Zoekresultaten 15151-15160 van de 44668 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:95 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-072/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over informatieverstrekking en communicatie kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:116 Raad van Discipline Amsterdam 19-121/A/A/D

    19-121/A/A/D: Deels gegrond dekenbezwaar. De vrijheid van meningsuiting, die ook voor advocaten geldt, brengt mee dat een advocaat geen spreekverbod kan worden opgelegd. In een noodsituatie zou dit anders kunnen zijn, maar daarvan is volgens de raad geen sprake. De raad begrijpt dat de deken wil voorkomen dat advocaten elkaar over en weer beschuldigen in de media, maar het middel dat de deken daarvoor heeft gebruikt schiet zijn doel voorbij. Wat verweerder wel te verwijten valt is dat hij bij Jinek uitspraken heeft gedaan over een gesprek dat hij en zijn kantoorgenoot mr. B met de deken hebben gevoerd. In dat gesprek heeft de deken tegen verweerder en mr. B gezegd hoe mr. A het gesprek met mr. B, waarin mr. B volgens H zou hebben gedreigd, destijds heeft ervaren. Verweerder had dit niet mogen doen. De uitspraken gaan over hetgeen mr. A aan de deken heeft verklaard in het kader van het onderzoek naar mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van mr. B en verweerder wist dat de deken ook aan mr. A had gevraagd zich niet over de kwestie uit te laten. De uitspraken van verweerder, die erop neerkomen dat de verklaring van mr. A mr. B zeker zal vrijpleiten, zijn bovendien niet juist. De raad legt verweerder hiervoor een waarschuwing op. Dat verweerder bij Jinek heeft willen aantonen dat er voor de deken geen goede reden was om een onderzoek naar mr. B in te stellen, is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:115 Raad van Discipline Amsterdam 19-235/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege het verstrijken van de driejaarstermijn.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:85 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-924 DB/LI

    Verweerster heeft in voldoende mate geverifieerd of zijdens de vrouw sprake was van een consistente wens tot echtscheiding en is niet op lichtvaardige wijze overgegaan tot het in opdracht van haar cliënte opstarten van de echtscheidingsprocedure. Van een polariserende aanpak, onnodige procedures en het bewust verkondigen van onwaarheden is niet gebleken. Klacht ongegrond. Voor zover klager klaagt over de met verweersters dienstverlening samenhangende kosten komt hem geen klachtrecht toe en is de klacht niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/063

    Klager verwijt verweerder dat hij klager onjuist heeft behandeld. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:80 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/638144 / DW RK 17/1093

    Klager stelt dat het vonnis nooit aan hem is betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de halve maand huur ten onrechte niet is meegenomen in het bankbeslag. Klager heeft herhaaldelijk verzocht om een overzicht en heeft meermalen aangegeven dat de berekening niet klopt. Er nog vanaf gezien dat een medewerker van de gerechtsdeurwaarder klager van verkeerde informatie is blijven voorzien, acht de kamer de manier van corresponderen en met name ook de daarin gebruikte toonzetting door de medewerker ongepast en daardoor tuchtrechtelijk laakbaar. Dat de vordering is opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Klacht gedeeltelijk gegrond, maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:86 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-728/DB/LI

    De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/471

    De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster niet de juiste zorg aan klager heeft verleend. Ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:37 Accountantskamer Zwolle 18/978 Wtra AK

    Surinaamse zaak. Betrokkene spreekt met de minister van volksgezondheid af dat hij naast zijn salaris als directeur van het ziekenhuis, waarvan de hoogte wettelijk vast lag, een vaste maandelijkse vergoeding mocht declareren voor consultancywerkzaamheden, die hij niet extra verrichtte. Deze handelwijze, die er op duidt dat betrokkene voor zijn directeurschap in strijd met de geldende salarisvoorschriften de facto een (hoger) salaris ontving en accepteerde, levert naar het oordeel van de Accountantskamer strijd op met het fundamentele beginsel van integriteit dat vergt dat een accountant eerlijk en oprecht optreedt. In zoverre is de klacht gegrond. Indien een klager een gemotiveerde en gesubstantieerde klacht verwoordt, die niet op voorhand onaannemelijk is, mag van een accountant in beginsel worden gevergd dat hij medewerking verleent aan voormeld onderzoek door de tuchtrechter, ook indien dat inhoudt bespreking van informatie die als vertrouwelijk in voormelde zin kan worden aangemerkt en/of overlegging van bescheiden van de opdrachtgever van de accountant vergt. Deze gehoudenheid gaat echter niet zover dat de in een tuchtprocedure aangesproken accountant zonder meer alle gegevens dient te openbaren en/of alle bescheiden dient in te brengen die in verband kunnen worden gebracht met de klacht. Hoever deze gehoudenheid strekt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, daaronder begrepen de belangen die met de klacht en met de vertrouwelijkheid zijn gemoeid. Daarbij geldt dat het aan de accountant die zich op zijn beroepsgeheim beroept, is om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die dat beroep kunnen dragen. In casu zijn deze klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd om van betrokkene te vergen dat hij een vertrouwelijk rapport, waarop de klacht van klaagster betrekking heeft maar die niet zijn opdrachtgever is, in het geding brengt.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:87 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-752/DB/LI

    Verweerster heeft klager eerder bijgestaan in een kwestie ter zake een loonvordering. Verweerster mocht optreden tegen klager in een alimentatiekwestie, omdat dit een andere zaak betrof, zij niet beschikte over voor de alimentatiekwestie relevante informatie en van redelijke bezwaren zijdens klager geen sprake was. Dat verweerster onnodig is gaan procederen is niet gebleken, noch dat zij bewust onwaarheden heeft verkondigd. Klacht ongegrond.