Zoekresultaten 601-610 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365784 KL RK 20-19

    Voorzittersbeslissing m.b.t. waarneming vacant protocol.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/368681 KL RK 20-44

     

  •   Voorzittersbeslissing ordemaatregel o.g.v. artikel 106 lid 1 Wna      In de beslissing van 19 februari 2020 heeft de kamer aan de notaris opgelegd de maatregel van ontzetting uit het notarisambt. Tegen die beslissing is hoger beroep ingesteld. Uit de beslissing van de kamer van 19 februari 2020 volgt naar het oordeel van de voorzitter dat onverminderd sprake is van een situatie in de zin van artikel 106 lid 1 Wna. Het gaat immers om een klacht van zeer ernstige aard. Bovendien is de voorzitter van oordeel dat er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden. Dit gevaar ontstaat door de combinatie van de zorgwekkende financiële situatie bij de notaris, eerdere en recente negatieve bewaringsposities, achterstanden in de afwikkeling van boedeldossiers en personele onderbezetting. De voorzitter heeft een ernstig vermoeden dat cliënten van het kantoor van de notaris benadeeld worden door de huidige situatie. Structurele oplossingen lijken niet voor handen, waardoor de problemen alleen maar ernstiger worden. De benoeming van een stille bewindvoerder voor een periode van 6 maanden heeft bij de notaris geen verbeteringen gebracht.   Gelet op het voorgaande heeft de voorzitter de notaris, aansluitend op de thans lopende schorsing op grond van artikel 103 Wna, met ingang van 10 april 2020 op grond van artikel 106 lid 1 Wna bij wijze van ordemaatregel in de uitoefening van het ambt geschorst voor de duur van de nog volgende rechtsgang tegen de beslissing van de kamer van 19 februari 2020.   De kamer dient deze ordemaatregel binnen vier weken na de datum van de beslissing van de voorzitter te bekrachtigen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:12 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/361377 KL RK 19-138

      De kamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn. Ook de uitzonderingsgrond van artikel 99 lid 21 Wna gaat niet op.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-17

    Klaagster verwijt de notaris dat zij heeft meegewerkt aan het passeren van de akte van levering op 4 december 2015

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:10 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-73

    Klaagster blijft achter zonder spaartegoed en zonder enige reactie op de bij herhaling door haar (advocaat) gestelde vragen aan de notaris.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:1 Kamer voor het notariaat Amsterdam 672376/NT 19-40

    Klacht over verlijden van een akte van verdeling nalatenschap en het herhaaldelijk laat of niet reageren van de oud-notaris. De kamer komt tot het oordeel dat klager in het eerste klachtonderdeel niet-ontvankelijk is (vervaltermijn). Het tweede klachtonderdeel is gegrond. De kamer legt de oud-notaris de maatregel van berisping op. In dat oordeel is meegewogen dat de oud-notaris geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn gedrag.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 672375/NT 19-39 672403/NT 19-41

    Klacht over bejegening. Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij zich in het gesprek dat hij op zijn kantoor met hen heeft gevoerd niet heeft gedragen zoals een notaris betaamt. Zij verwijten de notaris dat zij toen niet heeft ingegrepen.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2020:8 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-18 en 19-19

    Ingevolge de Wet op het notarisambt heeft klaagster een onderzoek ingesteld naar het handelen van de notarissen. Zij zijn notaris bij [M]. [M] is een vennootschap, waarin de praktijkvennootschappen van drie notarissen en vijftien advocaten deelnemen en samenwerken.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/32 en 33

    Klaagster verwijt de twee notarissen dat zij “op zichzelf dan wel gezamenlijk” partijdig en onzorgvuldig hebben gehandeld bij het opstellen van de (concept-)akte(s) van verdeling met betrekking tot de woning van haar en haar ex-partner. De klacht valt uiteen in verschillende onderdelen. Klaagster verwijt de notarissen onder meer dat hun kantoor de door de ex-partner gegeven opdracht tot het opstellen van de concept-akte van verdeling heeft aangenomen, terwijl in de door klaagster en de ex-partner getekende en bij de medewerker van de notarissen bekend zijnde vaststellingsovereenkomst de afspraak is neergelegd dat klaagster de notaris mocht aanwijzen die de akte van verdeling zou passeren. De kamer is van oordeel dat de medewerker bekend, dan wel redelijkerwijs bekend had kunnen en moeten zijn, met deze afspraak. Het had daarom op de weg van de medewerker gelegen om bij klaagster te verifiëren of zij akkoord ging met opdrachtverlening aan het notariskantoor. Door dit niet te doen, heeft de medewerker niet op de juiste wijze gehandeld. Zijn handelwijze wordt aan de notarissen toegerekend. Dit klachtonderdeel wordt daarom jegens beide notarissen gegrond verklaard. Verder verwijt klaagster de notarissen dat zij niet is geïnformeerd over de aanvang van de werkzaamheden, dat zij niet is geraadpleegd over de inhoud van de door de medewerker opgestelde concept-akte van verdeling en de medewerker haar de eerste concept-akte niet heeft toegezonden. De kamer is van oordeel dat de handelwijze van de medewerker met betrekking tot de aanvang van de werkzaamheden en de eerste concept-akte niet correct is geweest. Hij had naast de ex-partner ook klaagster, die mede-eigenaar was van de te verdelen woning, moeten informeren over de aanvang van de werkzaamheden. De medewerker had de eerste concept-akte bovendien niet alleen aan de ex-partner, maar gelijktijdig ook aan klaagster moeten toesturen. De handelwijze van de medewerker wordt aan de notarissen toegerekend. Ook dit klachtonderdeel wordt jegens beide notarissen gegrond verklaard. Klaagster verwijt notaris 2 dat de medewerker de eerste concept-akte aan de ING Bank heeft verzonden, terwijl deze concept-akte niet naar klaagster is gezonden en haar ook geen toestemming is gevraagd om deze concept-akte aan de bank te sturen. De kamer is van oordeel dat de medewerker niet op de juiste wijze heeft gehandeld en dit wordt aan notaris 2 toegerekend. Het klachtonderdeel zal in zoverre jegens notaris 2 gegrond worden verklaard. De klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard. Aan beide notarissen wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.