Zoekresultaten 2691-2700 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKROT:2008:YC0099 Kamer van toezicht Rotterdam 01-08

    Gebrekkige communicatie met klaagster, voortgang bij het afgeven van een verklaring van erfrecht, onjuiste aangifte successierecht ingediend.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2007:YC0096 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 06-24

    1.        Vervaltermijn van 3 jaren. 2.        De opstelling van het testament is vervolgens niet door de kandidaat­-notaris, maar door ­ destijds ­ kandidaat­-notaris [C], die evenals de kandidaat-notaris als waarnemer van [A] fungeerde, ter hand genomen en het uiteindelijke testament blijkt ­ anders dan de kandidaat­-notaris op grond van haar bespreking met klager verwacht of met hem afgesproken had, maar wel met instemming naderhand van klager ­ door genoemde [C] te zijn uitgebreid met een regeling waarbij bij vroegtijdig overlijden van klagers zoon, de nalatenschap zou worden verkregen door ofwel eventuele nakomelingen van de zoon dan wel door andere ­ door klager in zijn testament te benoemen ­ verwachters van die nalatenschap. Tegen die achtergrond mocht klager er naar het oordeel van de Kamer niet meer op rekenen dat het honorarium voor het testament slechts € 250 zou bedragen.  

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2007:YC0097 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 06-28

    1.        Een  notaris mag – in het algemeen en behoudens uitzonderingen ‑ zijn declaratie niet zonder toestemming van de cliënt aan zich zelf voldoen uit derdengelden die hij onder zijn beheer heeft. Het is daarbij onverschillig of hij zich zou kunnen voldoen met een beroep op verrekening, hetgeen onder de oude Wet op het Notarisambt het geval zou kunnen zijn geweest, dan wel of hij zich als beschikkingsgerechtigde zou kunnen voldoen ten laste van een in artikel 25 van de thans geldende Wna bedoelde kwaliteitsrekening. 2.    De notaris heeft bij de afwikkeling van de koop van het onderhavige pand op meerdere momenten verzuimd doortastend en adequaat te handelen.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2007:YC0098 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 06-36

    Voor alle onderdelen van de klacht geldt dat de notaris binnen de vereisten van het notariële ambt en naar vermogen het nodige heeft gedaan voor de afwikkeling van deze complexe nalatenschap, temeer daar er op onderdelen van de afwikkeling [kennelijk] geen sprake was van algehele overeenstemming tussen de erfgenamen, maar wel van misverstanden [klachtonderdelen 2 en 5] en soms zelfs van onenigheid tussen de erfgenamen [klachtonderdeel 4]. Dit zijn echter zonder uitzondering zaken die de notaris niet tuchtrechtelijk kunnen worden aangerekend. Het is immers niet aan de notaris om zijn visie aan de erfgenamen op te leggen en voor hen te beslissen.

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0009 Kamer van toezicht Amsterdam 377061 / NT 07-26 Pee

    Gang van zaken rond een verkoop bij inschrijving. Niet gebleken is dat de notaris het standpunt heeft ingenomen dat het verkoper ná de totstandkoming van de overeenkomst vrij stond om eenzijdig een kwalitatieve verplichting op te leggen.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0094 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-51

    Verzet Klager was geen partij bij de voornoemde transacties. Uit hetgeen hij heeft gesteld valt evenmin af te leiden dat hij bij die transacties op andere wijze zodanig betrokken is dat hij voldoende rechtstreeks belang heeft bij de klacht. Hoewel klager stelt de klacht in te dienen in het een ieder aangaande belang bij het goed functioneren van het notariaat, is de voorzitter van oordeel dat dat belang niet van dien aard is dat klager in het onderhavige geval kan worden gezien als belanghebbende.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0095 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-50

    Vervalterming van drie jaren De Kamer is van oordeel dat in het onderhavige geval de vervaltermijn ten aanzien van de klacht tegen de notaris is gaan lopen vanaf 22 december 1994 , toen klager -  in persoon aanwezig bij de partiële verdeling  - de door de notaris gepasseerde verdelingsakte heeft medeondertekend. De klacht is op 26 november 2007 bij de Kamer ingediend bij brief van 23 november [lees: 2007], ná het verstreken zijn van de vervaltermijn van drie jaren vanaf 22 december 1994.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0093 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-48

      1.      De kandidaat-notaris heeft klager op grond van de voor haar beschikbare informatie adequaat en volledig geïnformeerd over diens status van erfgenaam, zomede over          haar eigen positie en die van het notariskantoor met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Hetzelfde geldt voor de door de kandidaat-          notaris verstrekte informatie over de consequenties van de koopovereenkomst en de in de koopovereenkomst vastgestelde eigendomsoverdracht van meergenoemde          panden. 2.      Het per fax beschikbaar stellen van een kopie van een testament aan een collega-notaris is in de notariële wereld geenszins ongebruikelijk; onder omstandigheden          behoeft daartegen ook in het geheel geen bezwaar te bestaan. De kandidaat-notaris is niet tekortgeschoten in haar zorg- en geheimhoudingsplicht door de          testamenten van erflater op te vragen bij de betreffende notaris, zulks te minder waar kopieën van de testamenten vervolgens uitsluitend zijn verzonden aan klager           en diens zuster en niet aan derden. Evenmin kan worden gezegd dat klager door deze gang van zaken enig nadeel heeft ondervonden. 3.      De kandidaat-notaris heeft terecht ervoor gekozen ter vermijding van een mogelijke belangenverstrengeling om geen bemoeienis te zullen hebben met de afwikkeling          van de nalatenschap van de vader van klager, en haar werkzaamheden te zullen beperken tot de eigendomsoverdracht van meergenoemde panden, gelet op het          optreden van een kantoorgenoot als advocaat in een door klager aangespannen tuchtprocedure tegen de notaris, betrokken bij het testament van klagers vader. Klacht op alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0091 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-34

    1.        Gesteld noch gebleken is dat de notaris de identiteit en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [… junior] heeft vastgesteld voor het ondertekenen van de depotovereenkomst, een en ander zoals voorgeschreven in de Wet identificatie dienstverlening. 2.        In het algemeen en behoudens uitzonderingen geldt dat een notaris zijn declaratie niet zonder toestemming van de cliënt aan zich zelf voldoet uit derdengelden die hij onder zijn beheer heeft. Het is daarbij onverschillig of hij zich zou kunnen voldoen met een beroep op verrekening, hetgeen onder de oude Wet op het Notarisambt het geval zou kunnen zijn geweest, dan wel of hij zich als beschikkingsgerechtigde zou kunnen voldoen ten laste van een in artikel 25 van de Wet op het notarisambt bedoelde kwaliteitsrekening. 

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0092 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-40

    1.        De Kamer is van oordeel dat de notaris heeft mogen uitgaan van de verdeelsleutel zoals door hem voorgesteld in zijn brief van 12 januari 2004, gelet op hetgeen hierover blijkt uit de twee verslagen van diens gesprek op 18 maart 2004 met klagers en notaris [D]. Uit beide verslagen blijkt immers dat klagers met de verdeelsleutel instemden. Daaraan doet niet af dat de verslagen op overige punten van inhoud verschillen. Vervolgens is de notaris bij de afwikkeling te werk gegaan overeenkomstig de hem bij het proces­verbaal van 18 april 2005 door de erfgenamen bij onherroepelijke volmacht verleende bevoegdheid. Dat klagers bezwaren bleven houden betreffende genoemde verdeelsleutel kan, gezien de vermelde instemming, niet tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden. Met de notaris is de Kamer van oordeel dat klaagster de gegrondheid van deze bezwaren aan het oordeel van de civiele rechter dient voor te leggen. 2.        Bij de comparitie op 18 april 2005 zijn de zes erfgenamen onder meer overeengekomen, dat vanaf 1 januari 2004 een rente van 4% per jaar zou worden vergoed op de schulden van klaagster en erfgename [zuster van klaagster] aan de boedel tot het moment van feitelijke voldoening aan de notaris. De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij ingevolge voormelde overeenstemming op 1 september 2005 aan alle erfgenamen hun netto vordering van het vaderlijk erfdeel uitgekeerd heeft en dit verrekend heeft met de hypothecaire vordering van de boedel op klaagster, alsmede met de rente tot de datum van verrekening. Het restant van de hypothecaire schuld van klaagster heeft hij bij de afrekening op 12 juni 2006 verrekend, wederom inclusief de rente over het restant van de hypothecaire vordering. Hiermee heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer gehandeld conform voormelde minnelijke regeling tussen de erfgenamen. Dat en waarom de notaris anders had moeten handelen, namelijk op de wijze zoals door klagers aangevoerd, hebben zij onvoldoende onderbouwd. 3.        De Kamer is van oordeel dat de notaris de erfgenamen in het algemeen - en klaagster in het bijzonder, naar aanleiding van haar vragen - blijkens de overgelegde correspondentie telkens naar behoren toelichting heeft gegeven over de door hem gedane uitgaven.