Zoekresultaten 20081-20090 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:3 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160159

    Verweerder heeft met klagers onderhandeld over verhuur aan klagers van kantoorruimte in zijn advocatenkantoor. Nadat het contract gesloten is ontstaan geschillen over de huurprijs in samenhang met informatie die verweerder in de onderhandeling had gegeven over doorverwijzingen van cliënten binnen zijn kantoor. In een civiele procedure heeft de rechter in hoger beroep geoordeeld dat verweerder klagers onjuiste en misleidende inlichtingen heeft verstrekt. Na afloop van de civiele procedure wordt de klachtprocedure voortgezet. Het hof acht de klacht, net als de raad, gegrond. Art. 46 Aw houdt mede in een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid voor 'handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt'. Onder dergelijk handelen of nalaten kunnen ook privegedragingen van een advocaat vallen indien tussen die gedragingen en de praktijkuitoefening voldoende verband bestaat. Het hof is van oordeel dat in dit geval dat verband voldoende aanwezig is. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het oordeel van de rechter in hoger beroep dat verweerder klagers heeft misleid onjuist is. Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van het oordeel van de rechter in hoger beroep. Het hof acht het gedrag van verweerder onbetamelijk. Berisping.   

  • ECLI:NL:TADRARL:2016:243 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-277

    Verzet. Klacht was bij voorzittersbeslissing deels kennelijk niet-ontvankelijk (gebrek aan belang) en deels kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2016:237 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-547

    Klacht tegen eigen advocaat. Advocaat was vergeten verweer te voeren in een procedure. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar en voorts had van verweerster als redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat verwacht mogen worden dat zij nadat het in de procedure in eerste aanleg mis was gelopen de haar ten dienste staande processuele mogelijkheden had benut om de schade voor klager zoveel mogelijk te beperken. De persoonlijke situatie van verweerster, zoals ter zitting uiteen is gezet, vormt geen rechtvaardiging voor haar handelwijze. Indien verweerster meende de zaak niet meer aan te kunnen had zij deze moeten overdragen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:22 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.259

      Klacht tegen een anios ouderengeneeskunde die als dienstdoend weekendarts bij een patiënte met verminderde slikfunctie en verstikkingsgevaar heeft geadviseerd patiënte geen drinken aan te bieden en geen dagelijkse onderhoudsmedicatie te geven. De klacht houdt in dat patiënte door dit beleid is uitgedroogd en dat de anios ouderengeneeskunde zonder toestemming van klaagster, de dochter van patiënte, 'de stekker' eruit heeft getrokken. Het Centraal Tuchtcollege acht het door de arts ingezette beleid gelet op de zich toen voordoende situatie terecht en daarover bestond ook de instemming van de familie van patiënte. Het beroep wordt verworpen. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:16 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.253

      Klacht tegen een cardioloog, inhoudende dat hij patiënte, de moeder van klaagster, morfine heeft willen toedienen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het door de cardioloog (mede) voorgestane beleid en handelswijze hieromtrent, waarbij werd uitgegaan van ernstige longproblemen als oorzaak van de klachten, geen bedenkingen oproept. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:7 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.033

      Klacht tegen een verpleegkundige. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht omdat de verpleegkundige niet zou zijn onderworpen aan de tuchtrechtspraak die op de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is gebaseerd. Uit een e-mail bericht van het BIG-register van 4 april 2016 is het Centraal Tuchtcollege gebleken dat de verpleegkundige daar van 9 oktober 1997 tot en met 10 januari 2014 als zodanig stond ingeschreven. Voor handelingen die de verpleegkundige op 8 september 2005 heeft verricht is zij derhalve, in beginsel, aan het tuchtrecht onderworpen. Het Centraal Tuchtcollege is echter van oordeel dat de omschrijving van het handelen dat de verpleegkundige wordt verweten volstrekt onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een tuchtrechtelijke beoordeling van dit handelen. In elk geval is niet geheel duidelijk wat de verpleegkundige concreet wordt verweten en wat de relevantie daarvan is voor de gezondheidsklachten die klaagster stelt te hebben. Voor zover geklaagd wordt over niet geheel correcte notities die de verpleegkundige zou hebben gemaakt naar aanleiding van het telefoongesprek op 8 september 2005 met klaagster, zijn die bezwaren van onvoldoende gewicht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en wijst de klacht af.

  • ECLI:NL:TADRARL:2016:250 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-081

    Voorzittersbeslissing; klacht niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding;

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:4 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160144

    Verweerder heeft met klaagster onderhandeld over verhuur aan klaagster van kantoorruimte in zijn advocatenkantoor. Nadat het contract gesloten is ontstaan geschillen over de huurprijs in samenhang met informatie die verweerder in de onderhandeling had gegeven over doorverwijzingen van cliënten binnen zijn kantoor. In een civiele procedure heeft de rechter in hoger beroep geoordeeld dat verweerder klaagster onjuiste mededelingen heeft gedaan, althans informatie heeft verzwegen en dat hij bedrog heeft gepleegd . Na afloop van de civiele procedure wordt de klachtprocedure voortgezet. Het hof acht de klacht, net als de raad, gegrond. Art. 46 Aw houdt mede in een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid voor 'handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt'. Onder dergelijk handelen of nalaten kunnen ook privegedragingen van een advocaat vallen indien tussen die gedragingen en de praktijkuitoefening voldoende verband bestaat. Het hof is van oordeel dat in dit geval dat verband voldoende aanwezig is. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het oordeel van de rechter in hoger beroep dat verweerder bedrog heeft gepleegd onjuist is. Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van het oordeel van de rechter in hoger beroep. Het hof acht het gedrag van verweerder onbetamelijk. Berisping. De klacht dat verweerder klaagster heeft bedrogen door haar te verzoeken akkoord te gaan met een hogere huur per maand is in hoger beroep alsnog ongegrond, nu dit niet is komen vast te staan.        

  • ECLI:NL:TADRARL:2016:244 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-161

    Voorzittersbeslissing. Klacht over zorg jegens de cliënt, betreft kwaliteit van de dienstverlening. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:10 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.027

      Klacht tegen een arts. Klagers verwijten de arts (samengevat) dat zij als behandelaar van klaagster staat vermeld op het formulier van de Spoedeisende hulp, terwijl klaagster daar is gezien door een andere arts. De tekst op het formulier is dus niet correct. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.