Zoekresultaten 20391-20400 van de 44022 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:81 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170008

    Tav ko 1: Naar het oordeel van het hof doet het er voor de beoordeling van het aan verweerder gemaakte verwijt niet toe of klaagster al dan niet bij het intakegesprek ten kantore van verweerder aanwezig was en of verweerder ervan mocht uitgaan dat klaagster verlangde dat hij voor haar zou optreden. Het kwalijke van zijn behandeling van de zaak zit daarin dat verweerder bij aanvaarding van de opdracht zich niet heeft vergewist van de identiteit van de klaagster als cliënt en vervolgens in geen enkel stadium van zijn bijstand aan klaagster persoonlijk met haar overleg heeft gevoerd over haar bijzondere positie in het geschil, waar zij immers een handtekening had gezet onder een in het Nederlands gestelde akte, waarschijnlijk zonder besef van de inhoud daarvan en de mogelijke consequenties en dat verweerder blijkbaar in het geheel geen oog heeft gehad voor de allerminst denkbeeldige mogelijkheid dat verweerster een wezenlijk tegengesteld belang zou kunnen hebben met zijn vaste cliënt B, op wiens instigatie klaagster de overeenkomst had mede-ondertekend. Tav ko 2: Verweerder erkent in zijn appelmemorie dat hij het voor klaagster ongunstige vonnis van de rechtbank niet met klaagster heeft besproken. Verweerder voert in dit verband aan dat alle contacten via B liepen waarmee hij al jaren een zakelijke relatie had en van wie hij vernam dat hij en klaagster ervan afzagen appel in te stellen. Dit betoog neemt volgens het hof niet weg dat het uiterst laakbaar is dat verweerder geen overleg heeft gevoerd met klaagster en haar bijzondere, van die van zijn vaste cliënt B mogelijk afwijkende, positie in de hele affaire niet met haar heeft besproken en haar niet persoonlijk heeft geadviseerd over de kans om, al dan niet bijgestaan door een andere advocaat, in hoger beroep een beter resultaat te bereiken. Volgt gegrondverklaring van de klacht en het hof acht de door de raad opgelegde maatregel van schrapping passend.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 262/2016

    Tandarts heeft na het ontstaan van caries (wat hem niet valt te verwijten) de mondgezondheid van klaagster onvoldoende in kaart gebracht. Onvoldoende uitgevraagd omtrent gezondheid en voeding en niets opgeschreven. Evenmin is iets vastgelegd omtrent de toestand van het tandvlees en ook van adviezen voor de mondverzorging of behandeling is niet gebleken. Verweerder heeft alleen de verrichtingen genoteerd. Goede, toegankelijke en begrijpelijke verslaglegging in het medisch dossier is van groot belang niet alleen voor de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en begeleiding, maar ook omdat het een reconstructie van de toedracht mogelijk maakt en de behandelaar in staat stelt -waar nodig- verantwoording af te leggen van het gevoerde beleid. (Zie CTG 11 december 2014, 2014.140). Het beleid van verweerder valt bij gebreke van een goede verslaglegging dan ook slechts te beoordelen aan de hand van de verrichtingen en foto’s waaruit blijkt van matige behandeling van een aantal caviteiten. Het college heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat ter zitting onvoldoende is gebleken dat verweerder inzicht heeft (gekregen) in de beperktheid van zijn . Volgt een berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:82 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160252

    De raad heeft – kort samengevat – geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder ten aanzien van de in hoger beroep aan de orde zijnde klachtonderdelen ten opzichte van klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De grieven die in het beroepschrift naar voren zijn gebracht en het onderzoek ter zitting, waarbij om een toelichting is gevraagd op de grieven ten aanzien van de afzonderlijke klachtonderdelen, hebben niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden dan ook verworpen en de beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 261/2016

    Klacht tegen huisarts. De klacht betreft het niet nakomen van de toezegging van de tragist van de HAP om klager terug te bellen. Niet correct maar, gegeven de omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:83 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160315

    Klaagsters hebben ter zitting verklaard de intrekking van de klacht te handhaven. Verweerder heeft het hof verzocht de beslissing van de raad te vernietigen waartegen klaagsters zich niet hebben verzet. Met deze stand van zaken heeft verweerder verklaard geen voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen. Het hof ziet geen aanleiding de deken de gelegenheid te bieden tot het innemen van een standpunt ter zake van de beslissing tot voortzetting van de behandeling van de klacht. Uit de eerdere visie van de deken blijkt immers al dat de deken de klacht ongegrond acht. Op grond hiervan heeft het hof de beslissing van de raad vernietigd en verstaan dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:77 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160309

    Allereerst heeft verweerder gegriefd tegen r.o. 5.4 en 5.5 van de bestreden beslissing van de raad, waarin wordt overwogen dat de raad gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de klacht ambtshalve aan te vullen ex artikel 46d, lid 9, Advocatenwet. Naar het oordeel van het hof is deze grief gegrond. Uit de stukken van de procedure bij de raad valt niet af te leiden dat verweerder in de gelegenheid is gesteld te reageren op de ambtshalve toegevoegde klacht, en het hof houdt het er dan ook voor dat verweerder, zoals hij stelt, eerst uit de bestreden beslissing heeft kunnen afleiden dat de raad de klacht ambtshalve heeft aangevuld. Aldus heeft de raad in strijd gehandeld met het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor. Het hof ziet aanleiding om ook het inhoudelijke oordeel van de raad met betrekking tot de ambtshalve aangevulde klacht, waartegen verweerders tweede grief gericht is, te toetsen. Naar het oordeel van het hof kan gezien de omstandigheden niet worden gezegd dat (de cliënte van) verweerder geen enkele aanleiding had om aan te dringen op een onderzoek. Het hof beseft terdege dat het voor klager hoogst onaangenaam was dat verweerder hem in verband bracht met een mogelijke belangenverstrengeling, maar wijst erop dat het tuchtrecht er niet toe dient om advocaten te corrigeren die een brief hebben verstuurd waarin een visie wordt ontvouwd waarmee de wederpartij van hun cliënt het volledig oneens is. Zelfs als later duidelijk wordt dat die visie onjuist was, is daarmee niet gegeven dat de advocaat zich niet heeft gedragen als een behoorlijk advocaat betaamt (vergelijk HvD 29 november 2010; ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1372).

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 297/2016

    Klacht tegen huisarts. De klacht betreft het niet nakomen van de toezegging van de tragist van de HAP om klager terug te bellen. Niet correct maar, gegeven de omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:75 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-099/DH/RO

    voorzittersbeslissing, klacht tegen advocaat wederpartij

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:78 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160310

    In ko a verwijt klager verweerder in essentie dat verweerder niet, althans onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd over de te volgen strategie in hoger beroep en in cassatie en dat verweerder zonder uitdrukkelijke machtiging van klager cassatieberoep heeft ingesteld en een kansloos cassatiemiddel heeft ingediend. Eerst vanaf augustus 2013 was verweerder bekend met een mailadres, waarop hij klager kon bereiken. Het hof is van oordeel dat verweerder vanaf dat moment per mail met klager had dienen te communiceren over de stand van zaken in de procedure in hoger beroep en de te volgen stappen en in te schatten kansen in de cassatieprocedure, waaronder de indiening van een cassatieschriftuur. Met betrekking tot het onderdeel van de klacht dat ziet op het zonder nadrukkelijke machtiging van klager instellen van een cassatieberoep stelt het hof vast dat klager volgens zijn verklaring op 8 november 2013 in kennis werd gesteld van het arrest van het hof. In het daarop volgende contact met verweerder heeft klager begrepen dat verweerder “het zou regelen”. Verweerder heeft dit naar het oordeel van het hof kunnen opvatten als een instructie tot het instellen van cassatieberoep. Tav ko c Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder, door pas na anderhalve à tweeënhalve maand een melding te doen bij zijn beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar, niet de voortvarendheid heeft betracht die van hem had mogen worden verwacht bij de melding aan zijn assuradeur.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 272/2016

    klacht tegen verloskundige. Doorverwijzing naar ziekenhuis na klachten over buikpijn bij zwangerschap 18/4. Verweerster dacht primair aan nierproblemen. Klaagster bleek weeën te hebben en is vroegtijdig in het ziekenhuis bevallen. De afwezigheid van een blaasontsteking, de toenemende pijn over de dag, het feit dat klaagster tot driemaal de verloskundigenpraktijk had gebeld en de golfbeweging van de pijnintensiteit hadden ertoe moeten leiden dat verweerster de mogelijke oorzaken op haar vakgebied, de verloskunde, adequaat had onderzocht en bevestigd of verworpen. .