Zoekresultaten 18431-18440 van de 42844 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:247 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.139

     

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:241 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.025

      klacht tegen een gz-psycholoog. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij hem, als voormalig patiënt, in loondienst heeft genomen en op haar terrein heeft laten wonen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de gz-psycholoog een voorwaardelijke schorsing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de gz-psycholoog.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:235 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.315

    Klacht tegen plastisch chirurg. Klager leed aan lipodystrofie in het gezicht en heeft zich in juni 2006 tot verweerder, plastisch chirurg, gewend voor een behandeling waarbij zijn wangen zouden worden opgevuld. Drie maanden later heeft de ingreep plaatsgevonden. Bij klager is in beide wangen Bio-Alcamid ingespoten. Twee jaar later bleek de Bio-Alcamid nog steeds zichtbaar en heeft verweerder klager twee opties voorgehouden: gedeeltelijke verwijdering van de Bio-Alcamid of opvulling van de diepte boven de Bio-Alcamid. Klager verwijt verweerder dat hij: 1) heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij bij de uitoefening van zijn beroep in acht moet nemen, 2) misvormingen in het gelaat van klager heeft veroorzaakt, en 3) zonder informed consent het middel Bio-Alcamid heeft gebruikt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat de arts niet zorgvuldig heeft gehandeld door klager pas op de dag van de ingreep te informeren over het te gebruiken opvulmiddel en er vanuit te  gaan dat, toen klager niet protesteerde, er informed consent was. De arts is ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd. Voor het overige is de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van de arts als het incidenteel beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-272

      Ongegronde klacht tegen een cardioloog . Verweerder heeft op basis van de klachten van patiënt, zijn bevindingen na lichamelijk onderzoek en het door hem verrichte aanvullende onderzoek – waarvan het medisch dossier uitvoerige en duidelijke verslaglegging bevat – op juiste gronden de diagnose stabiele angina pectoris heeft gesteld . Bij deze diagnose is een medicamenteuze behandeling zoals door verweerder ingezet een juiste keuze conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie. Het College kan niet vaststellen of patiënt tijdens het telefonisch contact daadwerkelijk heeft gemeld dat de medicatie niet aansloeg en hij nog steeds klachten had of dat hij enkel heeft gebeld voor het maken van een vervolgafspraak. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-554/DH/RO

    Beslissing naar aanleiding van een verzoek ex art. 60ab lid 2 Advocatenwet. Verweerder bevond zich ten tijde van de zitting van de raad in bewaring. Omdat de  vordering gevangenhouding twee dagen later in raadkamer van de rechtbank zou worden behandeld, heeft de raad zijn beslissing op het schorsingsverzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet aangehouden totdat de beslissing van de raadkamer zou zijn genomen. Bij wijze van voorlopige voorziening heeft de raad bepaald dat verweerder zich tot aan de beslissing van de raadkamer niet als advocaat mocht gedragen, met uitzondering van contacten tussen verweerder en zijn praktijkwaarnemer in het kader van de praktijkwaarneming.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:142 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-554/DH/RO

    Beslissing volgend op de beslissing van 1 augustus 2017 in de zaak 17-554/DH/RO. De raad wijst af het verzoek van de deken om verweerder ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk. De vordering gevangenhouding is op 3 augustus 2017 behandeld in raadkamer van de rechtbank. Bij beschikkingen van die datum is de gevangenhouding bevolen en de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 4 augustus 2017. De situatie als bedoeld in artikel 60ab lid 2 Advocatenwet doet zich vanaf laatstgemelde datum dan ook niet meer voor.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2017:98 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/298

      Klaagster verwijt verweerder, haar huisarts, dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen en geen lichamelijk onderzoek heeft verricht. Klaagster had zich meerdere malen tot de huisarts gewend in verband met klachten. Volgens klaagster heeft verweerder haar na het laatste bezoek doodziek naar huis laten gaan. Klaagster is een dag later op de IC opgenomen in verband met ernstige nierinsufficiëntie. Verweerder voert verweer.   Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 095/2016

      Bedrijfsarts begeleidt klaagster volgens met werkgever afgesproken eigen regie model. Dit leidt tot een te passieve houding van de bedrijfsarts t.o.v. de verzuimbegeleiding van klaagster. Opeenstapeling van tekortkomingen: niet afgeven schriftelijke rapportages aan klaagster, schijn van verlies van onpartijdigheid, te laat onderkennen ontbreken vertrouwensband, onvolledig toepassen NVAB richtlijn psychische problemen en niet toepassen STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten. Volgt oplegging van een berisping.  

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:183 Raad van Discipline Amsterdam 17-473/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster toezeggingen niet is nagekomen Evenmin valt haar terzake van het retourneren van het dossier aan klaagster enig tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:184 Raad van Discipline Amsterdam 17-476/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Ook overigens geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht kennelijk ongegrond.