ECLI:NL:TGZREIN:2023:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/4763

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:43
Datum uitspraak: 17-08-2023
Datum publicatie: 21-08-2023
Zaaknummer(s): H2023/4763
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen Gz-psycholoog. Klager verblijft in de LFPZ-instelling van een TBS-kliniek. In de hoedanigheid van behandelcoördinator heeft de Gz-psycholoog een verslag opgesteld in het kader van het onderzoek naar de wenselijkheid van handhaving van de LFPZ-indicatie. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing LFPZ heeft vervolgens geadviseerd de LFPZ-indicatie voort te zetten. Dit advies is door de Minister voor Rechtsbescherming overgenomen. Klager verwijt de Gz-psycholoog dat zij onwaarheden in haar verslaglegging heeft opgenomen met het gevolg dat hij in LFPZ blijft en de toekomst die klager voor zich ziet onmogelijk is gemaakt. Klager verwijt de Gz-psycholoog daarnaast dat zij het niet toelaat dat twee voor hem vertrouwde personen invallen op de afdeling waar hij verblijft. De Gz-psycholoog meent dat zij met haar handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend behandelcoördinator. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

‘s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 17 augustus 2023 op de klacht van:

A,

verblijvende in B,

klager,

tegen

C,

Gz-psycholoog,

werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de Gz-psycholoog,

gemachtigde: mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam voor DAS Rechtsbijstand.

1. De procedure

1.1       Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 26 augustus, 31 augustus en 15 september 2022 (laatste versie met bijlagen);
  • de brief van 28 december 2022 van de secretaris aan klager met het verzoek om aanvullende informatie;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 6 januari 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de brief van 24 maart 2023 aan klager met het verzoek om aanvullende informatie;
  • de op 5 juni 2023 van klager ontvangen brief.

1.2       De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

1.3       Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

2. De feiten

Klager verblijft op grond van de opgelegde maatregel van TBS met dwangverpleging in een TBS-kliniek. Sinds 11 februari 2019 verblijft klager in de Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LFPZ) instelling van D te B. Klager is op 4 juli 2021 overgeplaatst naar de afdeling waar de Gz-psycholoog tot 1 oktober 2022 behandelcoördinator was. In die hoedanigheid heeft de Gz-psycholoog een verslag opgesteld in het kader van het onderzoek naar de wenselijkheid van handhaving van de LFPZ-indicatie (Hertoetsing LFPZ-indicatie ten behoeve van ter beschikking gestelden van 16 augustus 2022). De Landelijke Adviescommissie Plaatsing LFPZ heeft vervolgens op 28 oktober 2022 geadviseerd de LFPZ-indicatie voort te zetten. Dit advies is door de Minister voor Rechtsbescherming overgenomen.
 

3. De klacht en de reactie van de Gz-psycholoog

3.1       Klager verwijt de Gz-psycholoog dat zij onwaarheden in haar verslaglegging heeft opgenomen met het gevolg dat hij in LFPZ blijft en de toekomst die klager voor zich ziet onmogelijk is gemaakt. Klager verwijt de Gz-psycholoog daarnaast dat zij het niet toelaat dat twee voor hem vertrouwde personen invallen op de afdeling waar hij verblijft.
 

3.2       De Gz-psycholoog meent dat zij met haar handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend behandelcoördinator.

3.3       Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

4.1 De vraag is of de Gz-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende Gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de Gz-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Opnemen van onwaarheden in de verslaglegging

4.2 Het college begrijpt de klacht zo dat klager meent dat de Gz-psycholoog nadelig en in strijd met de waarheid over hem heeft geschreven omdat hij weigerde te doen wat zij wilde. Klager omschrijft dit zelf als “vies” schrijven over hem omdat hij geen “kontje likker” is.

4.3 Het door de Gz-psycholoog geschreven verslag in het kader van de aanvraag hertoets LFPZ is uitgebreid gemotiveerd en voorzien van een uitgebreide beschrijving van de voorgeschiedenis, delictanalyse, behandelverloop, risicotaxatie, etcetera. Dat de Gz-psycholoog in deze verslaglegging (of andere verslaglegging over klager) onjuistheden schrijft blijkt niet uit het verslag zelf. Klager heeft ook niet duidelijk aangegeven wat er volgens hem niet klopt aan het verslag.

Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de Gz-psycholoog onwaarheden in het nadeel van klager heeft gerapporteerd. Dat betekent dat dit klachtonderdeel niet kan slagen.

Het bij klager weghouden van twee hem vertrouwde personen

4.4 Klager is begin juli 2021 overgeplaatst naar een afdeling waar de door hem genoemde personen niet werken. De Gz-psycholoog heeft toegelicht dat zij niet betrokken is geweest bij die overplaatsing. Verder beschrijft zij dat het niet juist is dat zij het invallen van deze personen op de afdeling belemmert, maar dat het gewoon niet veel voor komt dat moet worden ingevallen. Het college ziet geen aanleiding aan deze lezing door de Gz-psycholoog te twijfelen. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel niet slaagt.

Slotsom

4.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 17 augustus 2023 door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme voorzitter, en L.P.T. Raijmakers en N.J. Kroon, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door

M. Keukenmeester, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

5. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s Hertogenbosch. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.