ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0092 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-40

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0092
Datum uitspraak: 11-06-2008
Datum publicatie: 15-10-2008
Zaaknummer(s): 07-40
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: 1.        De Kamer is van oordeel dat de notaris heeft mogen uitgaan van de verdeelsleutel zoals door hem voorgesteld in zijn brief van 12 januari 2004, gelet op hetgeen hierover blijkt uit de twee verslagen van diens gesprek op 18 maart 2004 met klagers en notaris [D]. Uit beide verslagen blijkt immers dat klagers met de verdeelsleutel instemden. Daaraan doet niet af dat de verslagen op overige punten van inhoud verschillen. Vervolgens is de notaris bij de afwikkeling te werk gegaan overeenkomstig de hem bij het proces­verbaal van 18 april 2005 door de erfgenamen bij onherroepelijke volmacht verleende bevoegdheid. Dat klagers bezwaren bleven houden betreffende genoemde verdeelsleutel kan, gezien de vermelde instemming, niet tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden. Met de notaris is de Kamer van oordeel dat klaagster de gegrondheid van deze bezwaren aan het oordeel van de civiele rechter dient voor te leggen. 2.        Bij de comparitie op 18 april 2005 zijn de zes erfgenamen onder meer overeengekomen, dat vanaf 1 januari 2004 een rente van 4% per jaar zou worden vergoed op de schulden van klaagster en erfgename [zuster van klaagster] aan de boedel tot het moment van feitelijke voldoening aan de notaris. De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij ingevolge voormelde overeenstemming op 1 september 2005 aan alle erfgenamen hun netto vordering van het vaderlijk erfdeel uitgekeerd heeft en dit verrekend heeft met de hypothecaire vordering van de boedel op klaagster, alsmede met de rente tot de datum van verrekening. Het restant van de hypothecaire schuld van klaagster heeft hij bij de afrekening op 12 juni 2006 verrekend, wederom inclusief de rente over het restant van de hypothecaire vordering. Hiermee heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer gehandeld conform voormelde minnelijke regeling tussen de erfgenamen. Dat en waarom de notaris anders had moeten handelen, namelijk op de wijze zoals door klagers aangevoerd, hebben zij onvoldoende onderbouwd. 3.        De Kamer is van oordeel dat de notaris de erfgenamen in het algemeen - en klaagster in het bijzonder, naar aanleiding van haar vragen - blijkens de overgelegde correspondentie telkens naar behoren toelichting heeft gegeven over de door hem gedane uitgaven. 

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s­Gravenhage

Beslissing d.d. 11 juni 2008 inzake de klacht onder nummer 07-40 van:

1.        [...],

hierna ook te noemen: klager,

2.        [...],

hierna ook te noemen: klaagster,

gezamenlijk hierna ook te noemen: klagers,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 4 september 2007, aangevuld bij brief van 7 september 2007, met bijlage;  

·         het antwoord, met bijlagen, van de notaris bij brief van 14 november 2007;

·         de repliek van klagers, met bijlagen, bij brieven van 5 en 11 december 2007;

·         de dupliek van de notaris bij brief van 30 januari 2008.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2008.

Daarbij waren aanwezig:

·         klagers,

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van klaagster.

De feiten

1.        Op 6 november 2003 is overleden [...], hierna te noemen: erflaatster. De verdeling van haar nalatenschap is geregeld bij testament van 16 mei 2001, gepasseerd voor notaris A te [...]. Bij haar codicil van 31 juli 2001 heeft erflaatster klager benoemd tot beredderaar van haar inboedel en bepaald dat klager als dank voor zijn werkzaamheden als zodanig uit haar inboedel zou dienen te ontvangen de “Aquarel van de wasvrouw” van de schilder Han van Meegeren [1889-1947] en het boek “Han van Meegeren en zijn meesterwerk van Vermeer”. Van de nalatenschap heeft zij deels geldbedragen deels roerende zaken [inboedel] gelegateerd aan haar kinderen, kleinkinderen en derden. Tot haar erfgenamen voor het overig deel van de nalatenschap heeft zij benoemd haar kinderen tezamen: haar zoons [B] en [C] voor hun legitieme rechten en haar overige vier kinderen, onder wie klaagster, tezamen en voor gelijke delen voor het overige deel.

2.        Over de interpretatie van het testament door de notaris, gegeven bij brief van 12 januari 2004, heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers, bijgestaan door notaris [D] te [...], en de notaris. Van deze bespreking hebben de notaris en klaagster ieder een eigen - andersluidend en van verschillende strekking - verslag gemaakt.

3.        Bij verklaring van erfrecht van 23 maart 2004 afgegeven door notaris [E] te […] is vastgesteld dat de zoons [B] en [C] ieder voor 1/8e deel recht hebben op de nalatenschap en de vier overige kinderen ieder voor 3/16e deel recht hebben op het overig deel van de nalatenschap. Volgens de verklaring wordt de notaris als boedelnotaris in het boedelregister ingeschreven.

4.        Bij de door de notaris gedane voorlopige aangifte van 19 augustus 2004 voor het recht van successie inzake de nalatenschap, ondertekend door klaagster in persoon en de overige erfgenamen bij volmacht, is uitgegaan van voormelde verdeelsleutel.

5.        Bij de comparitie van partijen van 18 april 2005 voor de rechtbank ’s-Gravenhage zijn de zes erfgenamen een minnelijke regeling overeengekomen, strekkende tot een definitieve verdeling van de nalatenschap van erflaatster vóór 1 januari 2006 onder leiding van de notaris als boedelnotaris, daarin bijgestaan door notaris [F] namens twee van de erfgenamen. Daarbij is onherroepelijke volmacht verleend aan beide notarissen voor de afwikkeling van de nalatenschap.

6.        In het overleg van de notaris met de belastingdienst zijn de successierechten van de erfgenamen definitief vastgesteld met onder meer instandhouding van voormelde breukdelen, hetgeen blijkt uit de brief van 21 februari 2006 van de notaris aan de erfgenamen. Bij deze brief heeft de notaris aan de erfgenamen een overzicht van de boedel gegeven met een voorstel tot verdeling. Dit voorstel is aangevuld bij zijn brief van 12 mei 2006 aan de erfgenamen.

7.        Bij brief van 19 september 2006 heeft de notaris de erfgenamen de slotafrekening van de dan afgewikkelde nalatenschap gezonden.

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht valt ­ zakelijk en verkort weergegeven ­ uiteen in de volgende onderdelen.

a.        Het proces­verbaal van 18 april 2005, waarbij de erfgenamen een minnelijke regeling overeenkwamen, strekte slechts tot een verdeling onder leiding van de notaris als boedelnotaris. Dit betekende dat de instemming van alle deelgenoten met de verdeling een vereiste was. Ondanks de protesten van klaagster is de notaris vervolgens zonder haar instemming overgegaan tot uitkering aan de erfgenamen via drie partiële verdelingen.

b.       Het testament is op verscheidene punten niet uitgevoerd. Gevraagde informatie werd niet verstrekt. Via kunstgrepen en rekentrucs ontvingen legitimarissen tezamen circa € 112.000 teveel.

c.        De door klager als executeur aangezegde wettelijke rente over zijn steeds onbetaald gebleven onkosten en zijn loon zijn genegeerd.

d.       Vanuit een natuurlijke verbintenis legateerde erflaatster aan klagers een vorderingsrecht ten aanzien van rente over hun eventuele schuld - een hypothecaire lening - die gezien de tekst van het testament met terugwerkende kracht tot de sterfdatum van erflaatster diende te worden verrekend. Deze hypothecaire lening werd op ongeoorloofde wijze afgehandeld door de notaris: de notaris verrekende de rente met terugwerkende kracht tot 1 september 2005 in plaats van tot de sterfdatum. Hierdoor werd klaagster buitensporig zwaarder belast dan bij comparitie overeengekomen was. Een bewijs van kwijting werd niet verstrekt, zodat klaagster achterblijft in een volstrekt ongewenste zakelijke situatie - een formeel openstaande hypotheek van ¦ 175.000 die niet in het hypothekenregister kan worden doorgehaald.

e.        De notariskosten zijn in strijd met de afspraken en met de bestaande regels afgehandeld.

f.         De afwikkeling van successie is onjuist. Vier erfgenamen hebben teveel belasting betaald.

g.       Verantwoording ontbreekt over bepaalde uitgaven; de aangezegde rente over door klaagster voorgeschoten onderhoud bleef onbetaald.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht
Klachtonderdelen a, b, e en f

De Kamer is van oordeel dat de notaris heeft mogen uitgaan van de verdeelsleutel zoals door hem voorgesteld in zijn brief van 12 januari 2004, gelet op hetgeen hierover blijkt uit de twee verslagen van diens gesprek op 18 maart 2004 met klagers en notaris [D]. Uit beide verslagen blijkt immers dat klagers met de verdeelsleutel instemden. Daaraan doet niet af dat de verslagen op overige punten van inhoud verschillen. Vervolgens is de notaris bij de afwikkeling te werk gegaan overeenkomstig de hem bij het proces­verbaal van 18 april 2005 door de erfgenamen bij onherroepelijke volmacht verleende bevoegdheid. Dat klagers bezwaren bleven houden betreffende genoemde verdeelsleutel kan, gezien de vermelde instemming, niet tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden.

Met de notaris is de Kamer van oordeel dat klaagster de gegrondheid van deze bezwaren aan het oordeel van de civiele rechter dient voor te leggen.

Ten slotte heeft de notaris de kosten van de afwikkeling van de nalatenschap naar behoren in zijn eindafrekening gespecificeerd, onder meer door uitsplitsing van de kosten in die van de boedelnotaris, notaris [D] en van klager als executeur.

Klachtonderdeel c

Blijkens het codicil van erflaatster zou klager voor zijn werkzaamheden als “beredderaar” van de inboedel uit de nalatenschap als dank het hiervoor onder 1. genoemde schilderij en boek ontvangen. Klager heeft volgens de notaris - onweersproken - voormeld schilderij ontvangen en daarnaast bij de slotuitkeringen een vergoeding gekregen voor alle door hem gemaakte onkosten, inclusief een gedeelte van 30% van de nota van notaris [D], waarvan mr. [D] heeft aangegeven dat het zijn adviezen aan klager betrof, in diens hoedanigheid van boedelberedderaar. Uit de door klagers overgelegde stukken blijkt niet dat klager dan wel klagers de notaris de wettelijke rente over de volgens klager als executeur gemaakte onkosten hebben aangezegd.

De Kamer acht het niet onredelijk van de notaris dat hij gezien de expliciete familierelatie, waarbij de echtgenote van klager ook erfgename in de nalatenschap was, heeft geredeneerd dat volstaan kon worden met de afgifte van het schilderij bij wijze van loon voor klagers werkzaamheden als beredderaar.

Klachtonderdeel d

Bij de comparitie op 18 april 2005 zijn de zes erfgenamen onder meer overeengekomen, dat vanaf 1 januari 2004 een rente van 4% per jaar zou worden vergoed op de schulden van klaagster en erfgename [zuster van klaagster] aan de boedel tot het moment van feitelijke voldoening aan de notaris.

De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij ingevolge voormelde overeenstemming op 1 september 2005 aan alle erfgenamen hun netto vordering van het vaderlijk erfdeel uitgekeerd heeft en dit verrekend heeft met de hypothecaire vordering van de boedel op klaagster, alsmede met de rente tot de datum van verrekening. Het restant van de hypothecaire schuld van klaagster heeft hij bij de afrekening op 12 juni 2006 verrekend, wederom inclusief de rente over het restant van de hypothecaire vordering.

Hiermee heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer gehandeld conform voormelde minnelijke regeling tussen de erfgenamen. Dat en waarom de notaris anders had moeten handelen, namelijk op de wijze zoals door klagers aangevoerd, hebben zij onvoldoende onderbouwd.

Klachtonderdeel g

De Kamer is van oordeel dat de notaris de erfgenamen in het algemeen - en klaagster in het bijzonder, naar aanleiding van haar vragen - blijkens de overgelegde correspondentie telkens naar behoren toelichting heeft gegeven over de door hem gedane uitgaven. De Kamer verwijst hiervoor bijvoorbeeld naar de declaratie van 10 augustus 2005 voor het bedrag van € 4.270,46 van het bedrijf [...] te [...] voor de werkzaamheden voor het klaarmaken van de woning aan de [...] te [...]. Dat de notaris daarnaast de - niet weersproken - afspraak over taxatiekosten en courtage met de makelaar uit [...] niet in zijn correspondentie heeft kunnen terugvinden, is op zich niet tuchtrechtelijk laakbaar.

Alle klachtonderdelen

Op grond van het hiervoor overwogene komt de Kamer tot de conclusie dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, M.G.L. den Os­Brand, J. Smal en E.D. Smit, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.