ECLI:NL:TGZRAMS:2023:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5342

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:152
Datum uitspraak: 06-06-2023
Datum publicatie: 06-06-2023
Zaaknummer(s): A2023/5342
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht is voor een deel op een dag na verjaard en voor het overige deel is deze niet volledig. Nu de wetgever heeft overwogen dat het niet redelijk is dat een zorgverlener na meer dan tien jaar nog met een klacht kan worden geconfronteerd, is de voorzitter van oordeel dat een aanvulling – waar het gaat om de concrete verwijten aan het adres van de zorgverlener – nog binnen de verjaringstermijn van tien jaar moet (kunnen) worden ingediend. Als dat anders zou zijn, zou de termijn om een klacht in te dienen worden opgerekt en langer worden dan tien jaar. De klacht is in zijn geheel niet-ontvankelijk.

A2023/5342

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Voorzittersbeslissing van 6 juni 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
en
B,
wonende te C, klagers,

tegen

D,
gynaecoloog,
destijds werkzaam te E,
verweerder, hierna ook: de gynaecoloog.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift, ontvangen door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) 
‘s-Hertogenbosch op 9 februari 2023;
-  de brief van de secretaris van 5 april 2023.
De klacht is in verband met de plaats waar de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden overgedragen aan 
het RTG Amsterdam op 27 maart 2023.

2. De overwegingen
2.1   De voorzitter wil als eerste zeggen dat het zeer te betreuren is dat klagers hun dochtertje 
rond de bevalling hebben verloren. Het is begrijpelijk dat dit voor hen een groot verdriet blijft.

2.2   De voorzitter moet beoordelen of klagers in hun klacht kunnen worden ontvangen. Zij is van 
oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor die beslissing is het volgende van 
belang.

2.3  Klagers hebben op 8 februari 2023 om 23:06 uur een e-mail gestuurd naar het
e-mailadres van de administratie van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) 
‘s-Hertogenbosch met de volgende tekst (alle citaten voor zover van belang en letterlijk 
weergegeven): ‘Hierbij verzoeken wij u om uitstel te verlenen voor een periode van een week voor 
het indienen van een tuchtklacht naar aanleiding van de dood van onze dochter tijdens/na de 
bevalling in het F, in op 9 februari 2013. Wij willen de tuchtklacht
tegen de groep artsen en verpleegkundigen nog laten lezen door de tuchtklachtfunctionaris omdat tot op heden er nog teveel vragen zijn wat er nu exact is voorgevallen bij/na de bevalling.’ 

Bij dit e-mailbericht zat geen bijlage.

2.4   Op 9 februari 2023 heeft klager het klaagschrift persoonlijk overhandigd aan een medewerker 
van het RTG ’s-Hertogenbosch op het kantoor. Het klaagschrift heeft ook een dagstempel dat 
vermeldt: ingekomen op 9 februari 2023. Uit het klaagschrift blijkt dat de klacht betrekking heeft 
op de gebeurtenissen vóór en rondom de geboorte van de dochter van klagers op 8 en 9 februari 2013. 
In het klaagschrift worden nog veertien andere namen genoemd als (mogelijke) 
betrokkenen/zorgverleners die destijds werkzaam waren in het F. Verder wordt voor een omschrijving 
van wat er gebeurd is verwezen naar Bijlage 0. Deze bijlage is niet bij het klaagschrift gevoegd. 
In het klaagschrift wordt een zestiental klachtonderdelen genoemd. Ten slotte wordt vermeld dat het 
klaagschrift achttien bijlagen bevat. Deze zijn echter niet bijgevoegd. Klagers vragen het RTG aan 
te geven hoe het deze bijlagen wenst te ontvangen, omdat het gaat om (veel) meer dan 100 pagina’s.

Verjaring
2.5   In het tuchtrecht voor de gezondheidszorg geldt een termijn van tien jaar om te klagen over 
het handelen of nalaten van een zorgverlener. Deze termijn begint te lopen op de dag nadat dit 
handelen heeft plaatsgevonden of – als sprake is van nalaten – had moeten plaatsvinden. Na het 
verstrijken van deze tienjaarstermijn kan een klacht niet meer in behandeling worden genomen. Dit 
is een harde regel, waarvan ook niet kan worden afgeweken als de klager goede redenen had om de 
klacht zo laat in te dienen. De achtergrond van deze regel is dat het na meer dan tien jaar 
moeilijk is om nog vast te stellen wat er precies is gebeurd. Ook vindt de wetgever het niet 
redelijk dat een zorgverlener meer dan tien jaar later nog kan worden berecht voor een volgens een 
klager gemaakte fout.

2.6  Dat betekent dat de klacht is verjaard voor wat betreft de gebeurtenissen die hebben 
plaatsgevonden vóór 9 februari 2013.

Omschrijving van de klacht
2.7   Voor wat betreft de gebeurtenissen op en na 9 februari 2013, die niet zijn verjaard, voldoet 
het ingediende klaagschrift niet aan de daaraan gestelde eisen. In artikel 4 van het 
Tuchtrechtbesluit BIG is bepaald dat een klaagschrift de klacht en de feiten en gronden waarop de 
klacht berust moet bevatten. Uit het door klagers ingediende klaagschrift kunnen deze feiten en 
gronden zonder kennisneming van de – niet bijgevoegde – bijlagen niet voldoende worden afgeleid 
waar het gaat om de verwijten die de gynaecoloog worden gemaakt. Uit de klachtonderdelen blijkt dat 
die in ieder geval niet allemaal aan hem zijn gericht. Welke klachtonderdelen wel op hem betrekking 
hebben, wordt daaruit echter ook niet duidelijk, vooral niet nu er nog veertien andere mogelijke 
zorgverleners zijn genoemd. Artikel 5 Tuchtrechtbesluit BIG bepaalt wel dat, indien het 
klaagschrift niet aan de eisen voldoet, het tuchtcollege de klager meedeelt in hoeverre het 
klaagschrift onvolledig is en de klager uitnodigt het verzuim binnen een bepaalde termijn te 
herstellen. Nu de wetgever echter heeft overwogen dat het niet redelijk is dat een zorgverlener na 
meer dan tien jaar nog met een klacht kan worden geconfronteerd, is de voorzitter van oordeel dat een dergelijke 
aanvulling – waar het gaat om de concrete verwijten aan het adres van de zorgverlener – nog binnen 
de verjaringstermijn van tien jaar moet (kunnen) worden ingediend. Als dat anders zou zijn, zou de 
termijn om een klacht in te dienen worden opgerekt en langer worden dan tien jaar.

2.8   Nu aanvulling van de klacht niet meer mogelijk is binnen de genoemde termijn van tien jaar, 
is de voorzitter van oordeel dat ook het gedeelte van de klacht dat betrekking heeft op de 
gebeurtenissen op 9 februari 2013 niet-ontvankelijk is

2.9  Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht in zijn geheel kennelijk niet- ontvankelijk 
is.

3. De beslissing

De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 6 juni 2023 door N.B. Verkleij, voorzitter, bijgestaan door T.C.
Brand, secretaris.