ECLI:NL:TADRSHE:2019:86 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-728/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:86
Datum uitspraak: 27-05-2019
Datum publicatie: 29-05-2019
Zaaknummer(s): 18-728/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  27 mei 2019

in de zaak 18-728/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 december 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mail d.d. 25 april 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij e-mail d.d. 12 september 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 17 december 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht op grond van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op  17 december 2018 verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 26 december 2018, door de raad ontvangen op 28 december 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 april 2019. Klager is verschenen. Verweerster is, zoals aangekondigd bij brief d.d. 14 januari 2019, niet verschenen.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

bewust gebruik heeft gemaakt van onjuiste informatie en zich grievend heeft uitgelaten over klager en zijn gezin.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Het is onbegrijpelijk dat de voorzitter de klachten categorisch afwijst, terwijl ze allemaal reëel, gegrond en onderbouwd zijn met feiten. Er is geen causaliteit met emoties als gevolg van het overlijden van klagers echtgenote. Dat advocaten een ruime mate van vrijheid hebben bij de belangenbehartiging van hun cliënten zou betekenen dat advocaten in ruime mate onwaarheden en leugens mogen vertellen. Dat de advocaat beschuldigingen die zijn cliënten van horen zeggen hebben zomaar opvoert in verweerschriften is onaanvaardbaar. Het standpunt van de voorzitter dat het aan het Medisch Tuchtcollege was om een oordeel te geven over de geschilpunten is onjuist, omdat dit college slechts een oordeel geven over al dan niet medisch correct handelen, en niet over zaken als smaad en laster. De voorzitter van de interne klachtencommissie heeft zelf vastgesteld dat over smaad en laster geen uitspraken zijn gedaan.

4 BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat het verweerster vrij stond om in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte, standpunten in te nemen die afweken van die van klager. De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerster daarbij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. De voorzitter heeft aldus het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2019

Griffier                                                                       Voorzitter