ECLI:NL:TNORAMS:2019:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 657000/NT 18-55

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2019:5
Datum uitspraak: 26-03-2019
Datum publicatie: 12-04-2019
Zaaknummer(s): 657000/NT 18-55
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over wilsbekwaamheid. De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zowel de kandidaat-notaris in het voortraject als de notaris zelf ten tijde van het passeren van het testament voldoende alert zijn geweest op de wilsbekwaamheid van testatrice. De stelling van klaagster dat een lage prijs voor notariële dienstverlening betekent dat onzorgvuldig is gewerkt, deelt de kamer niet. Dat testatrice 78 jaar oud was (naar huidige begrippen geen bijzonder hoge leeftijd) en dat haar administratie was uitbesteed en haar (andere) dochter over haar bankpasje beschikte, behoefde in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van testatrice. Weliswaar heeft klaagster aangevoerd dat testatrice laag opgeleid was en beschikte over een laag cognitief vermogen en een gebrekkig beeld van de realiteit en dat testatrice sinds 2007 last had van geheugenstoornissen, maar die omstandigheden (voor zover al juist) brengen niet met zich dat testatrice haar wil niet (meer) kon bepalen. Dat testatrice zich (voor de notaris kenbaar) door derden heeft laten beïnvloeden is niet gebleken.  Met betrekking tot de inhoud van de gesprekken die hebben geleid tot het passeren van het testament heeft de notaris zich terecht op haar geheimhoudingsplicht beroepen. Klacht ongegrond.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 26 maart 2019 in de klacht met nummer 657000/ NT 18-55 van:

[klaagster],

wonende te [plaats],

hierna: klaagster ,

tegen:

[de notaris],

notaris te [plaats],

raadsvrouw: mr. H.H.A. Lewin;

hierna: de notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 10 november 2018, ingekomen op 12 november 2018;

- verweerschrift van 20 december 2018.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 12 februari 2019 zijn klaagster en de notaris, bijgestaan door haar raadsvrouw, verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.     Bij testament, verleden op 11 juni 2012 ten overstaan van de notaris, heeft de moeder van klaagster, [naam](hierna: testatrice), toen 78 jaar oud, onder herroeping van alle eerdere wilsbeschikkingen, onder meer bepaald:

“B. Erfstelling

1. Ik stel mijn dochter [naam klaagster] (klaagster, KvhN) (..) in de legitieme. Deze in de legitieme stelling is van overeenkomstige toepassing in geval van plaatsvervulling als bij de wet is bepaald.

2. Ik benoem dochter [naam andere dochter] (…) tot enig en algeheel erfgenaam. (…).”

Verder heeft testatrice [naam executeur] benoemd tot executeur.

b.     Begin 2016 is testatrice overleden.

c.     Op 12 mei 2016 heeft op verzoek van klaagster op het notariskantoor een gesprek van ongeveer drie kwartier met de notaris plaatsgevonden. In dat gesprek heeft klaagster de notaris verzocht - kort gezegd - om informatie over de totstandkoming van het testament van testatrice.

d.     Op 13 mei 2016 heeft klaagster een verslag van voornoemd gesprek gezonden aan de notaris.

e.     In een brief van 14 mei 2016 heeft de notaris klaagster geantwoord zich in het verslag van klaagster (grotendeels) niet te kunnen vinden, en heeft zij een beroep gedaan op haar geheimhoudingsplicht.

f.      Vervolgens heeft klaagster herhaaldelijk om nadere informatie verzocht over de totstandkoming van het testament, bij brieven van 24 juli 2016, 2 oktober 2016 en (rappelbrief) van 30 oktober 2016.

g.     De notaris heeft daarop steeds geantwoord, bij brieven van 11 augustus 2016 en 31 oktober 2016, - kort samengevat - dat zij op grond van haar geheimhoudingsplicht geen verdere informatie kon verschaffen dan gegeven in het gesprek van 12 mei 2016.

3. De klacht

3.1 Klaagster stelt - samengevat - dat de notaris zich ten onrechte (steeds) beroept op haar geheimhoudingsplicht, in plaats van zich te verantwoorden voor haar werkwijze met betrekking tot het opstellen van het testament. Volgens klaagster was er sprake van indicatoren die de notaris aanleiding hadden moeten geven om het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid te volgen en had beoordeling van de wilsbekwaamheid door een (VIA-) arts moeten plaatsvinden.

Zo was de administratie van testatrice sinds 1 maart 2011 volledig uitbesteed en was haar bankpas in het bezit van de zus van klaagster. Testatrice was op hoge leeftijd, 78 jaar. Testatrice was functioneel analfabeet, psychisch zwak en dementerend en had een woordvindstoornis. Bij de notaris had twijfel moeten ontstaan over ongeoorloofde en eenzijdige beïnvloeding van testatrice door derden. Klaagster acht het hoogstwaarschijnlijk dat het verzoek voor dienstverlening van een ander dan testatrice zelf is gekomen.

Klaagster leidt uit de algemene antwoorden die de notaris op haar vragen heeft gegeven of meer nog uit het niet-beantwoorden van haar vragen over de totstandkoming van het testament af, dat de werkwijze van de notaris onzorgvuldig is geweest. De prijs voor het opstellen van het testament was dermate laag, dat er waarschijnlijk geen kwaliteit geleverd kan zijn.

Daarbij heeft de notaris ook gelogen door te beweren dat zij de executeur niet kent, terwijl hij een buurman van haar is.

4. Het verweer

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt voor zover van belang in de beoordeling besproken.

5. De beoordeling

5.1 De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging oplevert in de zin van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2 Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament een uiterste wilsbeschikking kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van de testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikking in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris hierbij ook de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, aan wie daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid (hierna: het Stappenplan) ten behoeve van de notariële dienstverlening, vastgesteld door het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in mei 2006 en geactualiseerd in april 2013, biedt hiervoor een handreiking. Indien een notaris, ook al heeft hij kennis van het bestaan van een of meerdere indicatoren, geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de testateur, hoeft hij het Stappenplan niet (verder) te volgen. Daarbij zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die met de testateur worden gevoerd als de wijze waarop de testateur zich daarbij presenteert.

5.3 Ter zitting heeft de notaris verklaard dat er meerdere malen met testatrice contact is geweest over het op te stellen testament: gedurende een periode van vier maanden heeft testatrice zowel schriftelijk als mondeling haar wensen geuit. De gesprekken met testatrice hebben één op één en op initiatief van testatrice plaatsgevonden. Testatrice heeft twee keer het notariskantoor bezocht. De notaris kan zich niet herinneren of testatrice, die zelfstandig woonde op 8 km afstand van het notariskantoor, toen op eigen gelegenheid naar het notariskantoor is gekomen of dat iemand haar heeft gebracht.

Het is de gebruikelijk gang van zaken op haar notariskantoor dat meer dan één persoon de wilsbekwaamheid van de testateur beoordeelt, aldus de notaris. Bij het eerste bezoek van testatrice aan het notariskantoor, ongeveer vier maanden vóór het passeren van het testament, heeft een kandidaat-notaris, toen werkzaam op het notariskantoor, de wensen voor de uiterste wilsbeschikking met testatrice doorgenomen. Het tweede bezoek van testatrice aan het notariskantoor was op

11 juni 2012, bij het passeren van het testament door de notaris zelf. Zowel de kandidaat-notaris als de notaris waren overtuigd van de wilsbekwaamheid van testatrice. Aan de hand van het stellen van vragen over onder meer het verleden, de huidige tijd en de toekomst hebben zij dat vastgesteld. Testatrice was duidelijk en consistent in het uiten van haar wensen, aldus de notaris.

De kosten voor het opstellen van het testament waren inderdaad niet hoog, maar dat was volgens de notaris te wijten aan de gevolgen van de economische crisis; inmiddels rekent de notaris hogere tarieven. De notaris heeft verklaard dat zij de executeur niet kent; zij woont zelf niet, zoals klaagster veronderstelt, in Bergen. Wel woont haar moeder daar, in dezelfde laan als de executeur, maar de afstand tussen de huizen is zo groot dat de buren van haar moeder de notaris niet bekend zijn.

5.4 De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zowel de kandidaat-notaris in het voortraject als de notaris zelf ten tijde van het passeren van het testament voldoende alert zijn geweest op de wilsbekwaamheid van testatrice. De stelling van klaagster dat een lage prijs voor notariële dienstverlening betekent dat onzorgvuldig is gewerkt, deelt de kamer niet.

Dat testatrice 78 jaar oud was (naar huidige begrippen geen bijzonder hoge leeftijd) en dat haar administratie was uitbesteed en haar (andere) dochter over haar bankpasje beschikte, behoefde in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van testatrice.

Weliswaar heeft klaagster aangevoerd dat testatrice laag opgeleid was en beschikte over een laag cognitief vermogen en een gebrekkig beeld van de realiteit en dat testatrice sinds 2007 last had van geheugenstoornissen, maar die omstandigheden (voor zover al juist) brengen niet met zich dat testatrice haar wil niet (meer) kon bepalen. Dat testatrice zich (voor de notaris kenbaar) door derden heeft laten beïnvloeden is niet gebleken.

5.5 Bij de beoordeling van de klacht weegt de kamer ook mee dat klaagster, die ter zitting heeft verklaard dat zij gedurende een paar jaar voor het passeren van het testament geen contact heeft gehad met testatrice, testatrice in de periode rond het opmaken en passeren van het testament niet heeft gezien of gesproken. In januari 2012 heeft testatrice klaagster weliswaar nog één keer telefonisch benaderd met de mededeling dat zij in het najaar van 2011 van haar fiets was gevallen en met het verzoek om weer eens bij haar langs te komen, maar klaagster is testatrice pas vanaf eind 2012 weer regelmatig gaan bezoeken.

De klacht is naar het oordeel van de kamer dan ook vooral gebaseerd op aannames van klaagster over de wils(on)bekwaamheid van testatrice in juni 2012, die de waarnemingen van de notaris (en de kandidaat-notaris) niet logenstraffen.

5.6  Met betrekking tot de inhoud van de gesprekken die hebben geleid tot het passeren van het testament heeft de notaris zich terecht op haar geheimhoudings-plicht beroepen.

5.7 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C. H. Blankevoort, J.J. Dijk, A.M.J.M. Ploumen, J.H.M. Erkamp en L.G. Vollebregt leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2019.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.