ECLI:NL:TNORAMS:2020:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 672375/NT 19-39 672403/NT 19-41

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2020:2
Datum uitspraak: 24-03-2020
Datum publicatie: 03-04-2020
Zaaknummer(s):
  • 672375/NT 19-39
  • 672403/NT 19-41
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klacht over bejegening. Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij zich in het gesprek dat hij op zijn kantoor met hen heeft gevoerd niet heeft gedragen zoals een notaris betaamt. Zij verwijten de notaris dat zij toen niet heeft ingegrepen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 24 maart 2020 in de klachten met nummers 672375 / NT 19-39 en 672403 / NT 19-41 van:

1. [naam],

hierna: klager

en

2. [naam],

hierna: klaagster,

beiden wonende te [plaats],

hierna samen te noemen: klagers,

tegen:

1. [naam],                                                                                                        

kandidaat-notaris te [plaats],

hierna: de kandidaat-notaris,

en

2. [naam],

notaris te [plaats],

hierna: de notaris.

1. Verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 12 september 2019;

- verweerschrift van 15 oktober 2019.

Op 12 december 2019 heeft een voorzittersgesprek ter bemiddeling plaatsgevonden met partijen. Dat gesprek heeft niet tot een schikking geleid.

Bij de mondelinge behandeling van de klachten op 11 februari 2020 zijn klagers, de notaris en de kandidaat-notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klagers aan de hand van een pleitnotitie. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 In een brief van 19 mei 2017 heeft de kandidaat-notaris klaagster geschreven opdracht te hebben ontvangen van de zuster van klaagster (de executeur) behulpzaam te zijn bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster (overleden op 20 april 2017; hierna: erflaatster).  Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt en klaagster onterfd.

2.3 Klaagster heeft vervolgens de kandidaat-notaris laten weten dat zij overwoog een beroep te doen op de legitieme portie. Op 6 juni 2017 heeft de kandidaat-notaris op het notariskantoor gesproken met klagers. Het gesprek, dat ongeveer 13 minuten duurde, is door klager, buiten medeweten van de kandidaat-notaris, opgenomen. Het transcript van dat gesprek is in het klaagschrift vermeld. Onder meer is daarin het volgende gezegd (‘M’ staat voor ‘kandidaat-notaris’, ‘L.J.’ voor ‘klaagster’ en ‘R.J.’ voor ‘klager’, kvhn):“(….) M: Het financiële overzicht, was dat helder voor u? L.J: Nee. M: Nee? L.J: Totaal niet. M: Niet helder of niet aanvaardbaar? L.J: Uh.. .niet helder en niet aanvaardbaar. (…) M: Wat is hier niet helder? L.J: Eh, ik wil eventjes.., ja ik wil net zeggen, even de papieren erbij. M: Voor zover ik antwoorden heb, hoor. Ik heb geen accountantskantoor. L.J: Nee, nee, nee hoor. Dat begreep ik ook al (..)Wij doen het even samen, wij zijn er samen helemaal ingedoken. M: Heel goed. L.J: Eh... in de eerste instantie, ja ik kan... ik heb het ook op papier gezet. M: Ja, doe het maar in eigen woorden. L.J: Even kijken, dat betreft dan dat de WOZ waarde er van in staat en niet... M: Het is alleen maar een indicatie. L.J: Oké. M: U bent gerechtigd in de totale waarde. L.J: Oké. M: Het is alleen maar een overzicht. L.J: Mm. M: Ja, wat er is van welke waarde. M: Wat had u zuster anders op moeten geven? R.J: De economische waarde. M: Die weten wij toch niet! R.J: Nou.. .dat. Dat normaal gesproken. Moet je volgens de wet op de dag op de sterfdatum moet er een taxatie worden gedaan. M: Nee, dat is helemaal niet waar. R.J: Ja, dat is wel waar. M: Luister eens, laten wij die discussie stoppen, want daar heb ik helemaal geen zin in. L.J: Mm. M: Er is een overzicht gegeven.. .ja, van de bezittingen zoals die de waarde nagenoeg benaderen, zoals betreft de woning. Als u het beter weet dan ik, vind ik prima, dan eindigen wij het gesprek. R.J: Nou kijk,... nou dat vind ik een beetje kort door de bocht. M: Nou, maar zo is het. R.J: Wat u nou zegt..  M: Wees effe stil, want daar houd ik niet van. R.J: Nou? 

M: Dus heel simpel, de WOZ waarde.... R.J: Nee, ik vind dit.. M: Je moet even naar mij luisteren.... R.J: Nee even wachten, nee even wachten, u gaat niet zeggen, effe stil. Even met respect. M: Ik herhaal het... even stil (met stemverheffing en vinger priemend wijzend naar

R. J.). R.J: Even met respect, even met respect. M: Even stil (met stemverheffing) anders ga je weg. Ga je weg? Daar heb ik geen zin in hoor! R.J: O, nou.. hoor. M: Pas op! (met stemverheffing). R.J: Ho, ho. M: Nee, pas op! (met stemverheffing), daar heb ik helemaal geen zin in. R.J: Ik vind niet, dat u met respect naar mij praat hoor. M: Wilt u weggaan? R.J: Nee, nee ik blijf bij mijn vrouw. M: Nou dan hou je je mond dicht. Mond houden dan. Even goed luisteren. R.J: Dit krijgt nog een staartje. M: Luister eens, wij houden er mee op. Ik verzoek u naar een eigen notaris te gaan, zodat u alles kan weten van hem of haar. Mag ik dat voorstellen? R.J: Nee, mag ik even nou wat zeggen? M: Hou je nou je mond dicht! (met stem verheffing). R.J: Nee, mag ik nou even wat zeggen. Ik ben met respect naar u toe, dan verwacht ik dat u met respect naar mij toe praat. M: Dus je mond houden! R.J: Dat kan u ook op een normale manier zeggen, toch? M: (...) laatste keer, pas op! Ja (met stemverheffing). Luister je of luister je niet? Goed. Dus het is alleen maar een indicatie (met stemverheffing) welke waarde het is, maar u bent gerechtigd, als het huis weer wordt verkocht, in de totale waarde. Dus ik begrijp niet waar u al die kennis vandaan heeft. L.J: Nou, het is maar een vraag waarom de WOZ waarde er op staat. M: Nee, dat zei u niet. Nee, u zei dat is fout. L.J: Goed. M: Volgende. (…) M: (..) Ik heb overigens de bankafschriften, ik weet niet tot welke datum. (…) dus als u wil inzien samen, dan mag dat natuurlijk wel. (..) M: Het hele overzicht, wil niet zeggen: dit is het en daarmee discussie schluss (..) Dus het geeft alleen een indicatie. Waarom geeft het een indicatie, omdat we vragen eigenlijk, omdat uw zuster vraagt om een stellingname in te nemen, namelijk doe je een beroep op je legitieme of niet (…..) M: Ik zeg alleen... laten wij goed naar elkaar luisteren, dit geeft een indicatie van wat is. (…) R.J: En als ik nog wat op mag merken, ik ben eigenlijk bang om wat te zeggen. (..) M: U hoeft niets te zeggen. R.J: Nee, maar ik vul mijn vrouw aan. M: Nee, maar u hoeft niets te zeggen. R.J: Nee, maar ik vul mijn vrouw aan. M: Ik vind het niet erg als u niets zegt. R.J: Dat kan ik mij voorstellen. M: Nou, daarom. L.J: Hij vult mij even aan. M: Ja, ja maar niet op een aardige manier. R.J: Nou, nou ik ben de hele tijd aardig. M: Ja.. eh (…). R.J: U zet mij als een klein kind neer. M: Ja precies. R.J: En dat vind ik niet terecht. M: Ik moet je behandelen als een klein kind. Hoe vind je die? L.J: Zullen we allebei eventjes ophouden...eh alsjeblieft, beide partijen? M: Ja, houdt dan effe rustig. (…) R.J: Nee ik ga er niet uit, ik blijf bij mijn vrouw. M: Ja, pas op hè! (….)L.J: Daar wil ik dan toch eigenlijk.. .ik kan ze wel inzien, maar dan wil dan toch uh de afschriften hebben van uh... (..) M: Ja uh.., maar u krijgt ze niet mee. L.J: Nee, maar een kopie of iets. (..) M: U mag ze inzien, maar ik ga geen kopieën maken. R.J: Dan denk ik dat je hier niet veel verder opschiet. L.J: Dat denk ik ook niet, nee. R.J: Dan moeten we het even aan uh.. .juridisch adviseur aangeven. M: Dat mag, dat lijkt mij een goed voorstel. R.J: Ja want dit, dit werkt niet zo. M: Heel goed, maar voor mij werkt het ook en heeft ook geen zin. R.J: Nee, maar eh...maar goed ik zal maar mijn mond houden. M: Nee (..?) R.J: Ik zal maar de wijste zijn van de twee. M: Meneer, ik wens u nooit meer te zien. R.J: Je gaat wel heel erg ver hè. M: Ja, ik ga heel erg ver. R.J: Je gaat wel heel erg ver, jij. L.J: Laat hem nou maar gaan... M: Gauw wegwezen! (…..) M: ik hoop je nooit meer te zien R.J.: ik hoop jou ook nooit meer te zien.”

2.4 In een brief van 13 juni 2017 heeft de kandidaat-notaris klagers uitgenodigd om op het notariskantoor dagafschriften van de betaalrekening van erflaatster in te zien. Verder heeft de kandidaat-notaris geschreven: “Het hiervoor bedoelde gesprek vorige week is beëindigd op een voor U en ondergetekende minder plezierige wijze. Gelet op mijn herhaalde uitnodiging en met de kennis van de wederzijdse gevoeligheden wordt verondersteld dat deze eventuele tweede bijeenkomst meer succesvol zal verlopen, althans ondergetekende zal zich ten zeerste daartoe inspannen. Door ondergetekende is eertijds genoteerd dat door U een beroep wordt gedaan op de zogenaamde legitieme portie in de onderhavige nalatenschap, mede op basis waarvan een verklaring van erfrecht wordt opgesteld. Ondergetekende is voornemens een ontwerp van deze verklaring van erfrecht aan U ter kennisneming per email toe te sturen. Op basis van deze verklaring van erfrecht wordt door Uw zuster opdracht verleend aan een makelaar tot verkoop van de woning. (…) Ondanks dit min of meer formele aspect hoop ik dat het bovenstaande het begin kán zijn van een hernieuwde start, op basis van wederzijds respect.”

2.5 Op 25 januari 2019 is de nalatenschap van erflaatster afgewikkeld.

3. De klacht

3.1 Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij zich in het gesprek met hen op

6 juni 2017 respectloos, denigrerend, intimiderend, misleidend, egoïstisch en agressief heeft gedragen. Zijn wangedrag heeft ervoor gezorgd dat klagers een erfrechtadvocaat in de arm moesten nemen. Daarnaast menen klagers dat het transcript van het gesprek aantoont dat de kandidaat-notaris zijn zorg- en informatieplicht heeft verzaakt.

3.2 Klagers verwijten de notaris dat zij niet heeft ingegrepen toen de kandidaat-notaris zich misdroeg in voornoemd gesprek. Zij is verantwoordelijk voor de gedragingen van de kandidaat-notaris, aldus klagers.

4. Het verweer

De kandidaat-notaris heeft – mede namens de notaris – verweer gevoerd. Hun standpunt wordt, voor zover relevant, hierna besproken.

5. De beoordeling

5.1 De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris en de notaris verwijtbare gedraging opleveren in de zin van artikel 93 lid 1 Wna. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

klacht tegen de kandidaat-notaris

5.2 De kandidaat-notaris heeft de inhoud van het gesprek met klagers op 6 juni 2017 niet weersproken. Ook heeft hij ter zitting toegegeven met stemverheffing gesproken te hebben, maar geeft daarvoor als reden dat hij steeds probeerde om klager, die hem in dat gesprek uitdagend zou hebben bejegend, te onderbreken. Door toedoen van klager is het gesprek niet gelopen zoals de kandidaat-notaris het zich had voorgesteld, hetgeen ten zeerste wordt betreurd. De stelling dat zijn gedrag niet past bij de professionaliteit die van een notaris mag worden verwacht, vindt de kandidaat-notaris echter te ver gaan. Hij is van mening dat hij door zijn brief van 13 juni 2017 heeft geprobeerd om een en ander op professionele wijze te herstellen, door klagers de gelegenheid te geven voor een tweede gesprek met hem.

5.3 De kamer is van oordeel dat de klacht over de bejegening van klagers door de kandidaat-notaris in het gesprek van 6 juni 2017 gegrond is. Uit het transcript van dat gesprek (zoals hiervoor weergegeven met name in de vetgedrukte gedeelten) blijkt dat de kandidaat-notaris meerdere malen met stemverheffing heeft gesproken en dat hij daarbij zijn eigen emoties niet in bedwang kon houden. Een dergelijke manier van communiceren past niet bij een professionele beroepsbeoefenaar zoals, in dit geval, een kandidaat-notaris. Daarvan mag een andere manier van bejegening worden verwacht: in het geval dat de kandidaat-notaris meende dat klager hem niet aan het woord wilde laten had hij dat op een rustigere en zakelijkere wijze duidelijk moeten maken. Het hoort bij het gereedschap van een goed notaris om te zorgen dat een gesprek niet uit de hand loopt.

5.4 De klacht over het tekortschieten van de kandidaat-notaris in zijn informatieplicht slaagt echter niet. Uit het transcript van het gesprek blijkt immers dat de kandidaat-notaris wel heeft willen duidelijk maken (hetgeen overigens - anders dan klagers menen - juist is) dat klaagster uiteindelijk recht zou hebben op haar deel in de verkoopwaarde van de woning, en dat de op het financiële overzicht vermelde WOZ-waarde slechts een indicatie was, zodat klaagster (mede) op grond daarvan kon bepalen of zij al dan niet een beroep wilde doen op de legitieme portie.

Ook in het feit dat de kandidaat-notaris klagers wel de gelegenheid wilde geven om bankafschriften in te zien op zijn kantoor, maar daarvan geen kopieën wilde maken, ziet de kamer geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van klachtwaardig handelen.

klacht tegen de notaris

5.5 De kandidaat-notaris heeft een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Weliswaar dient een notaris ervoor zorg te dragen dat zijn of haar medewerkers beschikken over de vereiste bekwaamheid voor het verrichten van hun werkzaamheden, maar de kamer is van oordeel dat de notaris niet tuchtrechtelijk is te verwijten dat zij niet heeft ingegrepen in het gesprek dat de kandidaat-notaris met klagers heeft gevoerd. Hoewel zij wel in de spreekkamer is geweest om koffie te presenteren was zij niet bij het gesprek betrokken. Onvoldoende is komen vast te staan dat zij toen had moeten ingrijpen en dat het haar tuchtrechtelijk te verwijten is dat zij dat niet heeft gedaan. De klacht tegen de notaris wordt daarom ongegrond verklaard.

maatregel kandidaat-notaris

5.6 De kandidaat-notaris heeft met zijn gedragingen het vertrouwen in het notariaat geschaad. De kamer heeft de kandidaat-notaris bij de mondelinge behandeling indringend geconfronteerd met zijn hiervoor besproken onprofessionele gedrag; hij heeft (ook toen) echter onvoldoende blijk gegeven van zelfreflectie, zodat niet is uit te sluiten dat hij zich een volgende keer weer zo zal gedragen. Daarom is de kamer van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van berisping.

vergoeding griffierecht aan klagers

5.7 Omdat de kamer de klacht tegen de kandidaat-notaris (deels) gegrond verklaart, dient de kandidaat-notaris het door klagers betaalde griffierecht van € 50 op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klagers te vergoeden.

kostenveroordeling

5.8 Nu de kamer de klacht deels gegrond verklaart en de kandidaat-notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de kandidaat-notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna en de (tijdelijke) richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat (Staatscourant 2019, nr. 35649), veroordelen in de volgende kosten:

a. € 50 (reis)kosten van klagers;

b. € 3.500 kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

5.9 De kandidaat-notaris dient de kosten van klagers en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers te voldoen. Klagers dienen daartoe tijdig schriftelijk hun rekeningnummer aan de kandidaat-notaris door te geven.

5.10 De kandidaat-notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de kandidaat-notaris zullen worden meegedeeld.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris over de bejegening van klagers gegrond en legt hem de maatregel van berisping op;

-      verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris voor het overige ongegrond;

-      veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling aan klagers van € 100 (€ 50

       griffierecht en € 50 aan reiskosten), op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.9 bepaald;

-      veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van € 3.500 in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als  

       hiervóór onder 5.10 bepaald;

-      verklaart de klacht tegen de notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.H. Schotman en J.D.M. Schoonbrood, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).