Zoekresultaten 21-30 van de 12421 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4781

    Klager verwijt een voormalig psychotherapeut onder meer schending van de vertrouwelijkheid, rolvermenging en een gebrek aan professionele distantie. De klacht is grotendeels gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met verschillende artikelen uit de Beroepscode voor psychotherapeuten (NVP 2007). Hij had de informatie over de vermeende persoonlijkheidsstoornis niet zonder toestemming van klager mogen geven aan het klinisch centrum. Ook had hij niet én klager én zijn echtgenote in behandeling mogen hebben en de echtgenote dan ook moeten verwijzen naar een ander. Verder heeft verweerder zijn professionele en niet-professionele rollen door elkaar heen laten lopen. Schorsing voor de duur van zes maanden. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4251

    Klager verwijt een voormalig gz-psycholoog onder meer schending van de vertrouwelijkheid, rolvermenging en een gebrek aan professionele distantie. De klacht is grotendeels gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met verschillende artikelen uit de Beroepscode voor psychologen (NIP 2007). Hij had de informatie over de vermeende persoonlijkheidsstoornis niet zonder toestemming van klager mogen geven aan het klinisch centrum. Ook had hij niet én klager én zijn echtgenote in behandeling mogen hebben en de echtgenote dan ook moeten verwijzen naar een ander. Verder heeft verweerder zijn professionele en niet-professionele rollen door elkaar heen laten lopen. Schorsing voor de duur van zes maanden. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/4763

    Klacht tegen Gz-psycholoog. Klager verblijft in de LFPZ-instelling van een TBS-kliniek. In de hoedanigheid van behandelcoördinator heeft de Gz-psycholoog een verslag opgesteld in het kader van het onderzoek naar de wenselijkheid van handhaving van de LFPZ-indicatie. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing LFPZ heeft vervolgens geadviseerd de LFPZ-indicatie voort te zetten. Dit advies is door de Minister voor Rechtsbescherming overgenomen. Klager verwijt de Gz-psycholoog dat zij onwaarheden in haar verslaglegging heeft opgenomen met het gevolg dat hij in LFPZ blijft en de toekomst die klager voor zich ziet onmogelijk is gemaakt. Klager verwijt de Gz-psycholoog daarnaast dat zij het niet toelaat dat twee voor hem vertrouwde personen invallen op de afdeling waar hij verblijft. De Gz-psycholoog meent dat zij met haar handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend behandelcoördinator. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:203 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5320

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een klacht over de wijze waarop de verzekeringsarts hem tijdens een medische (her)keuring te woord heeft gestaan. Het college begrijpt dat de verzekeringsarts, nu het niet mogelijk bleek om het gewicht van klager te bepalen tijdens het onderzoek, de zoon van klager heeft gevraagd naar diens gewicht. Uit deze vraag kan, op zichzelf genomen (dus zonder de gehanteerde bewoordingen en/of toon) niet worden geconcludeerd dat de verzekeringsarts zich daarmee krenkend en denigrerend (jegens klager en/of zijn zoon) heeft opgesteld. Vanwege het verschil in de beleving van het gesprek tussen partijen kunnen de feiten niet worden vastgesteld en kan het college niet vaststellen dat het verwijt van klager gegrond is. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Z2023/5332

    Gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers) voor eigen gebruik gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. Het college oordeelt dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en ernstige schade heeft toegebracht aan het vertrouwen in de individuele gezondheidszorg. De verpleegkundige is al uitgeschreven uit het BIG-register. Verbod op wederinschrijving en beroepsverbod met directe werking.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4768

    Klaagster kwam bij de huisarts na ontdekking van een knobbel in haar borst. De huisarts verwees haar voor een echo. De echo is niet gemaakt. Zes maanden later bleek borstkanker met uitzaaiingen. Klaagster verwijt de huisarts nalatigheid: handelen in strijd met de NHG-standaard Borstkanker, niet vertellen dat klaagster zelf een afspraak voor de echo moest maken en geen regie over het proces voeren. Dit alles heeft geleid tot een te late diagnose met vergaande gevolgen voor klaagster. Het college oordeelt dat de huisarts niet in strijd heeft gehandeld met de NHG-richtlijn en ook overigens geen verwijt treft. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/5362

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers) voor eigen gebruik gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. Het college oordeelt dat de verpleegkundige door haar verslaving aan opiaten de geschiktheid voor het uitoefenen van haar beroep mist. Naar het oordeel van het college is het niet verantwoord dat zij nog het beroep van verpleegkundige uitoefent. De verpleegkundige is al uitgeschreven uit het BIG-register. Verbod op wederinschrijving.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3998

    Klaagster is dementerend en opgenomen in de zorginstelling waar verweerder als verpleegkundig specialist werkte. Na een val uit bed had klaagster pijn aan haar schouder en arm. Vanwege het afgesproken terughoudend beleid kreeg klaagster eerst enkel pijnmedicatie. Uiteindelijk is klaagster ruim twee weken later in het ziekenhuis onderzocht. De arm bleek uit de kom en klaagster is geopereerd. Het college komt tot het oordeel dat verweerder enkel onzorgvuldig heeft gehandeld als het gaat om het tijdstip van het insturen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:202 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4667

    Deels gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft meerdere klachten over beoordeling door de verzekeringsarts en de verslaglegging daarvan. Ook verwijt klager de verzekeringsarts dat zij geen gehoor heeft gegeven aan zijn verzoek tot inzage van de medische rapportage voorafgaand aan de beslissing in de bezwaarprocedure. Het recht van klager op inzage en correctie van feitelijke onjuistheden vindt zijn grondslag in artikel 8 lid 2 en 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming. De betrokkene moet dit recht wel actief inroepen. Dat klager dit heeft gedaan tijdens het spreekuur staat niet ter discussie. Ook als klager zich tijdens het spreekuur onbeleefd of intimiderend heeft gedragen doet dit aan zijn recht op inzage en correctie niets af. Vanaf het moment dat klager uitsprak de rapportage in te willen zien, lag het op de weg van de verzekeringsarts om dit verzoek te honoreren. Klacht in zoverre gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Het college volstaat met de enkele constatering dat de verzekerings­arts klager actiever had moeten begeleiden in zijn verzoek om inzage vooraf van de rapportage. Klacht deels gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2022:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3557

    Voorzittersbeslissing tegen een huisarts. De klacht is ingediend door de zoon van een patiënte en heeft betrekking op haar behandeling. Er is niet gebleken dat de patiënte wilsonbekwaam is. De patiënte heeft schriftelijk verklaard dat zij klager geen toestemming heeft gegeven om namens haar tegen de huisarts bij het college een klacht in te dienen. De handtekening op de verklaring is identiek aan die op het identiteitsbewijs van de patiënte en niet aan de handtekeningen op het klaagschrift, bij het identiteitsbewijs en op de machtiging. Laatstgenoemde drie stukken heeft klager het college toegestuurd. Daaruit kan worden afgeleid dat de patiënte niet instemt met (voortzetting van) de klacht door klager. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk