Zoekresultaten 671-680 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:30 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-23

    Klaagster verwijt de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht ten aanzien van de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader bij het wijzigen van de volmacht.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:29 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-13 en 19-14

    De notaris was als executeur betrokken bij de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:59 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/354505/KL RK 19-80 C/05/354506 KL RK 19-81

    Klacht over wegraken testament. Voor zover de klacht het zoekraken van het testament betreft, raakt die klacht uitsluitend de oud-notaris. Het zorgvuldig omgaan met originele akten is één van de kerntaken van het notariaat. Hoe de akte is zoekgeraakt, is niet duidelijk, het is echter een gegeven. De oud-notaris draagt daarvoor de volle verantwoordelijkheid. Zowel de notaris als de oud-notaris hebben bij de overname van het protocol in 2010 zeer onzorgvuldig  gehandeld, omdat zij, nadat duidelijk was dat er akten ontbraken, niet hebben onderzocht wat voor akten dat waren en wat zij konden doen om een en ander te herstellen. In dat geval was immers aan het licht gekomen dat de testamentakte ontbrak en had de onduidelijkheid over de uiterste wil van de vader van klager kunnen worden opgehelderd. De vader van klagers was toen immers nog in leven en had (opnieuw) zijn uiterste wil door de notaris kunnen laten vastleggen. Dat had zelfs ook nog later, in 2015 gekund, toen de notaris voor de vader van klagers een notariële volmacht heeft opgesteld. Door hun handelen en nalaten hebben beiden het vertrouwen geschaad dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer acht dat in ernstige mate verwijtbaar. Nu de oud-notaris reeds is gedefungeerd, zal de kamer aan hem niet alleen de maatregel van berisping opleggen, maar tevens de maatregel van geldboete, ter hoogte van € 7.500. Aan de notaris legt de kamer een berisping op, aangezien is gebleken dat zij lering heeft getrokken uit deze zaak.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:60 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/352990/KL RK 19-65

    Klacht over het zonder nader onderzoek medewerking verlenen aan het opmaken en verlijden van een vaststellingsovereenkomst in een notariële akte. Handelen in strijd met zorgvuldigheidsplicht. Notaris beroept zich op ministerieplicht. De kamer oordeelt dat het hier gaat om buitenwettelijke werkzaamheden waarvoor een notariële akte niet is voorgeschreven en daarom in beginsel niet vallen onder de ministerieplicht. Maar zelfs als dat wel het geval zou zijn, waren er voor de notaris gegronde redenen om niet mee te werken. Door zonder nader onderzoek te doen toch zijn medewerking te verlenen, in de wetenschap dat door de werkzaamheden klaagster (ernstig)  benadeeld zou kunnen worden is onzorgvuldig en in strijd met wat van een redelijk bekwaam en redelijk handelen notaris mag worden verwacht. Berisping.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:61 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351234 KL RK 19-41

      Vast staat dat de toegevoegd notaris door het aankruisen van de bevoegdheid “Vermögensbelastungen übertragen oder begründen”  (het leveren, overdragen of bezwaren van goederen) op het formulier van de Europese verklaring van erfrecht de executeur een ruimere bevoegdheid heeft gegeven dan hem op grond van de verklaring van executele toekwam. Zij mocht er niet op vertrouwen dat de Duitse notaris uit het testament moest begrijpen dat die bevoegdheid beperkter diende te worden opgevat. Dat geldt temeer nu in Duitsland van een ruimere bevoegdheid van een executeur wordt uitgegaan. Zij had daarom op dat formulier onder “sonstiges” de bevoegdheid van de executeur zoals vermeld in de verklaring van erfrecht van 16 januari 2018 dienen te noteren. Klacht gegrond, waarschuwing.

  • De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk ongegrond en bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:57 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360543 KL RK19-130

    De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:58 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360539 KL RK 19-129

    De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:56 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/355787/KL RK 19-90

    Afwikkeling nalatenschap. Het zou beter zijn geweest wanneer de notaris bij aanvang van zijn werkzaamheden bij klaagster meer duidelijkheid zou hebben weten te bewerkstelligen over hetgeen wel en niet van hem verwacht mocht worden. Echter, niet is komen vast te staan dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortgeschoten is. Klacht ook verder ongegrond.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:54 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347226/KL RK 18-185

    4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende.   Ingevolge artikel 17 lid 3 Wna is het de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad. Uit het onderzoek van klager is naar het oordeel van de kamer voldoende komen vast te staan dat de kandidaat-notaris actief heeft belegd in voormelde registergoederen en dat deze belegging kan worden aangemerkt als belegging in de zin van artikel 17 lid 3 Wna, hetgeen ook niet door de kandidaat-notaris is weersproken. De kamer constateert dat de kandidaat-notaris weliswaar de eerste zeven - in het schema van klager genoemde - registergoederen heeft verkregen op het moment dat hij nog niet in dienst was getreden van het notariskantoor, - dit was immers met ingang van 14 maart 2016 -, maar dat eveneens is vast komen te staan dat de kandidaat-notaris ook ná zijn indiensttreding de belegging in deze registergoederen heeft laten voortduren, terwijl niet is gebleken dat hij zich op enigerlei wijze moeite heeft getroost maatregelen te treffen om deze belegging te doen beëindigen. De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat hij, voordat hij als kandidaat-notaris begon,  samen met zijn vader enkele onroerende zaken heeft gekocht in het kader van ‘estate-planning’. Het feit dat de regeling van artikel 17 lid 3 Wna ook na zijn indiensttreding op hem van toepassing zou kunnen zijn, was zowel hem als notaris [naam] niet bekend, aldus de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft daarbij voorts aangevoerd dat in de letterlijke tekst van dit artikel alleen wordt gesproken over ‘notaris’ terwijl in artikel 1 Wna een uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen notaris en kandidaat-notaris. Bovendien is in het betreffende lid 3 van artikel 17 een bepaling opgenomen waardoor het verbod niet van toepassing lijkt als de belegging de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid niet beïnvloedt, aldus de kandidaat-notaris. Het aangehaalde arrest van het Gerechtshof was de kandidaat-notaris ook niet bekend. Evengoed erkent de kandidaat-notaris dat, met de wetenschap van nu, de bevindingen van klager omtrent dit wetsartikel juist zijn.  Desgevraagd heeft klager ter zitting verklaard de klacht gelet op de normschending te willen handhaven, ondanks het feit dat de kandidaat-notaris heeft meegedeeld dat hij zijn ontslag heeft ingediend per 15 mei 2019. Niet uit te sluiten is immers de mogelijkheid dat de kandidaat-notaris weer als zodanig in de toekomst werkzaam wenst te zijn, aldus klager.     4.3 Naar aanleiding van het gevoerde verweer van de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat de kandidaat-notaris in het geheel heeft miskend dat de tuchtrechtspraak zoals deze is neergelegd in de Wna niet alleen van toepassing is op notarissen en toegevoegd notarissen, maar ook op kandidaat-notarissen ingevolge artikel 93 lid 1 Wna. Het in artikel 1 Wna neergelegde onderscheid tussen ‘de notaris’ en de ‘de kandidaat-notaris’ betreffende de begripsbepalingen van beide functies doet daaraan uiteraard niet af. Voorts blijkt ook uit de Memorie van toelichting behorende bij artikel 17 lid 3 Wna dat het daarin neergelegde verbod eveneens van toepassing is voor de kandidaat-notaris. Gezien het grote aantal beleggingen in registergoederen waarin de kandidaat-notaris geheel dan wel gedeeltelijk heeft deelgenomen, concludeert de kamer dat de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 17 lid 3 Wna. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.