Zoekresultaten 17901-17910 van de 42331 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2017:52 Accountantskamer Zwolle 16/2595 Wtra AK

      Betrokkene heeft niet gereageerd op verzoeken per brief en per e-mail van klager om een eerder afgesproken vrijwaring te bevestigen/na te komen. De advocaat van betrokkene heeft na verloop van tijd wel gereageerd.   Het had verre de voorkeur verdiend dat betrokkene wel had gereageerd gezien het belang van klager bij de vrijwaring maar het niet reageren is van onvoldoende tuchtrechtelijk gewicht om te oordelen dat betrokkene in strijd met enige gedrags- of beroepsregel heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TNORARL:2017:36 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/318691 / KL RK 17/43

      De kamer overweegt dat een notaris, alvorens hij een akte passeert, moet controleren of de tekst daarvan de instemming heeft van alle partijen bij de akte. Vastgesteld wordt dat in dit geval de notaris zich onvoldoende heeft overtuigd dat klager instemde met de tekst van de akte. Ook heeft de notaris niet tijdig een afschrift van de akte aan klager verzonden en de koopsom aan hem overgemaakt en is hij in gebreke gebleven helder met klager te communiceren. De klacht wordt gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TNORARL:2017:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/317787 / KL RK 17/36

      De kamer stelt vast dat de kandidaat-notaris – als executeur/afwikkelingsbewindvoerder – niet onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2017:28 Kamer voor het notariaat Amsterdam 624264 NT RK 17/16

    De kamer acht, gelet op de beschreven handelwijze en de aanwezigheid van verschillende indicatoren zoals hiervoor genoemd, de handelwijze van de notaris om zowel de voorbespreking met erflaatster als het passeren van het testament in dezelfde ruimte waar ook genoemde derden aanwezig waren te doen plaatsvinden, niet begrijpelijk. Zoals ter zitting uiteengezet, was deze ruimte erg klein en stond erflaatster bij het passeren in ieder geval in voortdurend visueel contact met de beide  (F en H). Niet gebleken is dat de notaris hen heeft verzocht de kamer te verlaten, terwijl dit eenvoudig te realiseren was geweest. Het is de verantwoordelijkheid van de notaris om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming. Het feit dat de notaris hierin onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht acht de kamer dan ook klachtwaardig.

  • Anders dan de notarissen, is de kamer van oordeel dat met de enkele mededeling dat de notarissen geen werkzaamheden voor klager wilden verrichten sprake is van ministerieweigering. Hieraan doet niet af dat klager formeel nog geen opdracht had verstrekt, omdat hij eerst een offerte wilde ontvangen. Ook het opstellen van een offerte valt onder de verlangde werkzaamheden als bedoeld in artikel 21 lid 1 Wna en bovendien impliceert de weigering om een offerte op te stellen de weigering om de notariële dienst te verlenen. Evenmin doet aan het oordeel van de kamer af dat de weigering in eerste instantie tijdelijk, namelijk voor de duur van de ontslagprocedure, zou zijn. Vast staat immers dat de op dat moment door klager verlangde werkzaamheden door de notarissen werden geweigerd. De kamer oordeelt evenwel dat de ontslagprocedure voor de echtgenote van klager en de (vanzelfsprekende) nauwe betrokkenheid van klager daarbij op zich een gegronde reden vormde als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna voor het opschorten van hun ministerie gedurende de ontslagprocedure. De gang van zaken in de ontslagprocedure zou immers zijn weerslag kunnen hebben op de relatie tussen klager en de notarissen met mogelijke gevolgen voor de notariële dienstverlening. Toen vervolgens na het telefoongesprek van 20 mei 2015 mede door uitlatingen van klager jegens het notariskantoor een ernstige vertrouwensbreuk tussen de notarissen en klager is ontstaan, vormde dit naar het oordeel van de kamer een gegronde reden als hiervoor bedoeld voor de notarissen om hun ministerie definitief te weigeren. De kamer acht dit klachtonderdeel jegens mr. (B) en mr. (E) dan ook ongegrond en, voor zover dit klachtonderdeel de overige notarissen mrs. (A), (C) (hierna: mr. (C)) en (D) betreft, niet ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:237 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.009

      De klacht is gericht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts, kort gezegd, dat patiënte, klagers moeder, zonder toestemming naar het ziekenhuis is meegenomen, dat de huisarts het dossier niet heeft gelezen, een foute diagnose heeft gesteld en geen goed onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Beroep klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.474

      De klacht betreft de opname en heropname van de echtgenote van klager, patiënte, op de gesloten opnameafdeling. Verweerder, psychiater, was de supervisor van de behandelaar van patiënte, destijds een co-assistent aan het einde van haar medische opleiding.  Klager verwijt verweerder het volgende: 1. tijdens de eerste opname is behoudens gesprekken met de verpleging geen en/of verkeerde en/of te late behandeling geboden; 2. tijdens deze opname is een verkeerde en/of te laat een diagnose gesteld; 3. op een bepaalde datum is patiënte sterk suïcidaal en verplicht met ontslag gestuurd; 4. tijdens de heropname is geen behandeling geboden. Afbouw van Prozac en starten met een vervangend middel is niet uitgevoerd; 5. patiënte is ondanks toezegging niet doorverwezen naar een collega beroepsbeoefenaar. Een dringend verzoek om behandeling door een andere psychiater is wel ingewilligd, maar niet uitgevoerd; 6. op een bepaalde datum is patiënte sterk suïcidaal verplicht met ontslag gestuurd als “uitbehandeld”; 7. de psychiater had een onverschillige en niet geïnteresseerde opstelling ten opzichte van patiënte.  Het RTG Den Haag verklaart de klachtonderdelen 1 t/m 3 ongegrond en 4 t/m 7 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op (met publicatie). Het CTG vernietigt deze beslissing voor zover de klachtonderdelen 4 t/m 6 gegrond werden verklaard. Klacht 7 is gegrond. CTG volstaat met een waarschuwing, omdat is gebleken dat de psychiater nog relatief onervaren was, daarna zijn werkwijze heeft aangepast, en hij heeft aangegeven te hebben geleerd van deze kwestie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:242 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.335

      Klacht tegen huisarts. De aangeklaagde arts was sinds 2006 de huisarts van klaagster en haar gezin, bestaande uit de echtgenote van klaagster en hun drie kinderen. In 2013 stelde klaagster de arts op de hoogte van haar genderdysforie. Klaagster is een jaar later apart gaan wonen van haar partner. Volgens Jeugdzorg was er sprake van een zeer onrustige thuissituatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld. De arts heeft op verzoek van de echtgenote van klaagster een kinderarts verzocht onderzoek te verrichten naar het vermoeden van kindermisbruik en informatie verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming en de politie. De klacht houdt in: 1) afgifte van een onjuiste verklaring en een onjuist rapport aan derden, 2) het verstrekken van bedrieglijke informatie zonder toestemming, 3) het schenden van het beroepsgeheim, 4) grensoverschrijdend gedrag, 5) discriminatie, 6) het opzettelijke schade toebrengen aan drie minderjarige kinderen en 7) schending van de privacy. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht voor wat betreft de onderdelen 1 tot en met 3, 6 en 7 gegrond verklaard en de arts ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd. Voor het overige is de klacht afgewezen. Nadat de arts beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, uiteindelijk beperkt tot de opgelegde maatregel, en klaagster incidenteel beroep, heeft het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarin de maatregel van berisping is opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat in het onderhavige geval kan worden volstaan met oplegging van de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:236 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.037

      Klacht tegen een CIZ-arts. Klager verwijt de CIZ-arts dat de medewerkers van CIZ onbevoegd de geneeskunde uitoefenen, dat de artsen van CIZ uitspraken doen die niet onderbouwd zijn door medisch (eigen) onderzoek en afwijken van de rapporten van artsen en gedragsdeskundigen die wel onderzoek hebben gedaan. De privacy wordt geschonden door CIZ door verkeerde gegevens door te sturen zonder dat klager weet wat er is doorgestuurd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt omtrent het handelen van de arts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over de handelwijze van de arts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:243 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.001

      Klacht tegen huisarts. Klagers zijn de kinderen van een patiënte, die in 2014 is overleden aan een aortadissectie. Gedurende de periode van 11 april 2014 tot 30 april 2014 is patiënte door drie andere huisartsen gezien, waarbij geen aortadissectie is geconstateerd. Op 6 mei 2014 heeft patiënte de (vaste) huisarts gezien. Klagers verwijten de huisarts dat zij de diagnose aortadissectie heeft gemist en onvoldoende heeft gedaan om deze diagnose te stellen, zodat een adequate behandeling is uitgebleven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klagers afgewezen. In hoger beroep hebben klagers de huisarts gesteld dat door het Regionaal Tuchtcollege niet is ingegaan op de essentie van hun klacht, inhoudende dat zij de huisarts verwijten dat zij patiënte niet heeft doorverwezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.