Zoekresultaten 2201-2210 van de 42331 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:44 Accountantskamer Zwolle 23/977 Wtra AK

    Ambtshalve beslissing ex artikel 5 lid 4 Wtra, n.a.v. niet betalen opgelegde boete. Oplegging maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving voor de duur van zes maanden. De Accountantskamer rekent het betrokkene zwaar aan dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken geheel worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4522

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verloskundige. De klacht luidt dat er niet adequaat is gehandeld nadat klaagster meermaals met klachten als bloedverlies en krampen/pijnklachten naar de praktijk heeft gebeld. Het college is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zij was niet betrokken bij de behandeling van klaagster en de bedoelde telefonische consulten. Het enige contact dat zij met klaagster had was nadat klaagster was geopereerd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:79 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-279/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit van de dienstverlening deels niet-ontvankelijk ex art. 46g Advocatenwet en deels kennelijk ongegrond wegens ontbreken feitelijke grondslag. 

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:80 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-293/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het hoger beroep niet door te zetten. Een advocaat is namelijk niet gehouden een procedure aanhangig te maken of voort te zetten, indien hij geen mogelijkheid ziet deze met succes te voeren, ook niet als die advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet door de deken is aangewezen. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4991

    Gegronde klacht tegen een verloskundige. Klaagster verwijt verweerster dat zij niet adequaat heeft gehandeld nadat klaagster meermaals met klachten van bloedverlies en krampen/pijnklachten naar de praktijk heeft gebeld. Het college is van oordeel dat verweerster tijdens het telefonisch consult had moeten onderkennen dat de klachten van klaagster wel degelijk kunnen duiden op een EUG. Verweerster valt een tuchtrechtelijk verwijt te maken, nu zij klaagster ongezien heeft ‘weggestuurd’ om af te wachten tot de geplande echo. Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij in dit geval, ook gelet op de onrust bij klaagster, de echo had vervroegd. Klacht gegrond verklaard. Het college is van oordeel dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan. Bij verweerster leek weinig besef te bestaan over wat er aan de hand zou kunnen zijn en de mogelijke ernst daarvan. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4992

    Gegronde klacht tegen een verloskundige. Klaagster verwijt verweerster dat zij niet adequaat heeft gehandeld nadat klaagster meermaals met klachten van bloedverlies en krampen/pijnklachten naar de praktijk heeft gebeld. Het college overweegt dat zelfs bij een zwangerschapsduur van minder dan zes weken een EUG door middel van transvaginale echoscopie herkend en gelokaliseerd kan worden. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij zelf geen echo’s kan maken. Dat betekent dus dat verweerster klaagster diezelfde dag had moeten doorverwijzen. Zij kon zeker niet volstaan met afwachten tot het moment waarop een echo gepland stond. Dat geldt temeer nu sprake was van aanhoudende klachten gedurende twee weken, dit al de derde keer was dat klaagster met onrust en klachten naar de praktijk belde en dit het tweede contact met verweerster was. Klacht gegrond verklaard. Het college acht in dit geval de maatregel van berisping passend en geboden. Bij verweerster leek weinig besef te bestaan over wat er aan de hand zou kunnen zijn en de mogelijke ernst daarvan.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-444/AL/GLD

    De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:116 Raad van Discipline Amsterdam 23-306/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. Een beroep op de uitzonderings- ofwel verlengingsgrond van artikel 46g lid 2 Advocatenwet slaagt niet. Op grond van dit artikel blijft na afloop van de vervaltermijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de klacht is ingediend uiterlijk één jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend zijn aan te merken. Uitgaande van de stelling van klagers dat zij pas op 15 oktober 2020 bekend zijn geworden met de gevolgen van verweerders advies, hadden klagers uiterlijk één jaar later - derhalve uiterlijk op 15 oktober 2021 - hun klacht over verweerder moeten indienen. Dus ook in dat geval is de klacht van 6 januari 2023 derhalve te laat ingediend. Overigens acht de voorzitter de stelling van klagers ook inhoudelijk niet aannemelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:155 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-444/AL/GLD

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:117 Raad van Discipline Amsterdam 23-309/A/A 23-310/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in de rol van onafhankelijk adviseur. Ten aanzien van klaagster worden de beide klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, gelet op het ontbreken van een rechtstreeks belang voor klaagster. Ten aanzien van klager worden de beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard nu geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerders. Verweerders mochten er vanuit gaan dat klager het ermee eens was dat de second opinion zowel aan klager als ook aan zijn rechtsbijstandverzekeraar zou worden verstrekt en dit was, gelet op de rol van verweerders in de procedure ook een logische en juiste gang van zaken.