Zoekresultaten 561-570 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2014:32 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/71b

    Onderzoek als bedoeld in art. 96 (oud) Wna.* De notaris heeft werkzaamheden verricht i.v.m. een omvangrijke projectontwikkeling met een financieel belang van 93,5 miljoen euro en vele internationale aspecten (waaronder betrokkenheid van diverse buitenlandse (rechts)personen, o.a. gevestigd in Belize, ondertekening van een contract in Dubai, beoogde legalisering in het Verenigd Koninkrijk, betaling van een bedrag van 2,3 miljoen euro aan een bank in Taiwan). Gelet op deze aspecten en de gang van zaken rond de totstandkoming van de overeenkomsten (zo was gebruik gemaakt van een vals stempel van een notariskantoor) en het feit dat de notaris op de dag van overboeking, ondanks herhaald verzoek daartoe, nog altijd niet de beschikking had over de vereiste legal opinions, is de kamer van oordeel dat de notaris zich als partij-adviseur voorafgaand aan de closing te lijdelijk heeft opgesteld. Een notaris kan zich van zijn gehoudenheid tot onderzoek en controle tuchtrechtelijk niet bevrijden door hierover iets anders met de cliënt overeen te komen. Op het moment dat de opdrachtgever klaarblijkelijk ernstig in tweestrijd verkeerde of hij al dan niet tot ondertekening van de contracten zou overgaan, had het naar het oordeel van de kamer op de weg van de notaris gelegen om zijn opdrachtgever ervan te weerhouden de overeenkomsten aan te gaan zolang de identiteit van de wederpartij niet aan de hand van legal opinions kon worden geverifieerd. Indien zijn opdrachtgever een dergelijk advies vervolgens in de wind zou hebben geslagen, had het  op de weg van de notaris gelegen om de gelden die op de derdengeldenrekening in depot werden gehouden ten behoeve van de wederpartij niet zelf over te boeken, maar zijn opdrachtgever duidelijk schriftelijk over zijn standpunt te informeren. Tegelijk met deze beslissing heeft de kamer uitspraak gedaan over de handelwijze van de notaris ten tijde van zijn ambtsuitoefening bij zijn eerdere kantoor (SHE/2014/34). Omdat in die zaak aan de notaris de zwaarste tuchtmaatregel (ontzetting uit het ambt) werd opgelegd, heeft de kamer, hoewel (ook) de bedenkingen in deze zaak een tuchtmaatregel rechtvaardigden, geoordeeld dat om die reden in deze zaak geen plaats meer was voor het opleggen van een tuchtmaatregel. * (Deze uitspraak is destijds per abuis niet gepubliceerd)

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:26 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/66

    Afwikkeling nalatenschap moeder. Zij had bepaald dat klaagster en haar broer de executele in haar nalatenschap alleen gezamenlijk konden uitoefenen. De broer heeft de notaris opdracht gegeven de nalatenschap af te wikkelen. De notaris is vervolgens werkzaamheden gaan verrichten zonder zich er voldoende van te overtuigen of ook klaagster daarmee instemde en zonder haar op de hoogte te houden van zijn activiteiten, waaronder het mede namens klaagster verzorgen van de aangifte erfbelasting. De notaris heeft nadien niet (voortvarend/adequaat) gereageerd op herhaalde verzoeken van (de zijde van) klaagster om afgifte van een complete kopie van de aangifte erfbelasting. Ook heeft de notaris niet gereageerd op het - naar het oordeel van de kamer alleszins redelijke - verzoek om namens klaagster pro forma bezwaar in te dienen tegen de aanslag erfbelasting. In de aangifte heeft de notaris bovendien een onjuist rentepercentage gehanteerd. Klacht grotendeels gegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:27 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/44

    Samenlevingscontract met beding dat de man bij verbreking van de samenwoning € 12.000,00 per jaar aan klaagster moet betalen voor ieder jaar dat de samenwoning heeft geduurd. Nadat de man de samenwoning heeft verbroken, heeft de rechtbank voor recht verklaard dat dit beding nietig is wegens strijd met de goede zeden. Het gerechtshof heeft dit vonnis bekrachtigd. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door destijds op die manier invulling te geven aan de bedoeling van klaagster, al staat vast dat haar motief om de man d.m.v. dit contract als het ware onherroepelijk aan zich te binden in strijd met de goede zeden werd geacht. In het kader van enerzijds de ministerieplicht en anderzijds de plicht om dienst te weigeren als bedoeld in art. 21 lid 2 Wna acht de kamer het advies van de notaris verdedigbaar om in plaats van een “niet-verlatingsbeding” een vergoedingsplicht in het contract op te nemen, waarbij de hoogte van het verschuldigde bedrag en de duur van de verplichting uitdrukkelijk zijn vastgelegd en waarbij in de slotverklaring is verwoord dat partijen hierdoor een (alimentatie)regeling wilden treffen. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris er destijds van uit mocht gaan dat hij op die wijze ten gunste van klaagster een contractuele alimentatie-/vergoedingsplicht had vastgelegd voor het geval de samenwoning zou worden beëindigd, zij het dat niet op voorhand kon worden uitgesloten dat die verplichting nadien door de rechter zou kunnen worden gematigd indien onverkorte toepassing van het beding redelijkerwijs onaanvaardbaar zou zijn. De kamer ziet niet hoe de notaris destijds aan klaagster meer rechtszekerheid had kunnen bieden dan hij heeft proberen te doen. Dat jaren later door of namens klaagster - die was geïnformeerd over het risico dat het door haar beoogde “niet-verlatingsbeding” nietig zou worden geacht - in een civiele procedure over de strekking van het vergoedingsbeding zou worden verklaard/gesteld dat dit beding bedoeld was om ervoor te zorgen dat de man de samenwoning nooit zou kunnen beëindigen omdat hij het overeengekomen bedrag nooit zou kunnen betalen, was naar het oordeel van de kamer voor de notaris niet te voorzien, evenmin als te voorzien was dat namens klaagster in die procedure zou worden gesteld dat het beding geen alimentatiebeding was maar een boetebeding. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/34

    In opdracht van klaagster heeft de notaris een conceptakte van verdeling opgesteld op basis van een vonnis van de rechtbank. Daarbij had de rechtbank onder meer de (wijze van) verdeling vastgesteld van de aandelen van klaagster en haar ex-partner in een appartementencomplex. Er is discussie ontstaan over de vraag of de notaris in de conceptakte een juiste peildatum had gehanteerd om de waarde van de te verdelen hypotheekschuld te berekenen: klaagster had het vonnis anders geïnterpreteerd. De kamer stelt voorop dat het niet aan de tuchtrechter is om te oordelen over de inhoud van het vonnis van de rechtbank. De tuchtrechter moet (enkel) beoordelen of de notaris in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld overeenkomstig de tuchtnorm. Hoewel de notaris er in verband met de vraag die het vonnis bij hem zélf had opgeroepen over de in acht te nemen waarde van de hypotheekschuld wellicht beter aan zou hebben gedaan als hij zijn concepten direct bij het toesturen daarvan op dat punt zou hebben toegelicht, is de kamer van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat hij dat niet heeft gedaan. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat (de vader van) klaagster en de notaris eerder met zoveel woorden hadden gesproken over de waarde van de hypotheekschuld, zodat het voor de notaris niet op voorhand duidelijk was dat hij een “afwijkend standpunt” innam, zoals klaagster heeft gesteld. Bovendien heeft de notaris na vragen daarover van de broer van klaagster alsnog voortvarend uitleg gegeven over de wijze waarop hij meende uitvoering te moeten geven aan de opdracht van klaagster. Naar het oordeel van de kamer is het standpunt van de notaris over de te hanteren waardepeildatum van de hypotheekschuld in de gegeven omstandigheden bovendien zeker verdedigbaar. Klaagster heeft verder gesteld dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de conceptakte toe te sturen aan de vader van haar ex-partner. Omdat de vader voorheen als vertegenwoordiger van de ex-partner was opgetreden, acht de kamer dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365677 KL RK 20-18 C/05/369366 KL RK 20-53

    De notaris wordt verweten dat hij als protocolontvanger onvoldoende voortvarend te werk gaat om de overdracht van de aan hem toegewezen protocollen te realiseren. Daarnaast is sprake van diverse onzorgvuldigheden in zowel de financiële administratie als de dossiervoering. De kamer heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard.   Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365193 KL RK 20-11 C/05/365194 KL RK 20-12

    Wat betreft de ontvankelijkheid van de klacht overweegt de kamer dat de vervaltermijn ex artikel 99 lid 21 Wna in beginsel aanvangt op het moment dat een klager kennisneemt van het klachtwaardige handelen van een notaris. De kamer volgt de stelling van klager dat de door de notarissen aangedragen omstandigheden signalen vormen die mogelijk aanleiding kunnen vormen voor klager om onderzoek te doen. Tijdens dit onderzoek zijn de dossiers onderzocht waaruit de concrete gedragingen bleken die tot vaststelling door klager van de vermeende normschendingen hebben geleid. De vervaltermijn is dan ook op zijn vroegst gestart op het moment dat klager zijn onderzoek begon. Een afwijking van voorgaand uitgangspunt zou kunnen worden gerechtvaardigd als klager geruime tijd laat verstrijken tussen de ontvangst van serieuze indicatoren en de start van een onderzoek. Klager wordt een redelijke termijn gegund om de signalen die hij ontvangt te verwerken en zo nodig een onderzoek te starten. Die termijn is in casu niet overschreden.   Inhoudelijk komt de kamer tot het oordeel dat zowel de notaris als de kandidaat-notaris hun poortwachtersrol op grond van de Wna en de Wwft onvoldoende hebben vervuld bij de oprichting van zes Stichting-BV-structuren en twee aandelentransacties. De klacht is op alle onderdelen gegrond verklaard.   De kamer overweegt met betrekking tot de notaris dat de zwaarte van zijn tekortkomingen in zijn rol als poortwachter in onderhavige procedure in beginsel een schorsing van geruime duur rechtvaardigen. Zij neemt daarbij echter in ogenschouw dat de duur van een op te leggen schorsing door de wetgever gemaximeerd is op zes maanden. Als de eerdere klachtprocedure en onderhavige klachten gevoegd zouden zijn behandeld, dan was de maximale duur voor de op te leggen schorsing dus zes maanden geweest en die maximumduur is al eerder aan de notaris opgelegd, ervan uitgaande dat het hof niet tot een ontzetting uit het ambt zou hebben besloten. Een verzwarend en ook nieuw element ten opzichte van de eerdere klachtprocedure is het feit dat de notaris in zijn rol als werkgever de zorg en verantwoordelijkheid had voor zijn kandidaat-notaris. De notaris was eindverantwoordelijk en het is hem te verwijten dat hij de procedures op zijn kantoor kennelijk onvoldoende heeft ingericht, waardoor de verweten gedragingen konden plaatsvinden. De notaris heeft zijn verantwoordelijkheid niet ten volle genomen door ervoor te kiezen om de kandidaat-notaris, die wat betreft het ondernemingsrecht nog zeer onervaren was, in te zetten op de in het geding zijnde dossiers zonder haar voldoende begeleiding en coaching te bieden. De notaris heeft ook op dit punt grove steken laten vallen en dit brengt met zich dat ook in onderhavige zaak een forse maatregel gerechtvaardigd is. Gelet op voorgaande heeft de kamer aan de notaris een schorsing voor de duur van twee weken en een geldboete van € 10.000,- opgelegd.   Met betrekking tot de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat de enkele omstandigheid dat de kandidaat-notaris niet eindverantwoordelijk is en bij haar werkzaamheden rekening heeft gehouden met de lijn die het kantoor volgde, de kandidaat-notaris niet ontslaat van haar verplichtingen als poortwachter. De kandidaat-notaris heeft hierin onvoldoende haar eigen verantwoordelijkheid genomen. Wel is het de kamer duidelijk dat de kandidaat-notaris haar kennis en vaardigheden voor wat betreft de poortwachtersrol heeft aangescherpt en ontwikkeld. Ook heeft de kamer oog voor het feit dat de onderhavige kwestie zwaar op het gemoed van de kandidaat-notaris heeft gedrukt en een grote impact heeft gehad op haar gezondheid. Gelet op alle feiten en omstandigheden heeft de kamer aan de kandidaat-notaris de maatregel opgelegd van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen gedurende twee weken.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367795 KL RK 20-33

    De klacht ziet op de rol van de notaris bij de levering van een woning, waarbij klager de kopende partij was. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365167 KL RK 20-10

    De notaris kan niet verweten worden bij de afwikkeling van de nalatenschap voorbij te zijn gegaan aan een, ondanks verzoek daartoe, niet ingediende vordering.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365541 KL RK 20-16

    Klaagster heeft diverse klachten met betrekking tot de totstandkoming van haar concepttestament. De klacht is ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:30 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367026 KL RK 20-27

    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet onzorgvuldig gehandeld. De notaris kon en mocht concluderen dat moeder wilsbekwaam was om haar testament op te maken. De klacht is daarom ongegrond verklaard.