ECLI:NL:TNORARL:2020:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/368681 KL RK 20-44

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:14
Datum uitspraak: 24-04-2020
Datum publicatie: 15-05-2020
Zaaknummer(s): C/05/368681 KL RK 20-44
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/368681/KL RK 20-44

Beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden ex artikel 106 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) juncto artikel 27 lid 1 Wna ten aanzien van

[ naam notaris ] ,

notaris te [ vestigingsplaats notaris ],

hierna te noemen: de notaris.

1.          Verloop van de procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de beslissing van de voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter) van 2 april 2020;

-          de aanvullende beslissing van de voorzitter van 8 april 2020;

-          de reactie, met bijlagen, van de notaris van 17 april 2020;

-          de aanvullende reacties van de notaris van 18, 21 en 22 april 2020.

2.          De ordemaatregel

2.1.       Bij beslissing van 2 april 2020 (ECLI:NL:TNORARL:2020:13), die aan deze beslissing is gehecht, heeft de voorzitter:

-          de notaris op grond van artikel 106 lid 1 Wna met ingang van 10 april 2020 geschorst in zijn ambt van notaris voor de duur van de nog volgende rechtsgang tegen de beslissing van de kamer van 19 februari 2020;

-          [ naam kandidaat-notaris ], kandidaat-notaris in [ vestigingsplaats kandidaat-notaris ] (hierna: de kandidaat-notaris) met ingang van 10 april 2020 benoemd tot waarnemer van het notarisambt van de notaris voor de duur van diens schorsing;

-          het honorarium van de kandidaat-notaris voor zijn werkzaamheden als waarnemer van het notarisambt van de notaris vastgesteld op een bedrag van € 150,- exclusief omzetbelasting;

-          aan de kandidaat-notaris de bevoegdheid verleend voor zijn werkzaamheden als waarnemer van het notarisambt van de notaris een notarieel jurist en/of een administratief medewerker in te schakelen;

-          het honorarium voor de notarieel jurist vastgesteld op € 100,- per uur, exclusief omzetbelasting en het honorarium voor de administratief medewerker op € 50,- per uur, exclusief omzetbelasting;

-          de kandidaat-notaris ontheven van de verplichtingen zoals vermeld in artikel 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol.

2.2.       Bij beslissing van 8 april 2020 (ECLI:NL:TNORARL:2020:13), die aan deze beslissing is gehecht, heeft de voorzitter bepaald dat in de beslissing van 2 april 2020 met betrekking tot het honorarium van de kandidaat-notaris voor zijn werkzaamheden als waarnemer van het notarisambt van de notaris voor ‘€ 150,- exclusief omzetbelasting’ moet worden gelezen ‘€ 150,- per uur exclusief omzetbelasting’.

2.3.       Bovengenoemde beslissingen dienen binnen vier weken door de kamer te worden bekrachtigd en worden daarom ter beoordeling aan de kamer voorgelegd.

2.4.       De notaris is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op de opgelegde ordemaatregel aan de kamer kenbaar te maken, van welke gelegenheid de notaris gebruik heeft gemaakt. Op de zienswijze van de notaris zal de kamer hierna, voor zover de zienswijze relevant is voor de beoordeling, nader ingaan.

3.          Beoordeling

3.1.       De kamer is van oordeel dat de voorzitter terecht tot zijn beslissing is gekomen dat het hier gaat om een klacht van zeer ernstige aard waarbij er een ernstig vermoeden bestaat ten aanzien van de gegrondheid van de klacht. De kamer heeft immers in de beslissing van 19 februari 2020 (ECLI:NL:TNORARL:2020:7) de door het Bureau Financieel Toezicht ingediende klacht gegrond verklaard en daarbij de zwaarst mogelijke maatregel, namelijk de maatregel van ontzetting uit het ambt, aan de notaris opgelegd.

3.2.       Ook het door de voorzitter uitgesproken ernstige vermoeden van kennelijk gevaar voor de benadeling van derden wordt door de kamer gedeeld, alleen al omdat onverminderd sprake is van een zorgwekkende financiële situatie bij de notaris en (eerdere) negatieve bewaringsposities. De notaris heeft in zijn reactie toegelicht dat de huidige situatie (mede) is ontstaan als het gevolg van het ziekbed en overlijden van zijn (enige) medewerker en het feit dat hij in meerdere gerechtelijke procedures verwikkeld is geraakt. Dit neemt echter niet weg dat ook naar het oordeel van de kamer er gevaar bestaat dat door de huidige situatie cliënten van het kantoor van de notaris benadeeld kunnen worden. De notaris heeft geen stukken ingebracht die voorgaande ontkrachten. Hij heeft daarbij geen structurele oplossingen aangedragen, waardoor er geen zicht is op verbetering van de penibele situatie waarin de notaris verkeert. Een negatieve bewaringspositie brengt zonder meer een gevaar voor de benadeling van derden met zich.

3.3.       Met betrekking tot de reikwijdte van de schorsing heeft de notaris aangevoerd dat de voorzitter de bijzondere omstandigheden op het kantoor van de notaris niet danwel onvoldoende in zijn beslissing heeft meegewogen. De notaris heeft in zijn reactie aangevoerd dat hij de enige werkzame persoon is op zijn kantoor, het kantoorresultaat door bijzondere omstandigheden negatief is en het hoger beroep tegen de beslissing van 19 februari 2020 als gevolg van de uitbraak van Covid-19 mogelijk langer zal duren. Hierdoor is voor de notaris sprake van een onevenredig groot financieel nadeel als gevolg van de opgelegde schorsing. De notaris stelt zich op het standpunt dat in de beslissing tot schorsing een bepaling had moeten worden opgenomen inhoudende dat de notaris nog wel bevoegd is tot het verrichten van werkzaamheden als ware hij een notarieel medewerker. Omdat de notaris geen (administratief) medewerker heeft, is zijn aanwezigheid op kantoor tijdens de schorsingsperiode noodzakelijk om de afwikkeling van zaken correct en naar wens te laten verlopen, aldus de notaris.

3.4.       De kamer is het met de voorzitter eens dat een schorsing uit de aard van de zaak gevolgen heeft voor de bevoegdheden van de notaris en kosten met zich brengt. De door de notaris aangevoerde omstandigheden vormen geen grond om af te wijken van de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie op dit punt. De beperkingen in de bevoegdheden als gevolg van een opgelegde schorsing gelden voor iedere notaris, zo ook voor deze notaris.

3.5.       In lijn met de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:137) is de notaris gedurende zijn schorsing niet bevoegd om:

a)      de titel notaris te voeren (artikel 2 lid 2 Wna en artikel 103 lid 7 Wna);

b)      de werkzaamheden te verrichten die genoemd zijn in artikel 2 lid 1 Wna;

c)      enige werkzaamheid te verrichten die een voorbereiding is op, verband houdt met of

voortvloeit uit de werkzaamheden die genoemd zijn in artikel 2 lid 1 Wna

d)      enige werkzaamheid te verrichten die verband houdt met de hoedanigheid van notaris, voor

zover het voor anderen dan degenen die bij het betrokken notariskantoor werkzaam zijn,

kenbaar is dat de geschorste notaris die werkzaamheid verricht.

Onverminderd het vorenstaande is een geschorste notaris overigens wel bevoegd andere

werkzaamheden te verrichten indien deze redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het als

ondernemer voeren van zijn kantoororganisatie. Het geven van een advies aan een of meer

cliënten valt echter onder de werkzaamheden waartoe de geschorste notaris niet bevoegd is. Dat

geldt ook voor het voeren van een gesprek met een of meer cliënten en voor het voeren van

correspondentie met een of meer cliënten. Het geldt ook indien de cliënt de notaris vraagt om de

werkzaamheid in weerwil van de aan de cliënt bekend zijnde schorsing te verrichten.

3.6.       De notaris heeft aangevoerd dat de voorzitter onvoldoende heeft aangegeven wat er van de kandidaat-notaris als waarnemer wordt verlangd. Ook heeft de notaris bezwaren aangevoerd tegen de hoogte van de vastgestelde honoraria.

De kamer overweegt hierover het volgende. Het is de taak van de kandidaat-notaris om het ambt van de notaris waar te nemen en alle daartoe noodzakelijke werkzaamheden te (laten) verrichten. De kandidaat-notaris mag hiervoor (enkel) zijn daadwerkelijk bestede tijd en die van het eventueel door hem te betrekken ondersteunend personeel, declareren bij de notaris. Indien de notaris daarom verzoekt, mag van de kandidaat-notaris worden verwacht dat hij zijn declaraties specificeert aan de hand van een adequate urenregistratie. Ten aanzien van de door de voorzitter vastgestelde honoraria, overweegt de kamer dat dit gebruikelijke tarieven zijn. De kamer ziet geen aanleiding hiervan af te wijken.

3.7.       In het kader van de opgelegde schorsing heeft de voorzitter in zijn beslissing voorzien in de waarneming van het ambt van de notaris per 10 april 2020. De notaris heeft in zijn reactie ernstige bezwaren aangevoerd tegen de wijze waarop de kandidaat-notaris invulling geeft aan de waarneming van zijn ambt en de declaraties die het kantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam is hiervoor bij de notaris heeft ingediend. Gelet op de taak van de kamer en het toetsingskader in deze procedure geeft de kamer geen oordeel over de gegrondheid van de aangevoerde bezwaren.

De kamer geeft de notaris in overweging om zijn  bezwaren (nogmaals) kenbaar te maken bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie danwel Bureau Financieel Toezicht, aangezien zij de aangewezen instanties zijn om eventuele onregelmatigheden nader te onderzoeken.

3.8.       In het kader van het maatschappelijk belang en in het belang van de cliënten van de notaris in het bijzonder is het noodzakelijk dat te allen tijde in de waarneming van het ambt van de notaris wordt voorzien. Om de continuïteit in de dienstverlening van het kantoor van de notaris te waarborgen, zal de kamer de beslissingen van de voorzitter ten aanzien van de benoeming van de kandidaat-notaris als waarnemer van het ambt van de notaris en de vastgestelde honoraria bekrachtigen.  

3.9.       Tot slot overweegt de kamer dat de beslissing van de voorzitter van 8 april 2020 geen zelfstandige beslissing vormt, maar een verbetering van een kennelijke verschrijving in de beslissing van 2 april 2020. De beslissing van 8 april 2020 behoeft daarom geen afzonderlijke bespreking.

3.10.     Gelet op het voorgaande zal de kamer de beslissingen van de voorzitter van 2 en 8 april 2020 bekrachtigen.

4.          Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-          bekrachtigt de beslissingen van de voorzitter van 2 en 8 april 2020.

Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mrs. M.J. Blaisse, M.M.M. Oors, D.E.M.J. Eggels en F. Drost, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter, in het openbaar uitgesproken op 24 april 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kan binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.