Amsterdam 724696/NT 22-46

    Klacht is deels gegrond maar leidt niet tot het opleggen van een maatregel. Er was geen sprake van een ministerieplicht op grond waarvan de notaris verplicht was haar werkzaamheden voort te zetten. Gelet op de tegen haar geuite dreigementen in een e-mail van de echtgenoot van klaagster is het begrijpelijk dat de notaris vooor zichzelf geen (bemiddelende) rol meer zag weggelegd. Wel had de notaris terughoudender moeten zijn in haar conclusie in de brief van 19 november 2019 dat de stiefmoeder aan haar verplichtingen jegens de kinderen had voldaan.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:64 Hof van Discipline 's Gravenhage 220159

    Het hof bevestigt de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel a) en b). Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt dat gelet op artikel 50 lid 1 onder a Advocatenwet, hoger beroep door klager ter zake een gegrond verklaarde klacht niet mogelijk is. Voor zover klager verzoekt om de vergoeding van schade verband houdend met het gegrond verklaarde klachtonderdeel b) kan dat verzoek niet in behandeling worden genomen omdat het hof niet bevoegd is over een dergelijk verzoek te oordelen. Anders dan de raad is het hof ten aanzien van klachtonderdeel c) van oordeel dat verweerder op eerste verzoek van klager het dossier aan klager zelf had moeten afgeven en niet met tussenkomst van de politie. Door bij herhaling aan klager te laten weten dat het dossier (alleen) zal worden afgegeven aan een opvolgend gemachtigde heeft verweerder aan de afgifte een voorwaarde verbonden waarvoor geen redelijke grond bestond. Nu verweerder ten onrechte heeft geweigerd het dossier af te geven aan klager heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Echter, van een tuchtrechtelijke verwijtbare schending van de geheimhoudingsplicht of schending van de AVG is naar oordeel van het hof geen sprake, nu verweerder aan de politie enkel heeft laten zien dat hij een e-mail aan klager had gestuurd dat het dossier aan een opvolgend advocaat ter beschikking zou worden gesteld, waarna de politie het (gesloten) dossier ter plekke aan klager heeft overhandigd. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:7 Kamer voor het notariaat Amsterdam 718203/NT 22-18

    Klacht is deels niet-ontvankelijk (vervaltermijn), deels gegrond. De kamer is van oordeel dat de notaris bij de administratie en de uitbetaling van bedragen ter zake van de depotovereenkomst (in het kader van de vaststellingsovereenkomst tussen klaagster (legataris) en de erfgenaam) niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een notaris verwacht mag worden. Er is volgens de kamer, gelet op het tuchtrechtelijk verleden van de notaris, sprake van een patroon van opvolgende slordigheden waarin geen verbetering lijkt te zijn gekomen. Daarom legt de kamer de notaris de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3502

    Gegronde klacht tegen cosmetisch arts. Na intrekking van de klacht door patiënte heeft het college bepaald dat de behandeling van de klacht in het algemeen belang moet worden voortgezet. Voor het vervolg van de zaak is de inspectie als klager aangemerkt. De arts is eigenaar van en werkzaam in een cosmetische kliniek. Hij heeft bij patiënte een onderooglidcorrectie verricht. Daarbij is een complicatie opgetreden, na de operatie is beiderzijds een ectropion ontstaan. De arts heeft vervolgens tweemaal een hersteloperatie verricht en patiënte uiteindelijk verwezen naar een plastisch chirurg. De inspectie is van mening dat de arts bij het uitvoeren van de ooglidcorrectie in diverse opzichten tekortgeschoten is. Zo is patiënte onvoldoende geïnformeerd, is de schriftelijke verslaglegging ondermaats, is de arts bij de operaties niet gebleven binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen en heeft hij geen professioneel gedrag vertoont bij de bejegening van patiënte. Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt de arts de maatregel van een geheel voorwaardelijke schorsing van een jaar op, met een proeftijd van twee jaar.