ECLI:NL:TGZCTG:2017:22 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.259

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:22
Datum uitspraak: 10-01-2017
Datum publicatie: 10-01-2017
Zaaknummer(s): c2016.259
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een anios ouderengeneeskunde die als dienstdoend weekendarts bij een patiënte met verminderde slikfunctie en verstikkingsgevaar heeft geadviseerd patiënte geen drinken aan te bieden en geen dagelijkse onderhoudsmedicatie te geven. De klacht houdt in dat patiënte door dit beleid is uitgedroogd en dat de anios ouderengeneeskunde zonder toestemming van klaagster, de dochter van patiënte, 'de stekker' eruit heeft getrokken. Het Centraal Tuchtcollege acht het door de arts ingezette beleid gelet op de zich toen voordoende situatie terecht en daarover bestond ook de instemming van de familie van patiënte. Het beroep wordt verworpen. 

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.259 van:

A., wonende te B. (C.), appellante,

klaagster in eerste aanleg,

tegen

D., indertijd anios ouderengeneeskunde, thans patholoog,

destijds werkzaam te B. (C.), verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat  te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 17 juli 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen B. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 april 2016, onder nummer 2015-180f, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De klacht is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C.2016.256 (A./E., (destijds) verpleegkundige), C.2016.257 (A./F., verpleegkundige) en C.2016.258 (A./G., gz-psycholoog) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 december 2016, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van H. en I. en de arts, bijgestaan door mr. Nunes.

Klaagster en mr. Nunes hebben hun standpunten toegelicht mede aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

Zowel klaagster als de arts en haar gemachtigde hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            "2.       De feiten

            2.1       Klaagster is de dochter van mevrouw J., geboren in 1945 en overleden op

8 mei 2013 (hierna: patiënte).

2.2       Patiënte is van 29 januari 2011 tot haar overlijden op 8 mei 2013 verzorgd bij K., locatie L. in B. C. Verweerster was daar destijds werkzaam als (basis)arts.

2.3       Gedurende de opname ging de gezondheidssituatie van patiënte achteruit.

Op zondag 14 april 2013 raakte patiënte versuft. Verweerster is als dienstdoende weekendarts geraadpleegd. Diezelfde dag heeft een gesprek tussen verweerster en de familie van patiënte (waaronder klaagster) plaatsgehad. Hierin is de situatie van patiënte en het te volgen beleid besproken. Besloten werd te starten met een symptomatisch beleid waarbij alle orale medicatie en vocht en voeding voor dat moment zouden worden gestaakt. Inname was op dat moment niet meer mogelijk vanwege verslikgevaar en verstikkingsgevaar.

2.4       Op 15 april 2013 was patiënte weer helderder. In samenspraak met de familie, de zorgverleners en na beoordeling van de logopedist is het beleid aangepast; het aanbieden van vocht en voeding is herstart.

3.         De klacht

Hoewel de klacht jegens verweerster onduidelijk is destilleert het College uit de omvangrijke stukken de volgende klacht. Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat zij als weekendarts op 14 april 2013 het eten, het drinken en de medicatie bij patiënte heeft stopgezet, dat patiënte hierdoor is uitgedroogd en dat zij zonder toestemming van klaagster ‘de stekker’ eruit heeft getrokken.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       De toestand van patiënte was op 14 april 2013 slecht. Nadat verweerster als dienstdoende weekendarts was geraadpleegd heeft zij de familie van patiënte, waaronder klaagster, bijeen geroepen voor een gesprek. Vanwege een verminderde slikfunctie en verstikkingsgevaar heeft verweerster geadviseerd patiënte in principe geen drinken aan te bieden en patiënte geen dagelijkse onderhoudsmedicatie te geven. Er is aldus door verweerster geadviseerd een comfort-beleid te starten, waarbij patiënte bij discomfort wel zo nodig morfine en dormicum zou krijgen. Voorgaande is besproken met de familie van patiënte, waaronder klaagster, en zij hebben hiermee ingestemd.

Naar het oordeel van het College is het door verweerster op 14 april 2014 ingezette beleid verdedigbaar, is het besproken met de familie, waaronder klaagster, en had het de instemming van de familie. De klacht is dus ongegrond. De omstandigheid dat patiënte de dag daarna weer wat was opgeknapt, maakt dit niet anders. Bovendien is het beleid toen aangepast aan de gewijzigde situatie.

5.2       Aan de overige opmerkingen en grote hoeveelheid stukken van klaagster gaat het College verder voorbij, ofwel omdat de relevantie daarvan voor de klacht jegens verweerster ontbreekt ofwel omdat verweerster deze heeft bestreden en enig verwijt niet valt vast te stellen.

5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen."

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten

weergegeven in overweging 2. "De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1           In beroep heeft klaagster haar hiervoor onder 2 " De klacht " vermelde klacht herhaald en nader toegelicht. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2           De toestand van patiënte was op 14 april 2013 slecht. Nadat de arts als dienstdoende weekendarts was geraadpleegd heeft zij met (in ieder geval) beide dochters van patiënte gesproken over de behandeling van patiënte.

Vanwege een verminderde slikfunctie en verstikkingsgevaar heeft de arts geconcludeerd dat het op dat moment niet verantwoord was patiënte vocht, voeding en medicatie aan te bieden. De arts heeft aldus afgesproken een comfortbeleid te starten. Een onderdeel daarvan betrof het bij discomfort zo nodig morfine en dormicum te geven. Dit is besproken en de dochters van patiënte hebben naar de overtuiging van de arts hiermee ingestemd. Het Centraal Tuchtcollege ziet geen aanleiding om te twijfelen aan die door de dochters gegeven instemming. Het Centraal Tuchtcollege acht het door de arts ingezette beleid van 14 april 2013 terecht, gelet op de zich toen voordoende situatie. Dat de patiënte de volgende dag weer wat was opgeknapt, maakt de beoordeling van het handelen op 14 april 2013 niet anders.  Terecht is op 15 april 2013 het beleid weer aangepast aan de veranderde situatie. Overigens was de arts toen niet meer betrokken bij de behandeling van patiënte.

Nu het beleid op 14 april 2013 geen bedenkingen bij het Centraal Tuchtcollege oproept en daarover ook de instemming van de familie van patiënte bestond, is de klacht ongegrond.

4.3           Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. L.F. Gerretsen-Visser en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en drs. C. de Graaf en

drs. A.A. de Rotte, leden-beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2017.   Voorzitter  w.g.     Secretaris  w.g.