ECLI:NL:TADRSGR:2017:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-554/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:141
Datum uitspraak: 01-08-2017
Datum publicatie: 15-08-2017
Zaaknummer(s): 17-554/DH/RO
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing naar aanleiding van een verzoek ex art. 60ab lid 2 Advocatenwet. Verweerder bevond zich ten tijde van de zitting van de raad in bewaring. Omdat de  vordering gevangenhouding twee dagen later in raadkamer van de rechtbank zou worden behandeld, heeft de raad zijn beslissing op het schorsingsverzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet aangehouden totdat de beslissing van de raadkamer zou zijn genomen. Bij wijze van voorlopige voorziening heeft de raad bepaald dat verweerder zich tot aan de beslissing van de raadkamer niet als advocaat mocht gedragen, met uitzondering van contacten tussen verweerder en zijn praktijkwaarnemer in het kader van de praktijkwaarneming.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 1 augustus 2017

in de zaak 17-554/DH/RO

naar aanleiding van het schorsingsverzoek ex artikel 60ab Advocatenwet van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

ambtshalve 

verzoeker  

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 27 juli 2017 met kenmerk R 2017/60 edl heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een verzoek als bedoeld in artikel 60ab lid 2 Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend bij de raad.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 1 augustus 2017 in aanwezigheid van de deken en verweerder, vergezeld van zijn advocaat [mr. K.] en zijn praktijkwaarnemer [mr. V.].

1.3 In verband met de spoedeisendheid van de zaak is ter zitting een voorlopige voorziening uitgesproken. De onderhavige beslissing betreft de schriftelijke vastlegging daarvan.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft een eenmanskantoor.

2.2 In het weekend van 15 en 16 juli 2017 is verweerder aangehouden op verdenking van het plegen van huiselijk geweld (mishandeling van ex-vriendin) en is hij in verzekering gesteld.

2.3 Op 18 juli 2017 heeft de rechter-commissaris te [plaats A] de vordering tot inbewaringstelling van verweerder toegewezen voor een periode van 14 dagen, met dien verstande dat de tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling werd opgeschort tot vrijdag 21 juli 2017 te 17.00 uur teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen zijn advocatenpraktijk zorgvuldig te kunnen overdragen. Voorts heeft de rechter-commissaris te [plaats A] de strafzaak ter behandeling verwezen naar de Rechtbank [plaats B].

2.4 De waarnemend deken heeft op 21 juli 2017 contact gehad met verweerder en diens advocaat. Verweerder heeft de waarnemend deken toegezegd dat hij zich diezelfde middag op het politiebureau te [plaats A] zou melden en dat hij vóór 16.00 uur de naam van zijn vervanger schriftelijk zou doorgeven. Op 24 juli 2017 ontving de deken van verweerder het bericht dat zijn praktijk zou worden waargenomen door [mr. V.].

2.5 Verweerder heeft zich op 21 juli 2017 niet op het politiebureau gemeld. Door inzet van opsporingsmiddelen heeft de politie [plaats A] verweerder op 22 juli 2017 aangehouden. Verweerder bevindt zich thans in bewaring.

3 DE GRONDEN VAN HET VERZOEK

3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen op grond van artikel 60ab lid 2 Advocatenwet, aangezien hij van mening is dat het een advocaat die zich in voorlopige hechtenis bevindt, voor de duur van die vrijheidsbeneming niet mag zijn toegestaan om als advocaat op te treden.

3.2 Ter zitting van de raad van 1 augustus 2017 heeft de deken desgevraagd verklaard geen bezwaar te hebben tegen aanhouding van de beslissing op het verzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet tot de beslissing van de raadkamer gevangenhouding van de Rechtbank [plaats B] is genomen (de behandeling in raadkamer is gepland op donderdag 3 augustus 2017).

4 VERWEER

4.1 Verweerder verzoekt de raad primair om het verzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet af te wijzen, omdat toewijzing van dat verzoek niet doelmatig en niet proportioneel zou zijn. Subsidiair verzoekt verweerder de raad om de beslissing op het verzoek aan te houden totdat de raadkamer gevangenhouding van de Rechtbank [plaats B] een beslissing heeft genomen over de gevorderde gevangenhouding.

5 BEOORDELING

5.1 De vordering gevangenhouding zal naar alle waarschijnlijkheid op 3 augustus 2017 in raadkamer van de Rechtbank [plaats B] worden behandeld, slechts twee dagen na het plaatsvinden van de zitting van de raad. Naar verwachting zal de raadkamer kort nadien een beslissing nemen over de gevorderde gevangenhouding van verweerder. Dit betekent dat verweerder wellicht op korte termijn vrijkomt, waarmee dan automatisch de eventueel door de raad op grond van artikel 60ab lid 2 Advocatenwet op te leggen schorsing zou eindigen. De raad acht het gelet daarop raadzaam om zijn beslissing op het schorsingsverzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet aan te houden totdat de beslissing van de raadkamer gevangenhouding van de Rechtbank [plaats B] is genomen. Voor de tussenliggende periode zal de raad bij wijze van voorlopige voorziening bepalen dat verweerder zich niet als advocaat mag gedragen tot de raadkamer een beslissing heeft genomen over de gevorderde gevangenhouding. Wel mag verweerder in het kader van de praktijkwaarneming contact hebben met [mr. V.].

BESLISSING

De raad van discipline:

- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verweerder zich tot aan de beslissing van de raadkamer gevangenhouding van de Rechtbank [plaats B] niet als advocaat mag gedragen, met uitzondering van contacten tussen verweerder en [mr. V.] in het kader van de praktijkwaarneming;

- verzoekt partijen om de griffier van de raad zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van die beslissing;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2017 verzonden.