Zoekresultaten 711-720 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:18 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/75

    Klager had in de periode van [datum] 2015 tot 18 mei 2017 als executeur de bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap van erflaatster. Deze bevoegdheid is op 18 mei 2017 geëindigd. Klager werd in zijn hoedanigheid van executeur vanaf december 2015 tot genoemde einddatum door de kandidaat-notaris betrokken bij de voorbereidingen van de door de echtgenoot van erflaatster beoogde schenking en levering van een perceel grond aan zijn buurman. Aangezien klager vanaf 18 mei 2017 geen executeur meer was en gesteld noch gebleken is dat klager na genoemde datum op enige andere grond (door de kandidaat-notaris) betrokken had moeten worden bij de uiteindelijke totstandkoming van de schenkingsakte, oordeelt de kamer dat klager in beginsel slechts ontvankelijk is in zijn klacht, voor zover deze betrekking heeft op het handelen of nalaten van de kandidaat-notaris in de periode [datum] 2015 tot 18 mei 2017. Klager wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in het klachtonderdeel dat ziet op het zonder de medewerking van klager passeren van de schenkingsakte van 26 juni 2017 en op de inhoud van genoemde akte. Het klachtonderdeel dat ziet op de communicatie wordt gegrond verklaard evenals het klachtonderdeel dat ziet op het aan klager toezenden van een gewijzigde concept-akte van schenking, waarin - zonder vooroverleg en/of een toelichting - een eerder op aandringen van klager toegevoegde alinea is weggelaten. De klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard. Aan de kandidaat-notaris wordt geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:14 Kamer voor het notariaat Amsterdam 667126/NT 19-29

    Klacht deels niet-ontvankelijk. Gelet op de ratio van (het opnemen van) de vervaltermijn in de Wna, is de kamer van oordeel dat in een geval als het onderhavige, waarin het klachtrecht van Fortress zelf ten aanzien van het handelen van de notaris met betrekking tot de leveringsakte van 19 juni 2014 is komen te vervallen, geen plaats is voor een hernieuwd klachtrecht voor klager in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Fortress. Anders dan klager meent is de klachttermijn voor hem met betrekking tot de (totstandkoming van de) leveringsakte van 19 juni 2014 dus niet gaan lopen vanaf het moment dat hij als curator (redelijkerwijs) kennis heeft kunnen nemen van de leveringsakte (te weten 4 september 2015, toen klager van de voormalig boekhouder van Fortress de brief met bijlagen van de notaris van 26 augustus 2015 ontving). Voor het overige is de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:42 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C.05/348237 KL RK 19-10

    De verkrijgingen uit de nalatenschap staan onder testamentair bewind opgedragen aan de notaris. Klaagster klaagt over de uitvoering van deze werkzaamheden. De notaris valt geen enkel verwijt te maken over de rekeningadministratie en de verdere werkzaamheden die in het kader van het testamentair bewind uitgevoerd zijn.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:43 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/350920 KL RK 19-40

    De kamer is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die klagers hier aanvoeren - voor zover deze al zijn komen vast te staan - niet de conclusie rechtvaardigen dat de notaris met de andere executeur heeft samengespannen tegen de belangen van de erfgenamen/klagers of  in deze zaak om andere redenen in de vervulling van zijn ambt tekort zou zijn geschoten. Als boedelnotaris had de notaris een neutrale, inventariserende en uitvoerende rol.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:13 Kamer voor het notariaat Amsterdam 661709/NT 19-7 661711/NT 19-8

    De kamer is van oordeel dat de klachten gegrond zijn. Uit de door het BFT in zijn rapportages vastgelegde cijfers (waarover de notarissen blijkens hun brief van 1 oktober 2018 geen op- of aanmerkingen hebben gemaakt) blijkt dat per 31 juli 2018 sprake is van een negatieve kantoorliquiditeit en – solvabiliteit alsmede van een negatieve privésolvabiliteit van beide notarissen per 31 december 2017. De maatschappij dient erop te kunnen vertrouwen dat een notaris voldoende financieel weerbaar is. Gelet op de ontwikkeling van de financiële posities van de afgelopen jaren valt redelijkerwijs te verwachten dat het handelen van de notarissen er (te eniger tijd) toe zal leiden dat zij niet meer kunnen voldoen aan hun financiële verplichtingen, waarmee zij in strijd handelen met artikel 23 Wna. De kamer legt notaris 1 een waarschuwing op. Aan notaris 2 legt de kamer de maatregel van berisping op: de kamer rekent het hem in het bijzonder aan dat hij, wetende van de liquiditeitsproblemen van de maatschap en in weerwil van het normoverdragend gesprek met het BFT in 2015, in het jaar 2018 nog privéonttrekkingen heeft gedaan ten belope van circa € 125.000, terwijl zijn aandeel in het maatschapsvermogen op 1 januari 2018 € 50.323 negatief bedroeg, en ultimo 2018 nog immer € 50.057 negatief was.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:18 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-12

    Klaagster heeft van een medewerker van de notaris bepaalde persoonlijke, medische/psychosociale informatie over de donor gekregen. Daarbij heeft zij tevens van de medewerker vernomen dat de ouders van een ander donorkind persoonlijk contact hebben gehad met dezelfde donor als die van de zoon. De ouders hebben daarna het notariskantoor gebeld om andere ouders van donorkinderen te waarschuwen, omdat de ontmoeting niet goed was verlopen en er mogelijk sprake was van medische/psychiatrische problematiek bij de donor. Deze informatie heeft klaagster ertoe gebracht dat zij in contact wil komen met (de ouders van) het donorkind. Klaagster heeft vervolgens de notaris verzocht om haar contactgegevens door te geven aan de ouders van het andere donorkind, danwel om de ouders van het andere donorkind te benaderen met de vraag om contact op te nemen met klaagster. De notaris weigert dit. Klaagster vraagt zich af of het verstrekken van dergelijke informatie zorgvuldig is en zou graag van de Kamer horen of de notaris zich terecht op zijn geheimhoudingsplicht beroept.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:19 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-04

    De kandidaat-notaris heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager en de zuster als belanghebbenden. Verder houdt zij zich niet aan de gemaakte afspraken over de bezichtiging van de roerende zaken en de mogelijkheid om deze tegen een zo hoog mogelijke prijs te verkopen. Verder lijkt de kandidaat-notaris geen actie te willen ondernemen om vorderingen van de boedel te incasseren. Het heeft er alle schijn van dat zij de vereffening op een zo kort mogelijke termijn wil afronden zonder daarbij de benodigde zorgvuldigheid in acht te nemen. Weliswaar dient een vereffenaar de kosten van de boedel in de gaten te houden, maar een specificatie van de kosten is tot op heden achterwege gebleven.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:20 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-20

    De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld. Hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij moet betrachten en hij heeft de belangen van klaagsters geschaad. De notaris heeft de geheimhoudingsplicht geschonden die hem ambtshalve is toevertrouwd inzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Er is geen sprake geweest van eerlijk, nauwkeurig en onpartijdig handelen door de notaris. De notaris heeft de klachten van klaagsters als erfgenamen niet serieus genomen. Hierdoor hebben klaagsters immateriële en materiële schade geleden.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:41 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/349426 KL RK 19-23

    De notaris heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de executie van de woning van klagers in gang te zetten terwijl hiervoor geen rechtsgrond aanwezig was. Gelet op de ministerieplicht die op de notaris rust (zoals geregeld in artikel 21 Wna), had de notaris naar het oordeel van de kamer nader onderzoek dienen te doen naar het geoorloofde karakter van de executie. Een diepgaand onderzoek was daarvoor in het onderhavige geval niet nodig geweest.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:40 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347507 KL RK 18-190 C/05/347508 KL RK 18-191

    Gezien de MvT moet het begrip belanghebbende als bedoeld in artikel 99 lid 1 Wna ruim uitgelegd worden. De reikwijdte van het belang van een redelijk belanghebbende in de zin van artikel 99 Wna valt echter niet samen met het “algemeen belang”. Een redelijke belanghebbende heeft immers een indirect of afgeleid belang. Daarvan is in het geval van klager naar het oordeel van de kamer geen sprake.