Zoekresultaten 771-780 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:9 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/36

    Klager stelt dat de notaris bij de openbare verkoop van het pand onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht omdat de notaris voorafgaand aan en tijdens de veiling relevante gegevens over de eigenschappen van het pand heeft verzwegen of achtergehouden met betrekking tot de 1) vochtschade, 2) erfdienstbaarheid en 3) het wel of niet aanwezig zijn van een tuin. Daardoor heeft hij het belang van een zo groot mogelijke verkoopopbrengst zwaarder doen wegen dan het belang van klager als koper en heeft de notaris de op hem rustende zorgplicht, die hij als veilende notaris jegens derden heeft, geschonden. Ter zitting heeft klager het klachtonderdeel 3) ingetrokken.   Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht. Vast staat dat op 26 januari 2012 klager op een openbare veiling een pand heeft gekocht. Sindsdien had klager op de hoogte kunnen zijn, maar in ieder geval was klager op 30 november 2016, de datum waarop klager het onder r.o. 2.2. genoemde e-mailbericht naar de notaris stuurde, bekend met de vochtschade aan het pand (klachtonderdeel 1) en de aanwezigheid van een erfdienstbaarheid (klachtonderdeel 2). Op dat moment was klager op de hoogte van de gevolgen van het gestelde handelen of nalaten door de notaris. Gelet op de laatste volzin van artikel 99, lid 21, Wna, had klager dan ook uiterlijk op 30 november 2017 zijn klacht moeten indienen bij de kamer. De klacht is pas op 13 juni 2018 ingekomen bij de kamer en is dan ook te laat ingediend

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:5 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/91

    Afwikkeling nalatenschap. Notaris is toezegging aan klaagster niet nagekomen. Ook heeft hij, ondanks meerdere klachten van klaagster bij de KNB over de voortgang, in de loop van de jaren regelmatig niet (tijdig) gereageerd op haar verzoeken en onvoldoende de regie genomen om tot afwikkeling te komen. Klacht grotendeels gegrond, waarschuwing. Verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:33 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/38

    Notariële volmacht. Klager heeft volmacht afgegeven op grond waarvan deel van hypotheekgelden is uitbetaald aan zijn zoon. Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende heeft onderzocht of hij de volmacht onder dwang van de zoon heeft afgegeven en/of dat hij destijds voldoende wilsbekwaam was tot afgifte van die volmacht. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:4 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/76, 77, 78 en 79

    Wraking. In klachtprocedure tegen notaris en kandidaat-notaris verwijt BFT de notaris onder meer in strijd te hebben gehandeld met beslissingen die de gewraakte leden eerder hebben gegeven over de waarneming van een protocol. Verzoekers hebben gesteld dat een rechter die de kans krijgt in een procedure een mening te vormen over zijn eigen eerdere oordeel, objectief gezien niet als onpartijdig kan worden aangemerkt. In het kader van de behandeling van de tuchtklacht van het BFT tegen de notaris hoeven de gewraakte leden echter niet te oordelen over de juistheid van de door hen gegeven beslissing(en) over de waarneming en de ontheffing. Tegen die beslissingen heeft hoger beroep opengestaan, welk rechtsmiddel niet is benut. Wel moeten zij beoordelen of het handelen en/of nalaten van de notaris in de gegeven omstandigheden, waaronder het feit dat onherroepelijke beslissingen zijn gegeven over de waarneming en de ontheffing, al dan niet een schending oplevert van de  tuchtrechtelijke norm. Nu een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, terwijl er zich naar het oordeel van de wrakingskamer geen uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de gewraakte (tucht)rechters ten opzichte van de notaris en de kandidaat-notaris een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij hen bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is of dat sprake is van schijn van partijdigheid, zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek afwijzen.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 657000/NT 18-55

    Klacht over wilsbekwaamheid. De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zowel de kandidaat-notaris in het voortraject als de notaris zelf ten tijde van het passeren van het testament voldoende alert zijn geweest op de wilsbekwaamheid van testatrice. De stelling van klaagster dat een lage prijs voor notariële dienstverlening betekent dat onzorgvuldig is gewerkt, deelt de kamer niet. Dat testatrice 78 jaar oud was (naar huidige begrippen geen bijzonder hoge leeftijd) en dat haar administratie was uitbesteed en haar (andere) dochter over haar bankpasje beschikte, behoefde in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van testatrice. Weliswaar heeft klaagster aangevoerd dat testatrice laag opgeleid was en beschikte over een laag cognitief vermogen en een gebrekkig beeld van de realiteit en dat testatrice sinds 2007 last had van geheugenstoornissen, maar die omstandigheden (voor zover al juist) brengen niet met zich dat testatrice haar wil niet (meer) kon bepalen. Dat testatrice zich (voor de notaris kenbaar) door derden heeft laten beïnvloeden is niet gebleken.  Met betrekking tot de inhoud van de gesprekken die hebben geleid tot het passeren van het testament heeft de notaris zich terecht op haar geheimhoudingsplicht beroepen. Klacht ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 655043/NT 18-46

      Wilsbekwaamheid erflater? In zijn klaagschrift heeft klager een aantal indicatoren vermeld die volgens hem met zich brachten dat getwijfeld diende te worden aan de wilsbekwaamheid van erflater bij het passeren van het testament op 2 februari 2016. De kamer stelt vast dat deze indicatoren grotendeels ook opgaan voor het drie dagen eerder passeren van het testament door een andere notaris (die mede namens klager was benaderd). De kamer constateert dat de andere notaris kennelijk geen twijfel had aan de wilsbekwaamheid van erflater bij het passeren van het testament en het levenstestament op 30 januari 2016. De kamer is wel van oordeel dat de notaris het afschrift van het testament beter had kunnen achterhouden totdat erflater was verhuisd, in plaats van het op verzoek van erflater te zenden aan de (veronderstelde) gemachtigde van klager. Daarna had de notaris aan erflater zelf het afschrift kunnen zenden. Dat geldt te meer nu de notaris ook geen concept van het testament aan erflater heeft gezonden. Dat onderdeel van de klacht is dus gegrond, maar de kamer legt de notaris geen maatregel op.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:7 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-48 en 18-49

    De notarissen hebben in de – hen bekende – onjuiste handelwijze van de hypotheekhouder ten onrechte geen reden gezien om hun ministerie te weigeren . Klager heeft in dat verband gesteld dat de schikking op bedrog berust en dat er geen sprake was van verzuim. De veilingvoorwaarden zijn niet in een notariële akte opgenomen.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:8 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-41, 18-42 en 18-43

    De notarissen hebben onder valse voorwendselen een kopie van het testament opgevraagd bij de notaris van klaagster.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-36 en 18-37

    Klaagster verwijt de notarissen dat zij is voorgelogen en dat ten onrechte er een kopie van het testament opgevraagd is bij klaagster.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/329304 / KL RK 17-185

    De klacht betreft het hebben van een negatieve kantoorsolvabiliteit en een negatieve privésolvabiliteit, waardoor de notaris redelijkerwijs moet verwachten dat dit ertoe kan leiden dat hij (te eniger tijd) niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.   De kamer overweegt dat vanwege de geconstateerde negatieve solvabiliteit in de periode waar de klacht op ziet naar het oordeel van de kamer de vrees dat daardoor de notariële onafhankelijkheid verloren ging geenszins denkbeeldig was. Er was sprake van een situatie waarin in redelijkheid kon worden verwacht dat de notaris op enig moment niet aan zijn financiële verplichtingen had kunnen voldoen en een faillissement niet kon worden uitgesloten. De kamer overweegt verder dat vanwege het feit dat de Rabobank coulant is geweest en een hoge vordering heeft kwijtgescholden, het financiële tij is gekeerd en ergere financiële problemen zijn voorkomen. Zonder afbreuk te willen doen aan de inspanningen van de notaris om de financiële situatie alsnog ten goede te keren, verwijt de kamer de notaris dat hij onverantwoorde risico’s heeft genomen. De notaris moet te allen tijde voorzichtig zijn met geleend geld, ook in goede marktomstandigheden. Door dit niet te doen, heeft de notaris zichzelf in een zeer kwetsbare positie gebracht en is er langdurig sprake van een negatieve solvabiliteit. Dit acht de kamer verwijtbaar. De klacht is derhalve gegrond.   Gelet op de ernst en verwijtbaarheid enerzijds en de door de notaris getroffen inspanningen om zijn positie te verbeteren anderzijds, acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden