Zoekresultaten 9931-9940 van de 42309 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:116 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-439

    Verweerder staat al jarenlang de vennoten van een snackbar bij in diverse kwesties. Uit de overgelegde stukken is de raad gebleken dat klaagster aan verweerder opdracht heeft gegeven om bezwaar te maken en later ook beroep in te stellen tegen opgelegde bestuursrechtelijke boetes. Dat een van de schriftelijke opdrachtbevestigingen niet is ondertekend en ook geen intakegesprek heeft plaatsgevonden doet in de gegeven omstandigheden aan de binding aan de overeenkomsten niet af. Gebleken is ter zitting dat verweerder op verzoek van de vennoten, die de Nederlandse taal niet goed machtig zijn, vooral telefonisch en ook per e-mail met elkaar, waar nodig ook met hun boekhouder, heeft gecommuniceerd, op die wijze de risico’s van de procedures heeft besproken en de vennoten ook heeft geadviseerd. Dat verweerder de kans van slagen daarbij te rooskleurig zou hebben voorgesteld of de procedures bij voorbaat kansloos waren, kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder en ontbreken van stukken, niet vaststellen. Voorts heeft verweerder klaagster duidelijk genoeg geïnformeerd over de financiële gang van zaken. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:117 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-391

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Gedragsregel 27 is niet geschonden. De opmerking dat het schikkingsvoorstel “laag en summier gemotiveerd was” is in dermate algemene bewoordingen geformuleerd, dat deze de inhoud van de schikkingsonderhandelingen niet raakt. Verder heeft verweerder niet in strijd met Gedragsregel 5 gehandeld door een dagvaarding uit te brengen nadat de correspondentie van de kant van klager meer dan een maand was stilgevallen. Er is in dat geval geen sprake van rauwelijks dagvaarden. Klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:111 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-513

    Verweerder is opgetreden voor de gemeente en opgetreden voor een medewerker van de gemeente, die bij de rechtbank een verklaring heeft afgelegd in een kwestie die hem privé aangaat. Klager heeft een geschil met de gemeente en heeft in dat kader de gemeente ambtenaar laten horen. In hoeverre sprake is van tegenstrijdig belang is niet duidelijk geworden. Dat is van minder belang nu de gedragsregel over tegenstrijdige belang ten behoeve van de eigen cliënt is geschreven. De geschonden norm moet dienen om de belangen van de benadeelde te beschermen (Schuznorm). Klager is geen benadeelde van de norm en daarmee ook geen belanghebbende. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-764

    Dekenbezwaar. Uit de verklaringen ter zitting van verweerder is de raad gebleken dat van meet af aan de bedoeling was dat de twee beoogde stagiaires op de vestiging van het advocatenkantoor in [Z] in arrondissement Noord-Nederland, en niet op kantoor in [Y], in arrondissement Overijssel, feitelijk hun werkzaamheden zouden gaan uitvoeren, en daarmee op een andere locatie dan waar de patroons kantoor houden (verweerder en zijn medewerker). De raad is van oordeel dat verweerder in strijd met de artikelen 9b, 10 en 46 Advocatenwet heeft gehandeld door de raad van de orde Overijssel, en de (waarnemend) deken, te misleiden door de raad van de orde niet actief en volledig te informeren over de gewenste afwijkende constructie met de stagiaires waarbij de stagiaires fysiek op een andere kantoorlocatie in een ander arrondissement zouden gaan werken dan de patroons. Daarbij kan in het midden blijven of daarbij sprake is geweest van opzet van de kant van verweerder. Hij heeft bewust, dan wel onbewust, de raad op het verkeerde been gezet, terwijl hij door ondertekening van het formulier tot goedkeuring van het patronaat heeft verklaard met alle toepasselijke en relevante bepalingen bekend te zijn geweest. Hij had daarnaar dus ook dienen te handelen. Verweerder neemt nu, zo is de raad uit de zitting gebleken, zijn verantwoordelijkheid als patroon richting zijn eigen stagiaire. Of de andere stagiaire als gevolg van het handelen van verweerder in september 2019 alsnog uit de advocatuur is gegaan, kan de raad niet vaststellen, nu de deken dat standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder was volgens de raad niet goed op de hoogte van de relevante bepalingen in de Advocatenwet die betrekking hebben op de goedkeuring om patroon van een stagiaire te worden, terwijl dat wel van hem verwacht mocht worden. Organen die toezicht houden op advocaten moeten ervan uit kunnen gaan dat zij juist worden geïnformeerd. Daarnaast wordt van een patroon en tevens werkgever, zoals in het geval van verweerder, nog een extra grote zorgvuldigheid verwacht. Verweerder is hierin naar het oordeel van de raad tekortgeschoten en heeft daarmee in strijd gehandeld. Gelet hierop enerzijds en het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden van verweerder anderzijds, terwijl verweerder inmiddels de nodige veranderingen heeft doorgevoerd om zijn stagiaire onder zijn begeleiding op zijn kantoor in [Y] op te leiden tot een volwaardig advocaat en enig inzicht heeft getoond in het tuchtrechtelijk verwijtbare van zijn handelen, acht de raad de oplegging van de maatregel van berisping aan verweerder passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:112 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-075

    Ongegrond verzet. Klacht betrof de vermeende misleiding van rechter door verweerster omdat zij volgens klager relevante informatie heeft achtergehouden en ook valse informatie heeft verstrekt. Anders dan klager is de raad van oordeel dat de bedoelde “geheime besluiten” niet door verweerster maar door de betrokkenen aan klager verstrekt hadden moeten. Als zij dat om hun moverende redenen niet hebben gedaan en verweerster daarover ook niet hebben geïnformeerd, kan verweerster daarvoor als de advocaat van de voormalige werkgever van klager niet verantwoordelijk worden gehouden, zoals klager heeft betoogd.  Zover reikt voor een advocaat van de wederpartij een onderzoeksplicht naar de juistheid van de informatie van een cliënt niet.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:119 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-800

    Voorzittersbeslissing. Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat op een advocaat in zijn algemeenheid geen plicht rust om te reageren op de correspondentie van de wederpartij. Voor zover verweerder daarmee in strijd heeft gehandeld met de eigen kantoorklachtenregeling, zoals klager hem ook verwijt, kan klager zich daar niet op beroepen, aangezien een dergelijke klachtenregeling alleen de relatie tussen de advocaat en de cliënt betreft.  Evenmin is sprake van een plicht om een wederpartij te informeren over beëindiging van de opdracht.  Verweerder heeft daarnaast de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij van klager toekomende vrijheid niet overschreden.  Kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:40 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-255/DB/ZWB

      De feitelijke grondslag van de klacht ontbreekt: niet gebleken dat opdracht is verstrekt voor opstarten van civiele procedure en evenmin dat verweerder niet heeft gereageerd op klagers klachtbrief. Kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:113 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-754

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Het antwoord op de vraag of verweerder door de verstrekking van klagers telefoonnummer aan een derde de AVG heeft geschonden, is voorbehouden aan de Autoriteit Persoonsgegevens, waar klager ook een klacht over verweerder heeft ingediend. Het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens hoeft voor een oordeel over de klacht niet te worden afgewacht, omdat een eventuele schending van de AVG niet zonder meer ook een tuchtrechtelijk gegronde klacht oplevert. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:182 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-212

    Voorzittersbeslissing. Klaagster heeft zich op 6 juni 2019, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46 g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde verjaringstermijn, met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Voor dit tijdsverloop heeft klaagster geen verklaring gegeven. Uit de overgelegde stukken blijkt evenmin dat klaagster niet eerder dan bij webformulier van 6 juni 2019 heeft kunnen klagen. Klacht niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:183 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-221

    Voorzittersbeslissing. Optreden van advocaat tijdens een televisieprogramma in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid in het licht van de uitoefening van zijn beroep als advocaat niet aan te merken als absoluut ongeoorloofd.