ECLI:NL:TADRAMS:2017:183 Raad van Discipline Amsterdam 17-473/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:183
Datum uitspraak: 04-08-2017
Datum publicatie: 14-08-2017
Zaaknummer(s): 17-473/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster toezeggingen niet is nagekomen Evenmin valt haar terzake van het retourneren van het dossier aan klaagster enig tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 4 augustus 2017

in de zaak 17-473/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 21 juni 2017 met kenmerk 4017-0016, door de raad ontvangen op 23 juni 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich in november 2016 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in drie verschillende zaken tegen de gemeente Groningen.

1.2 Op 15 november 2016 hebben klaagster en verweerster een gesprek gehad op het kantoor van verweerster. Klaagster heeft toen het “procesdossier” van één van de drie zaken bij verweerster achtergelaten. Verweerster heeft klaagster meegedeeld dat zij één van de zaken sowieso niet zou aannemen en dat zij klaagster nog zou berichten of zij de twee andere zaken zou aannemen.

1.3 Bij e-mail van 25 november 2016 heeft klaagster verweerster meegedeeld:

“Tot nog toe heb ik sinds ons gesprek twee weken geleden geen enkele reactie van u gehad. U zou mij bellen, maar dat heeft u niet gedaan, en op mijn mails heb ik ook geen antwoord gehad. Ik ga er dan ook van uit dat u geen belangstelling heeft. Daarom zal ik een andere advocaat zoeken. Wel wil ik u hierbij verzoeken om het dossier of aan volgende advocaat te sturen, of het klaar te leggen indien ik besluit dat het makkelijker is om op te komen halen….”

1.4 Op 21 december 2016 heeft klaagster verweerster per e-mail het volgende bericht:

“Na mijn bezoek aan u, waarbij ik u mijn dossier gaf, heeft u niet zoals u zei drie dagen daarna teruggebeld, en ook niet op mijn telefoontje gereageerd.

(…)

Kunt u mij op zijn minst laten weten of u de komende periode gewoon aanwezig bent, mocht ik mijn dossier op willen halen?”

1.5 Verweerster heeft klaagster hierop bij e-mail van 23 december 2016 meegedeeld dat haar kantoor elke dag geopend is van 9:00 uur tot 17:00 uur en dat zij zelf van 1 januari 2017 tot 4 februari 2017 afwezig is. Tevens heeft verweerster klaagster meegedeeld dat als klaagster haar postadres doorgeeft, verweerster het dossier uiteraard ook aan haar zou kunnen toezenden.

Verweerster heeft de e-mail van 23 december 2016 op 27 december 2016 nogmaals naar het e-mailadres van klaagster gestuurd.

1.6 Bij e-mail van 30 december 2016 heeft klaagster verweerster onder meer bericht:

“Ik heb tot nu toe mijn dossier niet terug ontvangen… Aangezien u een maand weg zult gaan vanaf zondag, is dat wel kwalijk. Hierbij verzoek ik u nogmaals om het mij nu eindelijk toe te sturen. U heeft mijn nieuwe adres eergisteren gekregen.”

1.7 Verweerster heeft klaagster hierop bij e-mail van 1 januari 2017 onder meer het volgende bericht:

“Tijdens ons gesprek op kantoor heeft u aangegeven nog geen vaste woonplaats te hebben. Een adres van u heb ik dan ook niet kunnen noteren. Ik vraag mij dan ook af naar welk adres u wilt dat ik het dossier toestuur? U geeft aan dat ik deze eergisteren zou hebben gekregen? Op welke wijze heeft u deze dan toegestuurd?

(…)

Er heeft zich geen advocaat gemeld, tevens heeft u geen contact opgenomen om het dossier op te halen. Een adres van u is mij niet bekend, omdat u hebt aangegeven geen vaste woon of verblijfplaats momenteel te hebben. En nu vraagt u zich af waarom ik het dossier nog niet heb toegestuurd????

U kunt uw dossier ophalen of u kunt mij uw adres geven zodat mijn kantoorgenoot het dossier aan u kan opsturen.”

1.8 Bij brief van 10 januari 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) haar toezegging om klaagster twee of drie dagen na het eerste gesprek te bellen niet is nagekomen;

b) niet heeft gereageerd op het verzoek van klaagster om het procesdossier voor haar klaar te leggen dan wel door te sturen naar een eventuele nieuwe advocaat en het procesdossier nog altijd niet aan klaagster heeft geretourneerd.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Verweerster betwist dat zij heeft toegezegd dat zij klaagster twee of drie dagen na het eerste gesprek zou bellen; volgens verweerster heeft zij tijdens het gesprek op 15 november 2016 aangegeven dat zij haar best zou doen om klaagster in de komende week te berichten, maar dat zij niets kon beloven in verband met lopende zaken. Nog voordat de week om was heeft klaagster een voicemailbericht bij verweerster achtergelaten, aan het begin van week 47. Na dat voicemailbericht heeft verweerster besloten de zaken van klaagster niet aan te nemen. Zij heeft klaagster medio week 47 geprobeerd te bellen over haar besluit om de zaken niet aan te nemen. Verweerster heeft klaagster toen echter niet kunnen bereiken. Vervolgens heeft verweerster op 25 november 2016 een e-mail van klaagster ontvangen, waarin zij aangaf op zoek te gaan naar een andere advocaat, aldus verweerster.

4.2 De voorzitter overweegt dat klaagster haar klacht, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster, niet heeft onderbouwd. Klachtonderdeel a) is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Uit het klachtdossier volgt dat klaagster verweerster op 25 november 2016 heeft verzocht om het procesdossier aan een opvolgend advocaat te sturen of klaar te leggen indien klaagster besluit dat het makkelijker is om het op te komen halen. Op 21 december 2016 heeft klaagster verweerster verzocht haar te laten weten of zij de komende periode aanwezig is, mocht klaagster het procesdossier op willen halen. Verweerster heeft hierop geantwoord op 23 december 2016 en klaagster tevens gevraagd om haar postadres door te geven. Op 27 december 2016 heeft verweerster deze e-mail nogmaals aan klaagster gestuurd. Op 30 december 2016 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij twee dagen daarvoor haar adres aan verweerster heeft doorgegeven. Verweerster heeft klaagster daarop op 1 januari 2017 meegedeeld dat zij geen adres van haar heeft ontvangen en klaagster nogmaals gevraagd haar adres door te geven. Hierop heeft klaagster niet meer gereageerd.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerster terzake het retourneren van het procesdossier, gelet op de hierboven omschreven gang van zaken, geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Verweerster heeft wel degelijk gereageerd op het verzoek van klaagster om het procesdossier voor haar klaar te leggen dan wel door te sturen naar een eventuele nieuwe advocaat. Verweerster heeft klaagster voorts herhaaldelijk gevraagd om haar postadres door te geven. Klaagster stelt weliswaar dat zij dit bij e-mailbericht van 28 december 2016 heeft gedaan, maar verweerster betwist deze e-mail te hebben ontvangen. Dat zij de e-mail niet heeft ontvangen volgt ook uit haar e-mail aan klaagster van 1 januari 2017; zij vraagt daarin immers nogmaals om het postadres van klaagster. Klaagster heeft daarop echter niet meer gereageerd. Niet gebleken is verder van een verzoek van een opvolgend advocaat om het procesdossier toe te sturen en evenmin dat klaagster naar het kantoor van verweerster is gegaan om het procesdossier op te halen en haar dit is geweigerd. In het licht hiervan valt het verweerster dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat het procesdossier nog altijd niet aan klaagster is geretourneerd. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 4 augustus 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 augustus 2017 verzonden.